Klimaatverandering

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 6106 woorden
  • 15 december 2005
  • 269 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
269 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding De laatste tijd wordt veel gesproken over het klimaat op aarde. Het natuurlijke en nuttige broeikaseffect dat leven op aarde mogelijk maakt en zorgt voor een wereldwijde gemiddelde temperatuur van 15 graden Celsius, raakt uit zijn evenwicht. Tot voor enkele jaren waren veel mensen wat sceptisch over klimaatveranderingen. Was die temperatuurstijging niet gewoon toeval? En de natuur kon zich toch best aanpassen? De laatste jaren weet men beter. Het ene na het andere gezaghebbende instituut op het gebied van klimaat en weer raakte overtuigd. Het klimaat verandert in een sneller tempo dan ooit tevoren. En of de natuur zich op tijd kan aanpassen, is nog maar de vraag. Bron 1 www.vrom.nl
Ik heb voor het onderwerp Klimaatverandering gekozen na het lezen van het hierbovenstaande artikel. Ik had al vaker over dit verschijnsel gehoord, omdat het een erg actueel onderwerp is. In mijn scriptie onderzoek ik naar de hoofdvraag: Wat is de invloed van de verandering van de temperatuur op de klimaten in de wereld?Ik heb dit nog onderverdeeld in 3 deelvragen die op hun beurt weer onderverdeeld zijn in verschillende subvragen. Deelvraag 1: welke verschillende klimaten zijn er op aarde en wat zijn hun kenmerken? Deelvraag 2: Hoe ontstaat klimaatverandering? Deelvraag 3: Wat zijn de invloeden van de veranderingen van de klimaten op verschillende punten? *Mijn scriptie omvat de hele wereld.
Welke verschillende klimaten zijn er op aarde en wat zijn hun kenmerken? Wat is klimaat? Klimaat is het gemiddelde weer. Over een periode van tientallen jaren nemen meteorologen op dezelfde plaats op aarde het gemiddelde van temperatuur, vochtigheidsgraad, luchtdruk, wind, bewolking en neerslag weer. Daarnaast kijken ze naar dagelijkse en jaarlijkse variaties en hoe vaak extremen voorkomen, zoals hittegolven en zware regens met wateroverlast. Op deze manier kan je zien hoe het klimaat zich over een langere periode ontwikkelt. Het klimaatsysteem van Köppen. Het gemiddelde weer verschilt over de wereld. In een tropisch regenwoud regent het veel en is het altijd warm, terwijl het op de polen altijd vriest. De polen hebben dus een ander klimaat dan het tropsich regenwoud. De wereld kunne we in de volgende klimaten verdelen: - A Het tropisch regenklimaat - B Het droog klimaat - C Het zeeklimaat ( maritiem klimaat) - D Het landklimaat ( continentaal klimaat) - E Het koud klimaat
Rechts in de de eerste kolom van de tavel zie je de vijf letters staan. Maar Köppen vond vijf klimaten te beperkt. Er zijn toch meer dan vijf klimaten in de wereld?Daarom besloot hij de vijf hoofdklimaten weer onder te verdelen. Dat kan je zien in de tabe. Achter de letters A tot en met E kan je weer een letter zetten. Hieronder zie je de betekenis van elke tweede letter: - Bij A, C en D: F = geen droge periode
S = zomerdroog
W = winterdroog - Bij B: W = woestijn
S = steppe - Bij E: F = eeuwige sneeuw
H = zelfde als F, maar dan in hooggebergte
T = toendra Bron 2 www.digischool.nl *Klimaatsysteem Köppen Het A-klimaat: tropisch klimaat. Het belangrijkste kenmerk van het tropische klimaat is niet dat het er warm is, maar dat het er het hele jaar door warm is. Er is wat temperatuur betreft weinig verschil tussen de koudste en warmste maand. Er is dus eigenlijk geen sprake van zomer en winter. Het tropische klimaat komt voor rond de evenaar. Meestal zijn in deze gebieden tropische regenwouden, maar tegenwoordig worden veel van de bossen gekapt. Mensen kappen de bomen voor hout of om ruimte voor akkers te maken. De grond in de regenwouden is zo onvruchtbaar, dat de grond snel onbruikbaar wordt. Alleen grote bomen overleven in de zure grond. Voor de hele tropen geldt, dat het hele jaar lang dag en nacht vrijwel evenlang zijn. ’s Morgens om zes uur komt de zon op en ’s avonds om zes uur gaat hij weer onder. Omdat de zon loodrecht achter de horizon zakt, ontbreekt de lange schemerperiode die wij in Nederland kennen: het is daar in tien minuten aardedonker. Je kunt binnen het tropische klimaat twee zones onderscheiden: 1. tropisch regenwoud klimaat: vlak rond de evenaar ligt een zone waar het het hele jaar door zwaar bewolkt is. Het regent er veel, vrijwel dagelijks valt er een zware bui, vaak ook met onweer. In dit zeer vochtige klimaat liggen de dichte tropische oerwouden. Omdat hier een droge tijd ontbreekt, noemt Köppen dit een Af-klimaat. 