Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Sprookjes

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 7081 woorden
  • 31 januari 2002
  • 199 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
199 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Volksverhalen Sprookjes en volksverhalen Het verschil tussen een sprookje en een volksverhaal is niet zo heel groot. Eigenlijk is er helemaal geen verschil tussen een sprookje en een volksverhaal. Het woord sprookje komt namelijk van het woord sprôke dat naast spreuk bij het woord spreken hoort. Dit betekent dat sprookjes mondeling werden overgeleverd, en dus hetzelfde zijn als volksverhalen. Een sprookje is tegenwoordig een opgeschreven volksverhaal. Volksverhalen werden verteld om verschillende redenen. Zij dienden bijvoorbeeld als vermaak voor jong en oud. Want in de tijd van de volksverhalen waren boeken nog niet echt toegankelijk voor het grote publiek. Bovendien vonden de mensen het gezellig om in de zomer met zijn allen bij een kampvuur verhalen aan elkaar te vertellen en in de winter bij een haardvuur terwijl de vrouw bezig met haar werk aan het spinnewiel, of met andere huishoudelijke klussen. Een andere reden was dat de verhalen af en toe uit verveling verteld werden. Deze verveling kwam omdat er nog weinig dingen van amuserende waarde bestonden. Zij hadden bijvoorbeeld nog geen wijze tovermachines, waar je door middel van er een woord in te stoppen en een druk op de knop in staat was om de hele wereld in je kasteel te halen. Dit wordt tegenwoordig toch wel gezien als het grootst mogelijke tijdverdrijf. Ook hadden ze toen natuurlijk nog geen televisietoestel en de daarbij behorende spelcomputers. Ook konden de meeste mensen in die tijd nog niet lezen en schrijven, daardoor was het lezen van een boek nog niet mogelijk. Een aantal volksverhalen komt waarschijnlijk uit de Indische literatuur. Na de kruistochten is het pas een eigen genre geworden. De volksverhalen werden door mensen aan elkaar verteld. Het volksverhaal legde als het ware een reis af door verschillende landen, omdat de mensen uit verschillende culturen het volksverhaal aan elkaar vertelden. Doordat het volksverhaal in zoveel gebieden kwam, werd er steeds iets toegevoegd vanuit de eigen cultuur. Dit zorgde ervoor dat veel mensen zich konden inleven in het volksverhaal, doordat het dicht bij hun eigen cultuur lag. Er zijn dus wel verschillen tussen de verschillende versies van het sprookje Assepoester. In Frankrijk heeft het meisje een toverfee en een pompoen die een koets omgetoverd werd. In het Duitse sprookje is de toverfee een vogeltje en er komt helemaal geen pompoen in het sprookje voor. Een overeenkomst tussen alle versies van Assepoester is dat in alle landen het meisje wel naar de as vernoemd wordt. Assepoester is namelijk een meisje die de laagste rang van het huishouden moet werken, zij moet namelijk in de as blazen. Dit verklaart ook haar naam. Poesten is blazen, dus blazen in de as. Het is niet mogelijk om een bepaalde plaats aan te wijzen waar de volksverhalen zijn ontstaan, of om een groep mensen aan te wijzen als de bedenkers van de volksverhalen. Want in alle landen waren wel volksverhalen te vinden die op een gegeven moment werden overgeleverd aan andere landen. Het is wel mogelijk om vier bevolkingsgroepen aan te wijzen als volken die hoofdzakelijk de volksverhalen produceerden. Dit waren de Grieken, Germanen, Indiërs en de Egyptenaren. Deze bevolkingsgroepen hadden namelijk mythologieën die naarmate ze overlevert werden meer in volksverhalen veranderden dus toegankelijker voor de gewone sterveling werden. Het verschil tussen een mythologie en een volksverhaal is dat in mythologieën vaak gesproken wordt over goden en het godenrijk en in volksverhalen werd gesproken over pratende dieren, feeën, heksen en kabouters. Inhoudelijke overeenkomsten In dit gedeelte van het werkstuk willen wij de inhoudelijke overeenkomsten tussen de verschillende sprookjes nader toelichten. De teksten in volksverhalen en sprookjes vertonen zoals iedereen wel weet, veel gelijkenissen. Wij willen dit verduidelijken met een aantal voorbeelden. Ook willen wij de verschillende aspecten in een sprookje nader belichten. Dit willen wij toelichten aan de hand van een aantal sprookjes. Veel sprookjes beginnen met de veelzeggende woorden: "Er was eens". Deze woorden kondigen vaak al aan dat er een sprookje gaat komen. Deze woorden zijn dus een van de belangrijkste kenmerken van een sprookje. Jong en oud weet al wat er komen gaat als men deze woorden hoort. Deze woorden worden bijvoorbeeld gebruikt bij een van de bekendste sprookjes van de gebroeders Grimm. Dit sprookje, "Roodkapje" begint met deze magische woorden. Bijna alle volksverhalen en sprookjes bevatten een wijze les. Deze wijze les wordt ook wel een moraal genoemd. Over deze wijze les moet je als lezer vaak nadenken, het is vaak niet mogelijk om in een keer de diepe achterliggende gedachte te ontrafelen. In veel van de volksverhalen (sprookjes) wordt gesproken over een thema, waar je als kind automatisch iets van zou moeten leren. Neem bijvoorbeeld het sprookje "Roodkapje". Roodkapje is een klein meisje dat aan haar zieke grootmoeder koekjes moet brengen in het bos. Haar moeder had haar gezegd dat ze vooral op het pad moet blijven, omdat er in het bos wilde dieren zijn, die haar iets aan zouden kunnen doen. Maar helaas luisterde Roodkapje niet goed naar haar moeder en ging toch van het pad af om bloemen te gaan plukken. Dit idee om bloemen te gaan plukken had ze van een