2. savanne klimaat: daaraan grenzend ligt een zone tot ongeveer 20 NB en 20 ZB. Daar is een klimaat waar, op grond van de neerslag, een duidelijk onderscheid is tussen zomer en winter. In de zomer is er veel bewolking; er vallen veel buien. De winters daarentegen zijn onbewolkt en droog. Dit heeft grote gevolgen voor de plantengroei. Door die droge perioden heet het geen tropisch oerwoud. Er is veel gras, soms metershoog; in de zomers groen, in de droge winters geel en dor. Daartussen is boomgroei met bomen die ’s winters hun bladeren afstoten. In verband met de droge winters noemen we dit een Aw- klimaat. Het B-klimaat: droge klimaat In de B-klimaten is vaak een tekort aan neerslag. Het gevolg daarvan is: nauwelijks plantengroei. In die gebieden vinden we dan ook de steppen (pollen gras, met daartussen kale grond) en de woestijnen. Het B-klimaat wordt verdeeld in: BS = steppenklimaat. Door een korte regentijd is nog enige plantengroei mogelijk. Het BS-klimaat is een droog klimaat en we vinden er steppes. In de steppe valt wat meer regen en daarom groeien er wel planten en bomen. De steppe is bekend om de dieren: giraffen, zebra's, olifanten, leeuwen, enz. BW = woestijnklimaat, dat bijna regenloos is. Een woestijn bevat naast zand ook vaak steen en kalk. Het is er vaak bergachtig. Er is veel verschil tussen de temperatuur overdag en ’s nachts. Overdag is het heel warm. Maar 's nachts kan het vriezen. Dat komt doordat de lucht altijd heel helder is. De warme lucht blijft 's nachts niet hangen onder wolken en stijgt op. In de woestijn is het heel droog. Daarom groeien er ook weinig planten en bomen. Maar als het regent (één keer in de paar jaar)regent het er erg hard. Het droog klimaat heeft Köppen het B-klimaat genoemd. Het BW-klimaat (of woestijnklimaat) is de extreemste vorm. Er valt haast geen regen. Het BW-klimaat komt vooral voor in de Sahara (Noord Afrika), Arabië en Australië. Het is moeilijk de droge gebieden precies te onderscheiden.De verdamping speelt namelijk een grote rol. Is de neerslag groter dan theoretisch mogelijke verdamping, dan noemen we het klimaat vochtig (ook wel humide). Is de neerslag echter kleiner dan de mogelijke verdamping, dan noemen we het klimaat droog of aride (aridus is droog, dor). Het is natuurlijk mogelijk dat gedurende enkele maanden per jaar de verdamping groter is dan de neerslag. We noemen zo’n klimaat dan semi-aride. Voor de droge klimaten is het grote verschil tussen dag en nacht temperatuur erg kenmerkend. Omdat de bewolking ontbreekt, schijnt de zon overdag erg fel. In de heldere nachten straalt de warmte onverhinderd uit. Daardoor kunnen tussen dag en nacht temperatuurverschillen ontstaan van soms dertig graden. De grenzen van de woestijnen liggen niet vast. Een uitzonderlijk droog jaar kan op de woestijngrens alle plantengroei vernielen. Daarna zijn er vele vochtige jaren nodig om de schade weer te herstellen.
Het C-klimaat: gematigd maritiem klimaat. De gematigd maritieme klimaten worden gekenmerkt door het ontbreken van strenge winters. De westenwinden hebben hier veel invloed. Ze zorgen ervoor dat er gedurende het hele jaar voldoende neerslag is. Dit is een Cf-klimaat. Alleen in de grensgebieden met de B-klimaten komt het voor, dat de westenwinden een deel van het jaar worden uitgeschakeld. Daardoor ontstaat er een droog half jaar. Een goed voorbeeld van dat laatste is het Middellandse Zeeklimaat met zijn droge zomers, het Cs-klimaat. Kenmerkend voor alle C-klimaten is de grote veranderingen van het weer. Het C-klimaat is te verdelen in de volgende klimaten: · Cs: mediterraan klimaat · Cw: Chinaklimaat · Cf: gematigd zeeklimaat
Het mediterraan klimaat met de warme zomers is het meest bekend, je vindt het in populaire vakantie bestemmingen zoals Spanje en Italie. De kleine 's' staat voor zomerdroog. Het Chinaklimaat heeft juist natte zomers en drogere winters. Het komt voor in delen van China, Afrika en Zuid-Amerika. Het gematigd zeeklimaat heeft het hele jaar door neerslag. Dit klimaat komt veel voor in de wereld. Onder andere in Nederland en de Verenigde Staten. Het D-klimaat: continentaal klimaat. Er zijn twee soorten D-klimaten: het Df-klimaat, waarbij er het hele jaar neerslag valt, en het Dw-klimaat, met droge winters. Een Ds-klimaat (landklimaat met droge zomers) komt niet voor in de wereld. De continentale klimaten hebben vaak grote temperatuurverschillen tussen zomer en winter. De zomers zijn kort en warm; in Alaska en Siberië zijn temperaturen gemeten van +37 graden. Ook in een D-klimaat kunnen de zomers heel wisselvallig zijn met nu en dan zware buien. De winters zijn lang en koud met veel sneeuw. De temperaturen kunnen dalen tot –50 graden. De sneeuw blijft zeven tot negen maanden liggen. Aan het eind van de winter ligt er een pak van ongeveer een meter. Aan de hoogte van het struikgewas kun je afmeten, hoeveel sneeuw er ’s winters ligt: de struiken kunnen namelijk ’s winters alleen maar blijven staan door een beschermende sneeuwlaag. Het landklimaat komt bijna alleen voor in Rusland. In tegenstelling tot het zeeklimaat zijn de temperaturen hier heel afwisselend. Het landklimaat heeft hete zomers en koude winters. Dat komt omdat er in deze gebieden geen zee in de buurt is, die wind meeneemt. In Moskou is het 's zomers dus heel warm, terwijl er 's winters een dik pak sneeuw ligt. Het verschil in temperatuur in een jaar is soms meer dan 60 graden. Het E-klimaat: poolklimaat. Het koud/pool klimaat komt voor op de Noordpool, op Antarctica en in hooggebergten, zoals de Alpen en de Himalaya. Het is er het hele