wolf, de wolf gebruikte de tijd om haar grootmoeder te verslinden. Toen zij bij haar grootmoeder aankwam, at de wolf haar ook op. Toevallig kwam er een jager voorbij die haar en haar grootmoeder wist te redden. De wijze les die je uit dit sprookje kunt trekken is dat je altijd je moeder moet gehoorzamen, als zij wat tegen je gezegd heeft. De wijze les in sprookjes, heeft dus vaak een opvoedkundige waarde. Hoe vaker kinderen dit sprookje te horen krijgen hoe eerder zij begrijpen dat zij hun ouders moeten gehoorzamen. Een ander bekend kenmerk uit sprookjes is dat er veel herhaald wordt. Bepaalde poëtische zinnen worden telkens opnieuw herhaald, dit kun je bijvoorbeeld vinden in het sprookje "Assepoester". Assepoester die de hoofdpersoon uit het gelijknamige sprookje is herhaald telkens de zin, "Boompje schud je heen en weer, Werp goud en zilver op mij neer". Ook de vogels vervullen een belangrijke rol in het sprookje, en ook zij hebben een zin die veel herhaald wordt. We citeren deze zin in het Duits omdat hij dan wel poëtisch verantwoord is. Deze zin luidt: "rucke di guck, rucke di guck, Blut ist im Schuck (Schuh): Der Schuck ist zu klein, die rechte Braut sitzt noch daheim." Ook worden er in sprookjes ook vaak gebeurtenissen herhaald, in een andere vorm. Je ziet dit bijvoorbeeld in het sprookje, "Hans en Grietje". In het sprookje Hans en Grietje worden de kinderen drie keer in het bos achtergelaten. Jonge kinderen pikken dingen vaak minder snel op. De herhaling zorgt er in dit geval dus voor, dat het verhaal juist op de kinderen overkomt. Een modern voorbeeld hiervan is het kinderprogramma "de Teletubbies". In dit programma wordt het filmpje ook altijd twee keer vertoond. De doelgroep voor dit programma zijn ook jonge kinderen. Het familieleven staat in sprookjes vaak centraal. Binnen de familie is het vaak zo dat er spanningen zijn ontstaan. Er is bijna altijd een minderwaardige binnen de familie. Deze persoon vertolkt ook vaak de hoofdrol binnen het sprookje. In sprookjes komt het vaak voor dat je te maken hebt met een gezin dat een probleem heeft, zoals bijvoorbeeld het overlijden van een van de ouders, of geldproblemen. In een situatie waarin een van de ouders van het kind overleden is, komt er vaak een boze stiefmoeder voor de lieve moeder in de plaats. Deze stiefmoeder brengt vaak problemen met zich mee, zoals een voorkeur voor haar biologische kinderen, of een sterke afkeer, jaloezie voor het stiefkind in kwestie. De vader heeft in de meeste sprookjes vaak een passieve rol. Hij houd wel van zijn kind, maar bemoeit zich niet met de opvoeding. De opvoeding laat hij over aan de stiefmoeder en hij durft het vaak niet op te nemen voor zijn eigen kinderen. De vader houd zich vaak erg op de achtergrond. In de meeste sprookjes kun je duidelijk zien dat de vrouw meestal de slechterik is. Je ziet dit in het in de sprookjes: Assepoester, Sneeuwwitje, Doornroosje en Hans en Grietje. Vaak komt de vrouw lief over op de vader, maar is zij erg gemeen tegenover haar stiefkinderen. Vaak gebeuren er dingen achter de rug van de vader om, en heeft de vader niets in de gaten. De kinderen zeggen hier niets over, omdat ze een zachtaardig karakter hebben. De stiefmoeders slijmen vaak tegenover hun echtgenoten. Wat ons ook opviel aan de sprookjes is dat de hoofdpersonen vaak jonge kinderen zijn. Dit is bewust zo gedaan, omdat de doelgroep zich dan verbonden voelt met de hoofdpersoon en zich goed kan identificeren met diegene en zijn of haar situatie. Veelal draait het sprookje om een jong meisje. Vaak is dit meisje een jong weerloos ding, dat niet voor zichzelf op durft te komen en weinig zelfvertrouwen heeft. Veel meisjes van deze leeftijd zitten ook met deze frustrerende problemen, omdat hun ouders hen niet begrijpen of omdat zij in een identiteitscrisis zitten. In de meeste sprookjes spelen dieren een hele belangrijke rol. Een ander woord voor verhalen met dieren waar je een moraal uit kunt halen, is een fabel. Een voorbeeld van zo'n fabel is de Bremer stadsmuzikanten, dat wij hier in grove lijnen vertellen. Een ezel, een hond, een kat en een haan werden door hun bazen niet goed verzorgd. Ze liepen weg en kwamen elkaar tegen en samen gingen zij op weg naar Bremen. Onderweg zagen zij een lichtje en ze gingen ernaar toe. Ze zagen een groepje rovers aan een gedekte tafel zitten en besloten hun te overvallen. Maar, helaas voor de rovers, waren de Bremer stadsmuzikanten ze iets te slim af en ze wisten de rovers te verjagen. Ze gingen namelijk op elkaar staan en maakten allemaal rare geluiden. Hiervan schrokken de rovers erg en ze zetten het op een lopen. De moraal van dit verhaal is dat we samen sterk zijn. Dieren nemen in sprookjes vaak menselijke eigenschappen over. De dieren kunnen praten, en recht op lopen. Vaak hebben de dieren het verstand van een mens. Ook qua levensstijl hebben de dieren in sprookjes veel overeenkomsten met de mensen, zo eten zij aan tafel en eten zij dingen die gewone mensen ook eten. Net als bij de mensen hebben de dieren in de sprookjes ook slechte en goede eigenschappen, en heb je ook goede en slechte dieren. Neem bijvoorbeeld de grote boze wolf uit "Roodkapje" en de vogels uit "Assepoester". In veel sprookjes kom je ook dichtvorm tegen maar dit hebben we ook al genoemd in het stukje over herhalen. Sprookjes bevatten ook vaak magische voorwerpen. Deze voorwerpen bevatten eigenschapen die normale voorwerpen niet hebben. Zo zijn er bijvoorbeeld de rugzak uit "Tafeltje... dek je!" deze rugzak heeft de eigenschap dat er dingen uit tevoorschijn getoverd konden worden. Nog een voorbeeld van een voorwerp met een magische eigenschap van een voorwerp is de put uit het sprookje "Vrouw Holle" deze put heeft als eigenschap dat je terechtkomt in de wereld van vrouw Holle. Standaard in sprookjes is dat er in een sprookje altijd een probleem overwonnen moet worden. Problemen zoals honger, armoede en jaloezie. Deze problemen worden aan het eind van de sprookjes ook altijd overwonnen. Het goede overwint het kwade altijd. Dat is een goede eigenschap van sprookjes. Sprookjes lopen ook altijd standaard goed af voor de hoofdpersoon. Deze hoofdpersoon komt altijd een ervaring rijker uit de strijd. Vaak komen ze ook financieel rijker uit de strijd. Een kind zal niet kunnen rusten voordat de slechterik uit het sprookje dood is. Kinderen wachten op het moment dat de heks, wolf of boze stiefmoeder een gruwelijke dood sterft. Hier geldt dus ook dat: het goede het kwade altijd moet overwinnen. Op het eind worden bij sprookjes, net als bij het begin, een aantal standaardzinnen gebruikt. Zinnen als: "En ze leefden nog lang en gelukkig", "En als ze niet gestorven zijn, leven ze nu nog" en "Zo komt het dat...". Deze zinnen zijn in de loop van de jaren altijd hetzelfde gebleven. De zinnen zijn kenmerkend voor de sprookjes en zijn niet meer uit de tegenwoordige sprookjes weg te denken.
Sprookjes en de geheimen van het leven Er is een groep mensen geweest die onder leiding van Fientje Weissenberg-Seebohm heeft uitgezocht wat sprookjes ons vertellen over de geheimen van het leven. Er hebben veel mensen meegewerkt aan dit onderzoek, dat ook wel het Nederlands sprookjesonderzoek wordt genoemd. Je kunt de geheimen van het leven ontdekken als je de sprookjes zelf jaren achter elkaar verteld. Je kunt ze alleen begrijpen als je zelf kijkt naar de ontwikkeling van een mens en van de gehele mensheid. Als je de geschiedenis van de cultuur van Europa bekijkt, kun je zien dat er continu een strijd is geweest tussen de kerk en de ketterse bewegingen. Deze ketterse bewegingen wilden toch hun wijsheden bekend maken. Dit deden zij onder andere door het vertellen van verhalen waarin zij hun wijsheden verstopt hadden. Deze verhalen kunnen de mens helpen in hun ontwikkeling, maar ze kunnen mensen ook al wijzen op dingen die ze nog kunnen gaan tegenkomen in hun leven. Je kunt een sprookje pas echt goed begrijpen als je weet in welke situatie de bedenker verkeerde toen hij het sprookje/volksverhaal bedacht. Je kunt het sprookje het beste begrijpen als je je verdiept hebt in de cultuur van het gebied waar ze bedacht zijn. Het sprookje "Roodkapje" kun je op de volgende manier zien: Het rode kapje dat Roodkapje draagt beschermt haar tegen de (boze) buitenwereld. Door zich van de buitenwereld af te schermen, zorgt ze ervoor dat ze een eigen wereldje voor zichzelf heeft gecreëerd. Het rode kapje van Roodkapje geeft aan dat ze zelf kan denken en kan voelen. Roodkapje luisterde niet naar haar moeder. Dit is iets heel natuurlijks, ieder mens die zelf gaat denken en zal uiteindelijk zijn eigen weg gaan. Dit komt omdat men niet zal luistern naar de waarschuwingen waarvan men het nut niet inziet, vaak omdat men niets snapt van deze waarschuwingen. Het rode kapje wijst op de ik-fase. Roodkapje was dol op avonturen en wilde graag ervaringen op doen. Ze wordt verleid om nieuwe kennis te gaan verzamelen en niet om de oude wijsheid te vinden. Door deze nieuwe kennis zet ze al het andere aan de kant om zich op deze nieuwe kennis te richten. Ze vergeet zelfs even de oude wijsheden (de grootmoeder). De jager wordt gezien als de verlosser, hij verlost niet alleen roodkapje met haar nieuwe kennis maar ook de grootmoeder met haar oude wijsheden. Een sprookje kan het beste vertelt worden door iemand die zelf sprookjes begrijpt. Om een sprookje goed te begrijpen moet je het sprookje eigenlijk van binnen uit beleven. Je moet het gevoel hebben dat je erbij bent. Vooral kinderen hebben dit heel sterk, zij kunnen zich erg goed inleven. Een sprookje kunnen kinderen als echt ervaren, terwijl de volwassenen het sprookje relativeren. Er zijn ook wel volwassenen die het sprookje echt mee kunnen beleven. Kinderen kunnen de waarheid (wijsheid) in een sprookje onbewust voelen. Vrouwen vertegenwoordigen in sprookjes meestal gevoelens, ook heksen en stiefmoeders, zij staan symbool voor het bieden van weerstand. De mannen vertegenwoordigen vaak de kwaliteiten van de mens, mannen strijden, verslaan, en zijn moedig in de sprookjes. De boodschap van alle sprookjes is dat de mens zich als individu moet gaan ontwikkelen, omdat dat de enige manier voor mensen is om zich te kunnen ontwikkelen. In vroegere tijden geloofde bijna iedereen dat er een zichtbare en een niet - zichtbare wereld was. Vroeger was de scheiding tussen deze twee niet zo groot. Dit kwam onder andere doordat er mensen waren die met hun helderziendheid gestorven mensen konden waarnemen. Langzamerhand begonnen steeds meer mensen en culturen te geloven in reïncarnatie. Op den duur is men zich meer gaan richten op het leven op deze aarde. In sprookjes klinken dan ook vaak de gedachten aan een leven na de dood en reïncarnatie door. In het sprookje "Vrouw Holle" komt heel duidelijk naar voren dat de stiefmoeder en haar dochter gericht zijn op het aardse leven. De stiefmoeder en haar dochter zijn er materialistisch ingesteld, hebberig zelfs. Ieder mens bevat de eigenschappen van beide meisjes, de luie lelijke dochter die zich alleen richt op zichzelf, en het mooie knappe meisje dat veel voor anderen overheeft. Het sprookje "Assepoester" zou weleens uit de vroegere Germaanse tijd kunnen komen. Dit komt omdat in die tijd het recht van de jongste gold. De jongste werd bespot en geplaagd maar erft of krijgt uiteindelijk alles. Bij Assepoester is het logisch dat haar stiefzusjes niets zouden krijgen. Het is dan ook zeer logisch dat Assepoester door haar stiefzusjes gehaat werd en dat zij haar plaagden en probeerden te vernederen. Dit zie je vaak terugkeren in sprookjes. 