jaar ijskoud. Zo zelfs, dat de grond vaak het hele jaar bevroren is. Dat heet permafrost. Kenmerkend voor de poolklimaten is het ontbreken van een warme periode. Daarbinnen zijn twee gebieden te onderscheiden: die waar ’s zomers de bovengrond nog net ontdooid is, en die waar de bodem het hele jaar bevroren blijft. Als de bovengrond ontdooit, ontwikkeld zich een vegetatie. Doordat de ondergrond bevroren blijft, kan het smeltwater niet wegzakken. Daardoor wordt de bodem erg drassig. Zo’n moerassig gebied is ideaal voor muggen. Er is weinig neerslag. Het poolklimaat is te verdelen in drie klimaten: · Het sneeuwklimaat (EF) · Het hooggebergteklimaat (EH) · Het toendraklimaat (ET) Het sneeuwklimaat komt voor op de polen. Af en toe valt er sneeuw. Dit noemen we eeuwige sneeuw, omdat het bijna niet smelt. De zee is daar gedeeltelijk bevroren, zodat er ijsschotsen ontstaan. De Noordpool heeft geen land. Het is één groot blok ijs, waar je dagen overheen kan lopen. Het hooggebergteklimaat lijkt veel op het sneeuwklimaat. Hoog in de bergen komt ook eeuwige sneeuw en permafrost voor. Het toendraklimaat is minder koud. Daarom komen daar wel planten voor. Het zijn vooral vetplantjes, want die zijn het sterkst en overleven daarom de vorst. Hier leven de Lappen en de Eskimo's. Hoe ontstaat klimaatverandering? De aarde wordt bedekt door een laag gassen, dampkring of atmosfeer genoemd. De ozonlaag, die het gas ozon (O3) bevat, bevindt zich in de stratosfeer. Dit is het deel van de dampkring dat zich op een afstand van 15 tot 45 kilometer van de aarde bevindt. De ozonlaag weert de ultraviolette (UV) straling van de zon. Dit is belangrijk, omdat UV-straling schadelijk is voor mens, plant en dier. Als mensen lang aan UV-straling worden blootgesteld, kan dit huidkanker veroorzaken. De mens heeft grote hoeveelheden stoffen als cfk’s geproduceerd die het ozon in de ozonlaag aantasten. Cfk’s zijn 'ozonvreters' die verdunningen en gaten veroorzaken in de ozonlaag, vooral boven de noord- en zuidpool. Door gaten in de ozonlaag bereikt de schadelijke UV-straling zonder weerstand de aarde. Strenge internationale regelgeving heeft ervoor gezorgd dat steeds minder van deze 'ozonvretende' stoffen geproduceerd worden, maar het probleem is nog niet weg. Oorzaken In tegenstelling tot bijvoorbeeld broeikasgassen komen de gassen die de ozonlaag aantasten niet in de natuur voor, maar worden ze alleen maar industrieel gemaakt. De belangrijkste ozonvreters zijn cfk’s, en andere gehalogeneerde stoffen. Cfk’s zijn stoffen die tijdens de jaren 1970-1980 massaal gemaakt werden. Ze werden gebruikt als koelvloeistof voor koelkasten en in de industrie, als drijfgas in spuitbussen, in isolatieschuim, in brandblussers, als ontvettingsmiddel en als schoonmaakmiddel bij de productie van microchips. Het bestrijdingsmiddel methylbromide, dat onder andere gebruikt wordt bij grondontsmetting in de landbouw, breekt ook ozon af. Verder is vliegen op grote hoogte schadelijk voor de ozonlaag, omdat hierbij schadelijke stoffen direct in de stratosfeer komen. Ozonvreters verdwijnen pas na 50 tot 100 jaar uit de atmosfeer en breken al die tijd ozon af. Deze stoffen werken bovendien 'vertraagd': Na verdamping stijgen deze stoffen op naar het deel van de atmosfeer waar de ozonlaag zich in bevindt (15 à 45 kilometer hoogte), maar om deze afstand te overbruggen hebben ze ongeveer tien jaar nodig. Dit betekent dus dat deze stoffen pas tien jaar na uitstoot tot afbraak van ozon leiden. De afbraak van de ozonlaag zal zich dus nog lang duren, zelfs als al met de uitstoot gestopt is.
Gevolgen
Afbraak ozonlaag
De ozonvreters zorgen ervoor dat ozon (O3) wordt omgezet in zuurstof (O2). De afbraak van ozon betekent dat de ozonlaag dunner wordt waardoor meer ultraviolette straling de aarde bereikt. Door een toename van UV-straling stijgen voor mens en dier de kansen op huidkanker. Ook kan een te hoge blootstelling aan UV-straling leiden tot oogaandoeningen en zelfs blindheid. Verder neemt de afweer tegen infectieziekten af. De dikte van de ozonlaag wordt gemeten in zogenaamde 'Dobson Units' (DU). We spreken van een ozongat als het aantal Dobson Units binnen een bepaalde oppervlakte daalt tot beneden de 200. Planten en dieren UV-straling heeft ook een schadelijke invloed op planten en landbouwgewassen. Experimenten op rijst en bonen hebben laten zien dat een verhoogde blootstelling aan UV-straling leidt tot kleinere planten en lagere oogsten. Ook zou de vorm en chemische samenstelling van planten gewijzigd worden, waarmee de voedingswaarde afneemt, terwijl het aantal giftige stoffen in planten toeneemt. Ook plankton heeft last de gevolgen van het gat in de ozonlaag. Plankton is een verzamelnaam voor kleine (vaak eencellige) plantjes of diertjes die leven in zee. Zij dienen als voedsel voor vrijwel al het andere zeeleven. Bovendien neemt plankton zonlicht op waarna zij via fotosynthese zuurstof aanmaken, wat ook belangrijk is voor al het zeeleven. Plankton is niet goed bestand tegen een verhoogde UV-straling. In het water rond de zuidpool, waar het gat in de