2. Tijdsbeeld In de tijd dat de sprookjes werden opgeschreven, gebeurde er binnen Europa veel. De rijke mensen kregen in de maatschappij na de Franse revolutie steeds meer macht en aanzien. Deze groep had grote invloed op de bevolking. Zij richtten zich vooral op de kunst uit vroegere tijden, en hechten hier veel waarde aan. Dit zorgde ervoor dat het Neoclassicisme erg populair werd bij de bevolking. De burgers vonden na verloop van tijd dat deze stijl teveel betrekking had op andere landen. De mensen vonden de stijl te internationaal. Dat was de reden voor een zoektocht naar belangrijke personen of gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis. Tijdens deze zoektocht stuitten de mensen vaak op een sprookjesachtige wereld, vol met ridders en jonkvrouwen. Het Classicisme draaide vooral om de kunst uit het verleden precies hetzelfde weer te geven. De Romantiek is aan het einde van de achttiende eeuw ontstaan. De Romantiek was een stroming die duurde van 1800 tot 1850. De Romantiek was een manier van leven en dus niet een gewone stijl. Veel mensen werden in deze stijl geïnspireerd door de letterkunde. Tegen het einde van de 18e eeuw had men geen zin meer in het logische denken, men wilde terug naar de natuur en het gevoelsleven moest een belangrijke rol gaan spelen. Goethe was in Duitsland een van de eerste schrijvers van de Romantiek. Goethe haalde zijn inspiratie uit de natuur. Hij gebruikte deze inspiratie uit de natuur om aan bepaalde gevoelens of stemmingen te uiten. Goethe was heel erg goed in het weergeven van gevoelens in natuurbeelden. Hij werd daarom ook wel een Erlebnisdichter genoemd. Dus iemand die zijn ervaringen in zijn werk weergeeft. In de Romantiek richtte de kunst zich in het algemeen dan ook op de uitdrukking van gevoelens van vaderlandsliefde, en de mensen begonnen het verleden te idealiseren. In de Romantiek draaide het vooral om het gevoel, mensen gingen meer op hun gevoel af. De mens als individu kreeg veel aandacht. Ook mochten beslissen of zij iets mooi of niet mooi vonden. De verschillende richtingen uit de Romantiek waren: *Droom en fantasie. In de Romantiek dachten veel mensen dat dromen gecreëerd werden doordat tijdens het slapen spoken in de slaapkamer aanwezig waren. De duivel veroorzaakte nachtmerries. *Terug naar de natuur. Men was van mening dat de mens van uit zichzelf goed was, maar door de maatschappij verandert in een bedorven persoon. Mensen wilden weg uit de stad, omdat daar het slechte heerste. Men zocht het contact met de natuur. *Vluchten naar vreemde en exotische culturen. Exotische streken werden bezocht door Romantische schilders en schrijvers. Zij deden hier ervaringen en inspiratie op die zij weer verwerkten in hun kunstwerken. *Vluchten uit de werkelijkheid naar het verleden. Neostromingen kwamen op. Dit betekende dat men opnieuw belangstelling kreeg voor vroegere stromingen. In deze Neostromingen waren verschillende groepen te onderscheiden. Deze groepen richtten zich allemaal op een ander stroming uit het verleden. Schrijvers van de Romantiek schreven over verlangen, eenzaamheid, melancholie en over de structuur van het leven. Ze wilden niet burgerlijk zijn en ontwikkelden een grote liefde voor de natuur. De oude volksverhalen werden weer belangrijk, mensen kregen er steeds meer behoefte aan. Deze verhalen gingen over helden uit de geschiedenis, ridders en liefdesgeschiedenissen. Daar komt de naam Romantiek dus ook vandaan. Het kan zijn dat wij de naam "roman -tiek" hieraan moeten verbinden. Een uit het Frans afkomstige term, voor een verhaal uit de Romaanse taal is "Roman". Het hele tijdperk van de Romantiek wordt gezien als een grote drang naar een nationale verbondenheid. Deze drang zie je dus vooral terug in de kunst. In de tijd van de Romantiek zijn er veel historische romans en sprookjes geschreven, dit gebeurde vooral om het nationale gevoel verder te versterken. Tussen Romantiek en Nationalisme zijn een paar overeenkomsten. Een belangrijke overeenkomst is een gevoel van verbondenheid en verheerlijking van het vaderlandse verleden. Een verschil tussen Romantiek en Nationalisme is dat de romantiek veel verdraagzamer is. De Romantiek is veel uitgebreider dan het Nationalisme. Romantiek wordt vooral gezien als een stroming, en Nationalisme meer als een gevoel. De Duitse bevolking hield zich bezig met de geschiedenis van de Duitse Middeleeuwen. De Duitse Middeleeuwen waren voor Duitsland erg succesvol geweest. Ook in andere landen waren de bevolkingsgroepen zich aan het richten op gebeurtenissen uit het verleden. De aandacht voor het verleden van het eigen land, zorgde ervoor dat de bevolking zich ook ging interesseren voor het verleden van andere landen. Zij konden met de gegevens uit het verleden van andere landen zelf hun kennis verijken. Hierdoor kon men met de gegevens uit verschillende stijlen zelf een nieuwe stijl ontwikkelen. De stijlen die zich in Duitsland ontwikkeld hadden worden wel Neo-Romaans en Neogotiek genoemd. In het Realisme wilden de mensen alles zo echt mogelijk weergeven. Binnen het Realisme waren er duidelijk twee richtingen die je kon aanwijzen. Een richting had duidelijk een karakter dat gericht was op de maatschappij. Deze stroming vloeide voort uit het tijdperk van de Romantiek. De kunstenaars keken meer naar het gewone alledaagse leven en de dramatiek daarvan. Ook ontstond er binnen het Realisme een naturalistische stroming. Deze stroming hield zich vooral bezig met de natuur. De natuur wilden zij zo natuurlijk mogelijk proberen weer te geven. 3. De gebroeders Grimm Biografie De gebroeders Grimm zijn erg belangrijk geweest voor Duitsland, en het nationale Duitse gevoel. In dit hoofdstuk wordt er een beeld gegeven van hun leven en hun invloed. Jacob Ludwig Carl Grimm werd geboren op vier januari 1785 te Hanau in Duitsland. Wilhelm Carl Grimm werd geboren op vierentwintig februari 1786 te Hanau. Hun vader Philipp Wilhelm Grimm was een advocaat. De moeder heette Dorothea Grimm, maar haar meisjes naam was Zimmer. Hun grootvader en ook hun overgrootvader waren beiden pastoors geweest. De gebroeders Grimm kwamen uit een gezin van negen kinderen. Het gezin bestond uit acht jongens en een meisje. Ze hadden een hele sterke band met elkaar en dit was een grote inspiratiebron voor hun latere werken. Toen ze kinderen waren, hadden Jakob en Wilhelm al veel interesse voor literatuur en voor de grammatica. Net als alle andere kinderen zagen zij alles in deze wereld als een thema voor een verhaal. Ze speelden vaak in het bos en de ervaringen die zij in het bos opgedaan hadden, hadden ook een invloed op hun latere werk en hun verzamelingen. Dus het bos was een grote inspiratiebron voor hen. De vader van de gebroeders Grimm stierf een vroege dood, dit was in 1796. De zus van de vader van Wilhelm en Jakob gaf ze bijles in het leren lezen en schrijven. In 1798 verhuisden Jakob en Wilhelm van Steinau naar Kassel, naar de geboorteplaats van hun moeder. Zij gingen hier wonen bij hun tante om zo naar de middelbare school te kunnen gaan. In 1802 begon Jacob zijn studie rechten aan de universiteit van Marburg en een jaar later ging zijn broer Wilhelm hetzelfde doen. Dit deden zij ondanks hun liefde voor de literatuur. Hun moeder wilde graag dat zij voor advocaat zouden gaan studeren. Ze deden ook omdat hun vader dit ook al had gedaan. Ze konden erg makkelijk leren en daarom leerden ze niet alleen voor advocaat maar concentreerden ze zich ook op taal en de oorsprong van de taal en ook hielden ze zich bezig met geschiedenis en literatuurwetenschappen. In 1806 beginnen Jakob en Wilhelm met het verzamelen van volksverhalen (sprookjes). Zij waren geïnspireerd door de volkspoëzie verzameling van Clemens Brentano en Achim von Arnim. In 1808 overleed de moeder van de gebroeders Grimm. Jakob moest zijn jongere broertjes en zusje onderhouden, en ging daarom werken als een bibliothecaris in Kassel. Wilhelm zou snel hetzelfde gaan doen. In 1812 publiceerden de gebroeders Grimm het eerste deel van Kinder- und Hausmaerchen. Dit boek bevatte maar liefst 86 sprookjes. Al in 1814 kwam het tweede deel van Kinder- und Hausmaerchen uit. In dit deel stonden 70 sprookjes. Van dit boek verschijnen nog zes nieuwe edities. In de laatste versie stonden er tweehonderd sprookjes en tien kinderlegendes. Het wordt gezien als het boek dat de meeste heeft gehad op de Duitse taal. In 1816,1818 publiceerden de gebroeders Grimm twee delen van Deutsche Sagen een collectie met in totaal 585 Duitse legendes. In 1819 ontvangen Jakob en Wilhelm Grimm een eredoctoraat van de universiteit van Marburg. In 1825 treed Wilhelm Grimm in het huwelijk met Henriette Dorothea Wild. Samen kregen ze drie kinderen. Jakob is zelf nooit getrouwd maar hij achtte het voldoende om oom te zijn. Gelukkig vonden Henriette en de kinderen hem ook aardig en ze woonden met zijn allen gelukkig samen. Henriette en haar familie hebben de gebroeders Grimm voorzien van veel van hun beste sprookjes. In 1829/1830 namen de gebroeders Grimm ontslag van hun baan aan de bibliotheek van Kassel, om te gaan werken aan de universiteit van Goettingen als bibliothecarissen en professoren. In 1837/1841 de gebroeders Grimm en vijf van hun collega's van de universiteit protesteerden tegen de koning van Hannover Ernst August. Ze worden alle zeven ontslagen. Ze krijgen veel aanbiedingen om ergens anders te komen werken. Maar ze kozen uiteindelijk voor de universiteit van Berlijn. In 1842 gingen de gebroeders Grimm door met hun schoolwerk en hun politieke activiteiten, maar gaven uiteindelijk hun overeenkomsten met de universiteit van Berlijn op omdat zij zich wilden richten op hun eigen studies en onderzoeken. Jakob stopte in 1848 en Wilhelm in 1852. Op zestien december 1859 overleed Wilhelm Grimm op de leeftijd van 73. Op twintig september 1863 overleed Jacob Grimm op de leeftijd van 78 jaar. Bekendheid De gebroeders Grimm waren bekend bij de mensen in Hessen. Deze mensen wisten dat de gebroeders Grimm de volkssprookjes aan het verzamelen waren. Dit was alom bekend. Veel mensen zochten de gebroeders Grimm op om aan hen de verhalen te kunnen doorvertellen. Om de volksverhalen op te kunnen schrijven, reisden de gebroeders Grimm door heel Duitsland. Om deze verhalen te kunnen vinden, spraken zij met veel mensen. Doordat veel mensen ervan af wisten, werd het overal bekend dat deze broers de volksverhalen aam het opschrijven waren. Doordat ze zo veel reisden, kregen zij grote bekendheid in de rest van Europa en later de rest van de wereld. Toen zij hun eerste boek uitgebracht hadden werden zij pas echt bekend. Het boek verkocht goed en werd veel gelezen. Door deze boeken, die later ook