ozonlaag veel UV-straling doorlaat, zijn de hoeveelheden plankton dan ook erg laag. Aantasting van de plankton-populatie is schadelijk voor de hele voedselketen, en uiteindelijk ook voor de mens. Een vermindering van de planktonpopulatie draagt bovendien bij aan het erger worden van het broeikaseffect omdat plankton veel CO2 absorbeert. Door al deze effecten draagt het gat in de ozonlaag bij aan veranderingen van ecosystemen op grote schaal. Gevolgen wereldwijd Door een wereldwijde temperatuurstijging zet het water in zeeën, oceanen en meren uit. Delen van de ijsmassa’s van Antarctica en groenland zullen gaan smelten. Uiteindelijk zal de zeespiegel gaan stijgen en wordt het klimaat sterk beïnvloed. De verwachte zeespiegelstijging zal een groter overstromingsgevaar veroorzaken, zodat de dijken moeten worden verhoogd. De hogere temperatuur zal uitbreiding van de woestijnen veroorzaken, terwijl in andere gebieden een grotere regenval zal optreden. Ook kan het ecologisch evenwicht veranderen, met als gevolg dat bepaalde plaaginsecten (malariamuskiet, sprinkhaan) zich kunnen uitbreiden naar gebieden waar zij voorheen niet voorkwamen. In sommige gebieden kan door de klimaatverandering de landbouwproductie dalen met tientallen procenten. Aan de andere kant stijgt de productie per plant door de verhoging van het gehalte aan CO2, de bron van koolstof voor de plant. Het gat in de ozonlaag en het broeikaseffect Het broeikaseffect en de afbraak van de ozonlaag zijn lang als onafhankelijke problemen gezien. Het is niet vreemd dat deze twee kwesties, die allebei worden veroorzaakt door stoffen die mensen in de lucht brengen, invloed op elkaar hebben. Hiervoor is al gezegd dat de verdunning van de ozonlaag nadelige effecten heeft op de planktonpopulatie. Plankton neemt veel broeikasgassen op. Het gat in de ozonlaag draagt dus indirect bij aan het erger worden van het broeikaseffect, omdat het zorgt voor vermindering van plankton. Broeikasgassen vertragen het herstel van de ozonlaag, volgens sommige schattingen wel met vijftien jaar. Broeikasgassen als CO2 zorgen ervoor dat in de onderste lagen van de atmosfeer de temperatuur stijgt. Maar tegelijk zorgt het broeikaseffect dat de bovenste lagen van de atmosfeer (waar de ozonlaag zich bevindt) flink afkoelen. Wat weer nadelig is omdat ozon snel afbreekt bij koude temperaturen.Daarnaast ontstaan er bij lage temperaturen ook ijswolken, die een grote rol spelen bij de afbraak van ozon. De kouder wordende stratosfeer dient als buffer voor het broeikaseffect: de aarde warmt minder snel op omdat de bovenste lagen van de atmosfeer kouder zijn geworden. Verder is de uitstoot van stikstofoxiden een groot probleem. Stikstofoxiden worden massaal uitgestoten door benzineverbranding van auto's en andere voertuigen. Deze stoffen veroorzaken de vorming van ozon in de onderste lagen van de atmosfeer en dragen hierdoor bij aan verzuring van de lucht (smog) en het broeikaseffect. Maar als stikstofoxiden opstijgen naar de statosfeer tasten zij, na het doorlopen van een aantal chemische reacties, ook de ozonlaag zelf aan. Daarnaast zijn de vervangers van ozonvreters soms broeikasgassen. Zo zien we dat tussen deze twee kwesties dus verschillende relaties bestaan. Waarom stijgt de temperatuur op aarde? De zon verwarmt de aarde. Een deel van de zonnestralen warmt de aardbodem en de zeeën en oceanen op. Een ander deel wordt teruggekaatst in de dampkring of atmosfeer. Hier bevinden zich broeikasgassen (waterdamp, kooldioxide, methaan) die als het ware een deken om de aarde leggen. Ze zorgen ervoor dat de warmte uit de teruggekaatste zonnestralen wordt vastgehouden. De opwarmende werking van deze deken wordt het natuurlijke broeikaseffect genoemd. Door dit broeikaseffect is het op aarde niet 18 graden Celsius onder nul, maar 30 graden Celsius warmer, warm genoeg voor leven. De meeste wetenschappers zijn het er over eens dat de mens dit broeikaseffect beïnvloedt, omdat we steeds meer gas, elektriciteit, benzine en diesel gebruiken, blazen we steeds meer CO2 in de atmosfeer. De toename van deze concentratie van broeikasgassen versterkt het broeikaseffect, waardoor het op aarde steeds warmer wordt. Als de mens broeikasgassen aan de atmosfeer blijft toevoegen, blijft de gemiddelde temperatuur op aarde stijgen. Wat zijn de gevolgen van het broeikaseffect? De preciese gevolgen van wereldwijde klimaatveranderingen zijn moeilijk te voorspellen. Op sommige plaatsen zal het warmer worden, op andere plaatsen juist kouder of natter of droger. Duidelijk is dat het natuurlijke evenwicht uit balans raakt waardoor bijvoorbeeld opeenvolgende oogsten kunnen mislukken, een tekort aan drinkwater ontstaat en de kans op overstromingen neemt toe.De laatste honderd jaar is de zeespiegel tussen de 5 en 10 centimeter gestegen. Laaggelegen landen als Nederland zijn vanzelfsprekend extra kwetsbaar. De zwaarste klappen zullen vallen in ontwikkelingslanden, vooral in laaggelegen tropische en droge tropische gebieden. De belangrijkste gevolgen van klimaatveranderingen op een rijtje: - Zeespiegelstijging

Bij de huidige stijging van het zeewaterniveau zal volgens voorspellingen het aantal mensen dat getroffen wordt door overstromingen toenemen van 13 naar 94 miljoen per jaar. - Aantasting van ecosystemen
Klimaatverandering gaat samen met de verschuiving van klimaatzones. Sommige planten en dieren kunnen zich hieraan niet snel genoeg aanpassen en worden met uitsterven bedreigd. Klimaatverandering zal op een aantal plaatsen leiden tot meer droogte, met meer bosbranden en woestijnvorming als gevolg. - Zoetwatertekort
Een groot gedeelte van de wereldbevolking leeft in landen waar een tekort is aan schoon zoetwater. Dit wordt, wanneer de wereldbevolking groeit, alleen maar een groter probleem. Klimaatverandering zal het watertekort in verschillende delen van de wereld, zoals het Midden-Oosten, de Sahel en Australië, alleen maar groter maken. - Afname van landbouwproductiviteit
Zeker in gebieden waar droogte door klimaatverandering toeneemt, zoals het Midden-Oosten en India zullen te kampen krijgen met afname van de landbouwproductiviteit. Verwachte ontwikkelingen
Nederland
De afgelopen jaren is het gebruik van ozonvreters aanzienlijk gedaald. Al in 1995 is de productie van cfk’s, halonen, trichloorethaan en tetrachloorkoolstof volledig beëindigd. Hierbij is een uitzondering gemaakt voor noodzakelijke toepassingen (bepaalde brandblusapparatuur) en gebruik in ontwikkelingslanden. In de ontwikkelingslanden zullen de beperkende maatregelen met een vertraging van 10 jaar worden doorgevoerd. Nederlandse productie- en gebruiksverboden zijn: - per 2001 een verbod op het bijvullen van koelkasten met cfk’s - per 2001 een verbod op bromochloormethaan (ook een ozonlaagafbrekende stof) - per 2002 een verbod op de export van tweedehands koelkasten (met cfk’s) naar ontwikkelingslanden - per 2003 een verbod op productie van cfk’s voor ontwikkelingslanden - per 2004 een verbod op het gebruik van halonen (vooral gebruikt als brandblusmiddel) - per 2005 een verbod op vrijwel alle toepassingen voor methylbromide. (In Nederland is de belangrijkste toepassing, bij grondontsmetting, vanaf 1992 al verboden. Op enkele uitzonderingen na is het gebruik van methylbromide in Nederland in 2001 beëindigd.) - per 2006 een totaalverbod op productie van cfk’s (de productie voor medische doeleinden wordt dan gestopt) - per 2015 een verbod op hcfk’s (onvolledig gehalogeneerde cfk’s) Bron 3 www.milieuloket.nl Wat zijn de invloeden van de veranderingen van de klimaten op verschillende punten? Invloed op de mens
Klimaatverandering en Gezondheid
Temperatuur, zonneschijn, neerslag en luchtvochtigheid kunnen het ontstaan van ziekten beïnvloeden. Veel besproken wereldwijde effecten van klimaatverandering zijn een verandering in hitte-gevoelige ziekten en sterfte en een toename van infectieziekten (met name infectieziekten zoals malaria). Een aantal gezondheidseffecten van een klimaatverandering zullen positief zijn (o.a. afname van wintersterfte). Maar, het grootste deel van deze effecten zullen nadelige gevolgen voor de volksgezondheid hebben. · Gezondheidseffecten door storm en overstroming. Gevolgen voor de gezondheid zijn verdrinking, fysieke verwonding, blootstelling aan besmet water en psychische effecten (bijv. posttraumatische stress). · Directe temperatuurseffecten. Een toename in de gemiddelde temperatuur en een verwachte toename in de duur en hoeveelheid van hittegolven kan leiden tot een stijging in hitte-gevoelige aandoeningen en sterfte. Daarnaast zou een klimaatverandering in Nederland kunnen leiden tot mildere winters en een daling in ziekte en sterfte. Een afname in het aantal koudegolven zou ook een positief effect op de gezondheid hebben. · Effecten van een verslechterde luchtkwaliteit op luchtwegen. De concentratie van luchtverontreinigende stoffen kan door het weer beïnvloed worden. In de zomer leiden de hogere temperaturen bijvoorbeeld tot hogere concentraties van het schadelijke ozon op leefniveau. · Allergie-effecten door (aero)allergenen (allergenen zijn substanties die allergische reacties kunnen veroorzaken). Door een verandering in het klimaat zal het hooikoortsseizoen eerder kunnen beginnen en/of langer kunnen duren. Ook kan men denken aan een effect op het voorkomen van allergenen binnenshuis, zoals schimmels en huismijten; natte, warmere winters kunnen gunstig zijn voor de huismijt en schimmels. · Water- en voedselgerelateerde ziekten. Bepaalde weersomstandigheden (o.a. temperatuur) zijn van invloed op de verspreiding van micro-organismen, zoals de veteranenziekte, voedselvergiftiging (bijv. Salmonella) en symptomen veroorzaakt door blootstelling aan blauwalgen. · Vector-gebonden ziekten (dit zijn ziekten die door een vector/drager (mug, teek etc) worden overgedragen op de mens). Klimaatomstandigheden beïnvloeden het gedrag van de vector en de voortplanting van de ziekte-verwekkende micro-organismen in de vector. Voorbeelden van vectorgebonden ziekten- die door klimaatverandering beïnvloed kunnen worden- zijn malaria en de Ziekte van Lyme. · UV-geïnduceerde gezondheidseffecten. Alhoewel het klimaatprobleem en het ozonprobleem (‘gat in de ozonlaag’) niet met elkaar verward moeten worden, zijn er een aantal verbanden tussen beide. Zo kan, door het versterkt broeikaseffect, het herstel van de ozonlaag aanzienlijke vertraging oplopen en op deze manier indirect via het toenemen van ultraviolette (UV) straling de gezondheid beïnvloeden. Blootstelling aan UV-straling kan leiden tot oogstaar, huidkanker en een verzwakking van het immuunsysteem. Bron 4 www.dow.wau.nl