in verschillende talen zijn uitgebracht, werden zij wereldwijd bekend. Waar haalden ze de verhalen vandaan? De gebroeders Grimm vonden dat alles wat vroeger het land sierde, was verdwenen. De nostalgie van Duitsland was er niet meer. De oogsten mislukten, en er heerste armoede. De gebroeders Grimm zagen dit met lede ogen aan. Er waren hier en daar wat volksverhalen en liedjes. Maar ze dreigden te verdwijnen omdat de vertellers in steeds mindere de verhalen ten gehore brachten. Deze volksverhalen die aan volwassenen en kinderen verteld werden als tijdverdrijf, vonden wetenschappers belangrijk om te bewaren. Deze volksverhalen werden van generatie op generatie verteld en wetenschappers waren bang dat ze vergeten zouden worden. De meeste mensen konden voor en in de tijd van de gebroeders Grimm niet lezen en schrijven. Maar op het moment dat de gebroeders Grimm de verhalen begonnen op te schrijven, begon dit juist te veranderen, steeds meer mensen leerden lezen en schrijven. De gebroeders Grimm vonden dat het tijd werd om de verhalen op te schrijven en Duitsland er weer bovenop te helpen. Zij vonden de verhalen van groot belang. Er zat geen specifieke reden achter de verhalen maar volgens de gebroeders Grimm waren ze geliefd omdat ze de traditie in ere wisten te houden en iedereen vond het leuk om er naar te luisteren. Zij wilden de verhalen niet verdedigen maar ze hielden van ze, gewoon, omdat ze bestonden. De verhalen bezaten, volgens hen, een zuiverheid die kinderen ook bezaten. De gebroeders Grimm wilden niet allen de geschiedenis een dienst bewijzen maar ook was het de bedoeling dat de poëzie die in de verhalen zat een les kon bevatten die van nut kon zijn bij het opvoeden van kinderen. Zij waren op zoek naar een eerlijke manier om dingen te vertellen, ze wilden de eerlijkheid van het kind in de verhalen verwerken. Jakob Grimm vond dit de hoofdzaak. De verhalen waren in het begin veel enger en bloederiger maar dat schrapten de gebroeders Grimm om de choquerende werking te verminderen. Vooral Wilhelm was van mening dat dit echt niet kon. Dit zou niet gepast zijn voor de doelgroep: de kinderen. De verhalen werden veranderd in kindvriendelijke verhalen. Het was Wilhelm die, de vandaag zo standaard, zinnen bedacht zoals: " Er was eens...", " Heel lang geleden...", " En als ze niet gestorven zijn, leven ze nu nog" en " En ze leefden nog lang en gelukkig". Zij waren van mening dat bij een juist gebruik van de lectuur, men niets kwaads zou ontdekken maar een weerspiegeling van het hart. Dus verzamelden zij, gedurende 13 jaar, de volksverhalen. Ze schreven ze op en in 1812 verscheen een boek dat verhalen bevatte uit Hessen, in de Main- en Kinzigstreken van het graafschap Hanau. Uit deze streek kwamen de gebroeders Grimm oorspronkelijk. Vooral uit Hessen kwamen veel verhalen die bleven daar lang bewaard, omdat daar de oude tradities in stand gehouden werden. De tijd is daar als het ware stil blijven staan, waardoor men veel waarde hechtte aan deze volksverhalen. Deze verhalen waren allemaal mondeling overlevert en de gebroeders Grimm waren de eersten die ze opschreven. De gebroeders Grimm hebben de sprookjes dus niet bij elkaar gesprokkeld door al opgeschreven verhalen bij elkaar te voegen, maar zij hebben geluisterd naar deze volksverhalen en hebben zelf aantekeningen gemaakt. De gebroeders Grimm, en met name Wilhelm Grimm bezochten vaak een "Maerchenfrau". Dat waren vrouwen uit die tijd die bijna alle verhalen kenden. Zij vertelden alle sprookjes aan de gebroeders Grimm, en die schreven ze dan op. Een bekende vrouw, die zij bij toeval ontmoetten was Frau Marie Viehmann. Haar bijnaam was 'die alte Marie'. Dit was een vrouw die de mooiste sprookjes vertelde die de gebroeders Grimm voor hun tweede boek gebruikten. Deze sprookjes waren: 'Doornroosje, Roodkapje, Sneeuwwitje en Rozenrood.' Zij was heel gehecht aan de sprookjes en als zij die vertelde dan veranderde zij die nooit, en bij een vergissing, herstelde zij zich meteen. Zij vertelde de verhalen meerdere keren aan de gebroeders Grimm maar wel precies op dezelfde manier waardoor de gebroeders Grimm de kans kregen om ze goed op papier te krijgen. Deze vrouw heeft ook bij de al bestaande sprookjes uit het eerste boek nog veranderingen aangebracht. Ook werden deze verhalen aan hen verteld door bekenden. Deze mensen hadden de volksverhalen weer gehoord van rondtrekkende kooplieden en dienstmeisjes. De gebroeders Grimm hebben de sprookjes dus niet zelf geschreven. Zij kwamen tot de conclusie dat de verhalen in de loop der jaren veranderd waren en dat er verschillende versies ontstaan waren. De gebroeders Grimm hadden zo'n 200 sprookjes bij elkaar verzameld. Nadat ze ze verzameld hadden, hebben de gebroeders Grimm de verhalen nog wel zelf wat verandert, sommige volksverhalen hebben ze ook samengevoegd tot een verhaal. De romantische opvatting van de gebroeders Grimm was: 'het zijn niet aparte dichters, maar het hele volk die deze sprookjes gedicht heeft.' De gebroeders Grimm onderzochten of de feiten die ze voor hun eerste boek hadden gebruikt, wel waar waren en of er geen toegevoegde stukken bij waren. Zij wilden geen vervalste verhalen opschrijven. In hun tweede boek zijn daarentegen ook nieuwe verhalen opgeschreven waaronder verhalen uit Oostenrijk en Bohemen, om de mensen te laten zien dat er in andere landen ook volksverhalen bestonden en deze volksverhalen onder de Duitse bevolking bekend te maken. De gebroeders Grimm gebruikten de verhalen van Maerchen Frauen, deze vrouwen onthielden de volksverhalen heel precies. Als zij deze verhalen tegen de gebroeders Grimm vertelden, waren zij heel specifiek in de details.
De Duitse taal Jacob Grimm wilde graag dat alle talen die in heel Duitsland gesproken werden, verenigd zouden worden in één taal. Hij dacht dat het een geschenk uit de hemel was om Duits te kunnen spreken. De taal was in ieder geval beter dan andere talen. Hij zag helaas ook veel fouten in de taal en die wilde hij verbeteren. Hij was er bijvoorbeeld tegen om zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter te schrijven. Maar de uitgeverij vond het belachelijk en Jacob werd gedwongen dit niet te veranderen. Jacob heeft een woordenboek geschreven. De broers wilden voor de hele Duitse bevolking schrijven en niet alleen voor de literatuurwetenschappers. Omdat het eerste woordenboek, dat zij hadden geschreven, niet echt gemakkelijk was voor de bevolking om te lezen, werden er bij het uitgeven te weinig exemplaren verkocht. Omdat dit woordenboek zo slecht verkocht, veranderde Jacob het een klein beetje. In het voorwoord van het nieuwe woordenboek schreef hij dat het niet mogelijk was geweest dit woordenboek te creëren zonder de hulp van het Duitse volk. Doordat het woordenboek uit meerdere delen bestond, en in meerdere delen uitgegeven werd, was het woordenboek nog niet klaar toen Wilhelm stierf en ook nog niet toen Jacob stierf. Het woordenboek was pas klaar in 1960. Het woordenboek was afgemaakt door literatuurwetenschappers, zoveel werk was het. Over het algemeen was de invloed van de gebroeders Grimm reusachtig groot. Oud en jong stonden onder invloed van het woordenboek en het heeft dus in veel huiskamers een grote rol gespeeld. De verspreiding van de werken van de gebroeders Grimm gingen niet van moeder op kind, zoals dit bij de sprookjes gebeurde, maar van professor op student in de universiteiten. De taal is nu niet meer een gewoon communicatiemiddel, maar een historisch eigendom van het volk, waar de persoonlijkheid in de taal duidelijk wordt, en dat saamhorigheid ontstaat die dit Duitse volk van de andere volkeren onderscheidt. Jacob Grimm was helemaal niet van plan Nationalistisch over te komen, omdat hij correspondeerde met geleerden uit het buitenland. Hij reisde van west naar oost, van zuid naar noord om de verhalen van de geleerden daar te plekke, op te schrijven. 4. Actualiteit De sprookjes worden nog steeds gezien als bijzondere verhalen. De sprookjes worden nog steeds dagelijks gebruikt om aan kleine kinderen, de functie van het sprookje is dus nog steeds niet veranderd. Wel zijn de sprookjes nu beter verspreid, hierdoor kent iedereen deze sprookjes ook. Waarom spreken de sprookjes de mensen nog steeds zo aan? De opvoedkundige waarde van de sprookjes is er nog steeds. Wel worden de sprookjes tegenwoordig steeds meer gezien als amusement en vermaak. Hierbij kunnen we denken aan de Efteling hier in Nederland, en Disney in heel de wereld. De Efteling is gebouwd naar voorbeeld van Disneyworld. Een pretpark is een avontuurlijke omgeving waarin je even Hieraan kun je dus ook zien, dat de sprookjes nog lang niet uitgestorven zijn. Overal zijn video's te koop van tekenfilms die gebaseerd zijn op de sprookjes. Ook zijn er computerspelletjes die betrekking hebben tot de sprookjes. Hieruit kunnen we opmaken dat sprookjes nog steeds ontzettend populair zijn. Disneyfilms zijn in de bioscoop nog steeds kaskrakers. Deze Disneyfilms zijn gebaseerd op verhalen die al in vroegere tijden opgeschreven zijn en dus vaak afstammen van mythen en legendes. Dit zijn dus verhalen die wij als maatschappij tegenwoordig als sprookjes zien. Veel mensen zien de sprookjes van Walt Disney als de echte sprookjes. Veel van deze sprookjes van Disney zijn echter overgenomen van de al bestaande sprookjes die de gebroeders Grimm opgeschreven hebben. Veel mensen weten niet eens dat ze niet echt van Disney zijn. De sprookjes worden tegenwoordig steeds commerciëler. Door goede reclame en door themaparken te bouwen om de sprookjes heen, worden de sprookjes steeds meer gepromoot. Het sprookje komt hierdoor in handen van de massa terecht. Massamedia hebben grote invloed op de mensen. Ook nu worden er nog steeds sprookjes geschreven. Deze sprookjes zijn bijna altijd gebaseerd op de oude volksverhalen en de oude volkssprookjes. Dit geeft aan dat er dus nog steeds vraag is naar sprookjes en dat de sprookjes ook nog steeds actueel zijn. Vroeger werden de sprookjes dus door mensen mondeling aan elkaar verteld, dit betekende dat wanneer je een sprookje aan het vertellen was je maar een klein publiek bereiken kon. Tegenwoordig bereik je met een Disney verhaal in een keer een erg groot publiek. Over de achterliggende betekenissen van de sprookjes raakt men wel eens met elkaar in discussie. Zo is in de jaarbeurs in Utrecht een paar jaar geleden een congres gehouden over het sprookje "Roodkapje". Er zijn verschillende meningen over bijvoorbeeld de wolf. Sommige mensen zien de wolf tegenwoordig als een symbool voor een kinderlokker. Hieruit blijkt dat de sprookjes dus nog steeds serieus genomen worden en dat de opvoedkundige waarde nog niet verloren is gegaan. Mensen interpreteren de sprookjes afhankelijk van de tijd waar ze in leven. Hierdoor zijn de sprookjes ook nog steeds zo actueel. Het zijn verhalen die door verschillende mensen op hun eigen manier geïnterpreteerd kunnen worden. Als men tegenwoordig kijkt naar de sprookjes van bijvoorbeeld Walt Disney dan zijn er veel verschillen te ontdekken. We nemen als voorbeeld het sprookje "Assepoester". In de oorspronkelijke versie