Niet overal zullen de effecten van klimaatverandering even groot zijn. Er wordt verwacht dat de gezondheidseffecten in ontwikkelingslanden groter van omvang zullen zijn dan de effecten van Nederland. Maar ook de Nederlandse bevolking zal het gezondheidseffect van klimaatverandering merken, hoewel sommige gezondheidseffecten meer van invloed zullen zijn op de Nederlandse volksgezondheid dan andere. Zo wordt bijvoorbeeld de kans op het uitbreken van een malaria-epidemie als niet hoog ingeschat. Ook ondervoeding door een vermindering in voedselproduktie zal voor Nederland bij een klimaatverandering niet aan de orde zijn. Een toename van de hitte-stress in de zomer is wel mogelijk. Ook een afname van koude-sterfte in de winter zal een van de gevolgen van een verandering van het Nederlandse klimaat kunnen zijn. Verder zal een verandering in de lengte van het pollenseizoen het aantal mensen met hooikoorts kunnen doen toenemen. Natuurlijk is de mate waarin de mogelijke gezondheidseffecten de Nederlandse volksgezondheid zullen beïnvloeden ook afhankelijk van de (on)mogelijkheden van aanpassingen aan de klimaatverandering.
Arctische volken Klimaatverandering heeft ook gevolgen voor arctische volken. Door het smelten van gletsjers en zee-ijs stijgt de zeespiegel. Veel dorpjes van de arctische bevolking liggen aan de kust. Door hun ligging worden deze dorpen door zeespiegelstijging bedreigd. De huidige bewoners zijn minder flexibel dan hun trekkende voorouders, nu ze in vaste dorpen leven en minder mobiel zijn met hun 'moderne' uitrusting. Het onstabielere zee-ijs maakt het moeilijker en gevaarlijker om te jagen op zeehonden. Eeuwenoude tradities kunnen zo nog verder vervagen. Het arctisch gebied zal als gevolg van de grotere stukken open water beter bereikbaar zijn voor de scheepvaart, en voor ontginning, olie- en gaswinning. Als de vispopulaties groeien zal dit de visserij winstgevender maken en ook aquacultuur heeft meer mogelijkheden in warmer water. Toch hebben toxische algen en visziektes meer kans om te overleven. Rendierkuddes, een belangrijke voedsel- en inkomstenbron voor volken in Europa, Azië en Scandinavië, kunnen door de verandering in voedselaanbod in de problemen komen. Invloed op het landschap Het klimaat is van grote invloed op het landschapsbeeld. Zo bepaald het voor een belangrijk deel de plantengroei. Het poollandschap en het woestijnlandschap hebben hun uiterlijk te danken aan klimaatfactoren als kou en droogte. Het klimaat speelt ook een belangrijke rol bij de vorming van het reliëf. Bergen en dalen krijgen onder andere hun vorm door neerslag, temperatuur en wind. Kou en neerslag kunnen ervoor zorgen dat het land bedekt wordt met een dik pak landijs. Bewegend landijs kan weer zorgen voor diep uitgeschuurde dalen, zoals de fjorden in Noorwegen, of voor kale rotsvlakten, zoals in het Finse Merenplateau. Het klimaat is een gemiddelde. Dat gemiddelde geen goede indruk van wat het klimaat allemaal kan doen. Het zijn de uitzonderingen die grote invloed hebben. We kunnen dat bijvoorbeeld zien in de Sahel, het gebied dat aan de zuidkant aan de Sahara grenst. Die Sahel is gemiddeld over veertig jaar niet zo heel erg droog. Nog niet zo lang geleden hebben ze daar een aantal zeer droge jaren meegemaakt. Daardoor is in korte tijd een hele strook plantengroei verdwenen. De Sahara is daardoor in enkele jaren een heel eind naar het zuiden gegaan. Als de plantengroei eenmaal kapot is, zijn er tientallen vochtige jaren nodig, om dat weer te herstellen. Een jaar met uitzonderlijk veel regen kan in een gebergte verschrikkelijke overstromingen en enorme aardverschuivingen veroorzaken. Er veranderd dan in een paar maanden meer dan in tientallen jaren daarvoor. We weten dat het klimaat vroeger anders was. Bepaalde vormen in het landschap zijn gemaakt in een andere klimaatperiode. Zo kent de geschiedenis van de aarde een aantal ijstijden. Bij één daarvan lag de noordelijke helft van Nederland bedekt onder tweehonderd meter dik ijs. Door dat ijs werden heuvels opgestuwd, zoals de Veluwe, het Gooi en de Sallandse heuvels. De laatste ijstijd was zo’n tienduizend jaar geleden. Sinds toen is het klimaat veranderd, maar de heuvels zijn er nog steeds. De Sahara heeft ooit een vochtig klimaat gehad. Er groeiden bomen, er wandelden giraffen rond en in de rivieren zwommen krokodillen. Je kunt dat zien op rotstekeningen midden in de woestijn. Ze zijn duizenden jaren geleden gemaakt door bewoners uit die natte tijd. Heel belangrijk is dat een klimaatverandering gevolgen kan hebben voor de hoeveelheid water in de zee. Tijdens de ijstijden werd veel water, in de vorm van een ijslaag van een paar duizend meter dik, vastgehouden op het land. Het zogenaamde landijs. Daardoor viel bijv. de Noordzee helemaal droog. Engeland zat vast aan Europa. Toen het klimaat warmer werd, smolt een deel van het landijs. De zeespiegel steeg weer en de Noordzee liep weer vol. Invloed op dieren
IJsberen
Terwijl de wetenschappers discussiëren over de vraag of er nu wel of niet een versterkt broeikaseffect optreedt, nemen de inheemse volken van het Noordpoolgebied al de eerste veranderingen in hun leefomgeving waar. Bewoners van westelijk Alaska vertellen dat de afgelopen decennia de winters veel minder koud zijn geweest. Er is meer open water en het zee-ijs is dunner. De wintervorst treedt later op dan normaal en in de lente valt de dooi vroeger in. Er valt minder sneeuw, en de toendra wordt droger. In het binnenland van centraal Arctisch Siberië en Noord-Amerika is in de afgelopen 30 jaar de luchttemperatuur met 1.5ºC per 10 jaar gestegen. In het oosten van Noord-Amerika en het gebied van de noordelijke Atlantische Oceaan is in dezelfde periode de gemiddelde temperatuur met 1.5ºC per 10 jaar gedaald. Wat de inheemse bevolking waarneemt is waarschijnlijk het topje van de ijsberg. Er zijn nog veel onduidelijkheden over de exacte effecten van klimaatverandering op het arctisch ecosysteem, maar een voorzichtige voorspelling hiervan is wel te geven. Door de stijging in luchttemperatuur ontstaan in het zee-ijs vaker breukvlakken en zogeheten polynya's. (Grote oppervlakten van open water of dun ijs.) Door afwezigheid van zee-ijs kunnen algen van het warmere oppervlaktewater en de hogere lichtsterkte profiteren. Vispopulaties kunnen groeien door de versnelde toename van algen. De toename in watertemperatuur heeft ook invloed op de verspreiding en populatiegrootte van vissen die in de Arctische Oceaan voorkomen. Sommige vissoorten zullen zich naar warmere wateren bewegen, terwijl vissen die van kouder water houden verder naar het noorden zwemmen. Vissen vormen voedsel voor organismen zoals de zeehond. Veranderingen in de populatiegrootte van vissoorten en wijzigingen in het type vissoorten dat van het arctische ecosysteem deel uitmaakt zijn dus ook van invloed op de top van de voedselketen. Daarnaast vormt het zee-ijs het leefgebied van een groot aantal dieren, zoals de ringelrob en de ijsbeer. Op het zee-ijs graaft de ringelrob gaten in de sneeuw. Deze holen zijn rustplaatsen voor volwassen beesten en bieden bescherming aan pasgeboren jongen. Als het ijs opbreekt terwijl de pups nog in het hol liggen, hebben ze weinig kans om te overleven. De ijsbeer profiteert in eerste instantie van deze gemakkelijke maaltjes, maar op de lange duur is een afname van de ringelrobpopulatie ook nadelig voor de ijsbeer die erop jaagt. IJsberen hebben bovendien sterk zee-ijs nodig om te kunnen jagen. Als het oppervlak en de sterkte van het zee-ijs afnemen wordt het voor de ijsbeer moeilijker om een prooi te besluipen en het benodigde voedsel te vangen. Minder voedsel betekent een lagere vetreserve en een lagere overlevingskans in het koude arctische klimaat. Rendierkalveren Er zijn door klimaatverandering ook grote veranderingen boven land te voorspellen. De permafrost, de permanent bevroren grond, zal voor een deel ontdooien. Sommige gebieden worden droger door verdamping van vocht uit de bodem. Andere gebieden krijgen te maken met een hogere neerslag, waardoor de grond juist vochtiger wordt. De vochtigheidsgraad, temperatuur en samenstelling van de grond bepalen welke planten en bomen er kunnen leven. Als grassen en wilgen de strijd met dwergberken (een moeilijk verteerbare soort) verliezen, verdwijnt hierdoor het benodigde voedsel voor de kalven. Een bijkomend probleem zijn plaaginsecten. In een warme winter overleven de eitjes van deze beestjes, waar ze bij een koude winter zouden sterven. De insecten tasten planten aan waardoor planten hun bladeren verliezen. Een andere theorie voorspelt juist dat het aantal insecten afneemt doordat bij een minder koude winter parasieten op insecten langer in leven blijven en de insectenpopulatie negatief beïnvloeden. Kwetsbaarheid Een temperatuurstijging van gemiddeld enkele graden Celsius kan positief zijn voor de landbouw in de meeste geïndustrialiseerde landen. Maar dit heeft negatieve gevolgen voor de landbouw in ontwikkelingslanden. Bij een grotere stijging van de temperatuur zal de landbouw in alle landen negatief getroffen worden. Daarnaast zal, als gevolg van verandering in de neerslagpatronen en neerslaghoeveelheden, de beschikbaarheid en kwaliteit van water in veel gebieden afnemen. Met name ontwikkelingslanden zullen zwaar getroffen worden. Bijzonder kwetsbare ecosystemen zijn onder andere toendra’s, alpine vegetaties, boreale en tropische bossen en koraalriffen. Klimaatverandering kan daarbij leiden tot verlies aan biodiversiteit. Klimaatverandering kan ook een vergroting betekenen van het verspreidingsgebied van ziekten, zoals malaria, gele koorts en cholera. Ontwikkelingslanden zijn extra kwetsbaar omdat een belangrijk deel van hun economieën in klimaatgevoelige sectoren (landbouw, visserij en bosbouw) zijn gevestigd. Kleine eilandstaten en lage kustgebieden zijn zeer kwetsbaar voor zeespiegelstijging en stormen. Vervolgens blijkt dat bij onveranderd beleid, de kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden zal toenemen als gevolg van de klimaatverandering. De impact van klimaatverandering zal in