van het sprookje is er een vogeltje dat alles voor Assepoester regelt en in de moderne versie is het een toverfee. In de moderne versie is het sprookjesgehalte duidelijk meer aanwezig omdat een toverfee veel spectaculairder en onrealistischer is dan alleen maar een klein vogeltje. Hier hebben we het dan ook weer over een verandering binnen de sprookjeswereld. Sprookjes moeten onwerkelijker zijn, maar ook nog een opvoedkundige waarde bezitten. Het moet kinderen aanspreken, en daarom moeten de sprookjes zo kinderlijk mogelijk opgeschreven worden. De kinderen willen kunnen denken in een fantasiewereldje om eventjes aan het leven van alle dag te kunnen ontsnappen. Een ander verschil tussen toen en nu is dat er in de oorspronkelijke versie van het sprookje geen pompoen aanwezig was. Dit is later veranderd want tegenwoordig kent iedereen het sprookje Assepoester met de pompoen die een hele belangrijke rol speelt. Er zijn ook moderne sprookjes bedacht. Deze sprookjes zijn vaak zeer spectaculair in elkaar gezet, maar de oude ingrediënten van het sprookjes, blijven toch nog steeds doorklinken in de moderne sprookjes. Een voorbeeld van een modern sprookje is "Harry Potter". Hij had het slecht in de normale mensenwereld. Zijn ouders waren overleden en hij leefde bij zijn verschrikkelijke oom en tante en zijn nog verschrikkelijkere neefje. Hij komt erachter dat zijn ouders goede tovenaars waren en dat hij ook tovernaarsbloed in zich heeft. Hij mag dan naar de school voor toverkunsten en mag dan eindelijk weg bij zijn verschrikkelijke oom en tante en zijn nog verschrikkelijkere neefje. In de volksmond wordt een sprookje tegenwoordig ook wel gezien als een verhaaltje, dat begint met een erge gebeurtenis en dat eindigt met een droom die in vervulling gaat. Hierbij kun je denken aan het verhaal van Van Nistelrooy, hij raakte geblesseerd en hierdoor ging zijn miljoenentransfer niet door, omdat hij waarschijnlijk nooit meer op topniveau zou kunnen voetballen. Maar wonder boven wonder kwam hij er weer bovenop. Uiteindelijk ging de transfer alsnog door. Zijn droom kwam toch uit. Een nog beter voorbeeld is het sprookje van Maxima. Maxima was een normale Argentijnse meid. Ze ontmoette Willem-Alexander en liet zich door niets tegenhouden. Ondanks alle tegenslagen die zij op hun pad tegenkwamen, overwon hun liefde alles, en het gewone meisje werd een prinses. En hopelijk leven zij nog lang en gelukkig. Conclusie De volksverhalen die over de hele wereld verteld werden, hebben veel invloed gehad op de huidige maatschappij. Overal kom je ze vandaag de dag nog tegen in de vorm van sprookjes. Deze sprookjes hebben in de loop der tijd grote veranderingen ondergaan. Deze veranderingen kwamen grotendeels door de reis die de volksverhalen gemaakt hebben door diverse culturen. Dit is dan ook de reden waarom er van een sprookje soms meerdere versies bestaan. Het verschil tussen een sprookje en een volksverhaal is er niet of nauwelijks. Een sprookje is namelijk een opgeschreven volksverhaal. De sprookjes vertonen onderling veel inhoudelijke overeenkomsten. Als je een sprookje goed leest, kun je de verborgen wijsheden van het leven die in elk sprookje verstopt zijn, ontdekken. Ze bevatten een opvoedkundige waarde. Duitsland beleefde in de tijd van de gebroeders Grimm grote veranderingen. Voorheen was Duitsland opgedeeld geweest in allemaal kleine landjes. Iedereen sprak een eigen taal. In de tijd van de gebroeders Grimm was er een streven naar eenheid. Dit riep bij de mensen in die tijd Nationalistische gevoelens op. De stroming van die tijd was de Romantiek. Men had een grotem voorliefde voor het vaderland en een grote heimwee naar heldhaftige gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis. De gebroeders Grimm zijn van grote invloed op de verspreiding van de sprookjes geweest, dankzij het feit dat zij de volksverhalen voor ons hebben opgeschreven. Toen zij deze volksverhalen transformeerden in sprookjes hadden zij niet verwacht dat zij zoveel invloed op de Duitse taal zouden hebben. De meningen zijn hierover zelfs tegenwoordig nog steeds over verdeeld. Sommigen dachten dat zij Nationalistische gevoelens koesterden en anderen dachten weer dat het puur toeval geweest is. De gebroeders Grimm kwamen onder andere aan deze verhalen van de zogenaamde Maerchenfrauen. Deze Maerchefrauen wisten de volksverhalen/sprookjes keer op keer letterlijk na te vertellen zonder ook maar een enkele fout te maken. Op die manier konden de gebroeders Grimm alle verhalen foutloos overschrijven. De gebroeders Grimm zijn in hun leven bezig geweest met het schrijven van woordenboeken. Dit kwam voort uit een grote liefde voor de taal en de Duitse literatuur. Ze hebben het zelf niet af kunnen maken maar geleerden uit latere perioden wisten met veel moeite toch de woordenboeken af te schrijven. Tegenwoordig spelen de sprookjes nog een hele belangrijke rol in het dagelijks leven. Denk bijvoorbeeld aan De Efteling en Walt Disney en de commercie die hieromheen is ontstaan. Er worden zelfs nog nieuwe sprookjes bij bedacht. Een zeer populair sprookje van deze tijd is bijvoorbeeld Harry Potter. Dit bewijst dat sprookjes nog zeer actueel zijn en dat kinderen ze vandaag ook nog lezen.

REACTIES

T.

T.

Hallo,

Een heel goed werkstuk

Tom

22 jaar geleden

A.

A.

hm waren dat niet de broertjes Grimm?

12 jaar geleden

J.

J.

Hoi! Welke bronnen heb je gebruikt? Ik ben zelf ook bezig met een pws over sprookjes en ik kan moeilijk bruikbare informatie vinden..

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.