de poolgebieden naar verwachting extra groot zijn doordat de veranderingen daar het grootste zijn en het snelst gaan, terwijl het ecosysteem juist minder in staat is om veranderingen op te vangen. Voor delen van Afrika, Latijns Amerika, en Azië zijn negatieve gevolgen te verwachten. Deze betreffen onder meer verandering in de afvoer door rivieren, overstroming en watergebrek, afnemende voedselzekerheid, schade aan visserij, volksgezondheid en biodiversiteit, vooral voor die gebieden waar de aanpassingsmogelijkheden laag zijn. In gebieden met een hoger aanpassingsvermogen, zoals Noord Amerika, Europa, Australië en New Zeeland, zijn groepen met kwetsbare traditionele culturen zoals eskimo's en aboriginals een extra zorg. In Europa is de kwetsbaarheid van Zuid Europa en het arctisch gebied groter dan die van de overige gebieden. Ook de toeristenindustrie zal hier iets van merken. Hogere temperaturen, hittegolven en het opschuiven van de sneeuwgrens hebben namelijk invloed op de aantrekkelijkheid van de nu populaire zomer- en wintervakantiebestemmingen. Het ligt in de lijn van de verwachting dat de helft van de alpine gletsjers en omvangrijke permafrost gebieden aan het einde van de 21ste eeuw verdwenen zullen zijn. Ook Nederland krijgt te maken met de gevolgen van klimaatverandering. Zo wordt de kans dat rivieren buiten hun oevers treden groter. Dat zal van invloed zijn op het ruimtegebruik. Verder heeft de stijging van de zeespiegel niet alleen gevolgen voor de kustbescherming, maar ook voor de landbouw (verzilting) en voor de Waddenzee.
Effectieve aanpak is mogelijk De laatste vijf jaar is er belangrijke vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van technologieën. Bij elkaar hebben deze de mogelijkheid om de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen in de periode 2010 tot 2020 terug te brengen tot beneden het niveau van 2000. Het gaat hierbij onder meer om zuinige woningen, apparaten, auto's en industriële processen, windenergie, brandstofcellen en het opslaan van kooldioxide en diverse industriële productieprocessen. Bossen, landbouwgronden en andere ecosystemen bieden mogelijkheden om extra koolstof op te slaan waardoor per saldo de CO2-concentratie in de atmosfeer vermindert. Deze categorie oplossingen heeft een afnamemogelijkheid van 10-20% van de mogelijke uitstoot van fossiele brandstoffen tot 2050. Bron 5 www.dom.wau.nl Conclusie Samenvatting en antwoord op de vraagstellingen 5 verschillende klimaten: - A-klimaten: het tropisch regenwoudklimaat - B-klimaten: het droog klimaat - C-klimaten: het zeeklimaat (maritiem klimaat) - D-klimaten: het landklimaat (continentaal klimaat) - E-klimaten: het koud klimaat Oorzaken verandering van klimaten: - cfk’s - CO2 - Broeikasgassen Gevolgen verandering van klimaten op de natuur en het milieu: - afbraak ozonlaag - kleinere planten en oogsten - zeespiegelstijging - temperatuurstijging - ecologisch evenwicht verstoord - afname landbouwproductiviteit Gevolgen van het broeikaseffect: - zeespiegelstijgingen - zoetwatertekort - aantasting ecostystemen - afname landbouwproductiviteit Invloed van de veranderingen op de mens: - Gezondheidseffecten door storm en overstroming - Directe temperatuurseffecten - Effecten van een verslechterde luchtkwaliteit op luchtwegen - Allergie-effecten door (aero)allergenen - Water- en voedselgerelateerde ziekten - Vector-gebonden ziekten - UV-geïnduceerde gezondheidseffecten
Invloed van veranderingen op het landschap: - vorming van reliëf - beïnvloeden van plantengroei Invloed van de veranderingen op de dieren: Veel dieren sterven doordat het ecosysteem is verstoord en ze zich niet meer kunnen aanpassen. Invloed van de mensen op het klimaat: Mensen veranderen het klimaat door ontbossing en milieuvervuiling in de vorm van broeikasgassen e.d. Effecten van klimaatveranderingen: Klimaatveranderingen kunnen positief zijn voor de landbouw in geïndustrialiseerde landen. Maar het heeft negatieve gevolgen voor de landbouw in ontwikkelingslanden. Ook kan het uitbreiding van het verspreidingsgebied van ziekten vergroten. Effectieve aanpak is mogelijk: Door onder andere zuinige woningen, apparaten, auto's en industriële processen, windenergie, brandstofcellen en het opslaan van kooldioxide en diverse industriële productieprocessen. Bossen, landbouwgronden en andere ecosystemen bieden mogelijkheden om extra koolstof op te slaan waardoor de CO2-concentratie in de atmosfeer vermindert. Literatuurlijst - Godrej, Di., De feiten over klimaatverandering,(Rotterdam 2003) - Morgan, S., Klimaatverandering,(London 2000) -
www.hetlaatstecontinent.nl - www.knmi.nl - www.dow.wau.nl - www.milieuloket.nl - www.digischool.nl - www.ggd.nl - www.google.com - www.vrom.nl

REACTIES

M.

M.

Ik vind het een heel slecht werkstuk. Je kan amper de informatie vinden die je nodig hebt. Ik ben diep teleurgesteld in jouw, ik had meer verwacht van een vwo-er

12 jaar geleden

S.

S.

grappig dat je bronnen niet bestaan

11 jaar geleden

D.

D.

Ik doe zelf ook mijn pws over klimaatverandering. Dit zou bij ons dus echt niet goedgekeurd worden..

11 jaar geleden

D.

D.

Kut ding

7 jaar geleden

D.

D.

Kut

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.