Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Noorderlicht

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 3955 woorden
  • 28 februari 2003
  • 120 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
120 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding We hebben besloten onze praktische opdracht voor Algemene Natuurwetenschappen te houden over het poollichtverschijnsel. We wisten niet veel van dit onderwerp af en hebben het altijd al heel mysterieus gevonden. Mooie foto’s van het verschijnsel stimuleerden onze interesse in dit onderwerp. Het poollicht is een bijzonder natuurverschijnsel en daarom vonden we het ook een toepasselijk onderwerp voor het vak ANW. Ook sluit het mooi aan bij hoofdstuk 3 van ANW Overal, omdat dit hoofdstuk gedeeltelijk over het zonnestelsel en het heelal gaat. We hopen dat we door het maken van deze opdracht meer te weten komen over wat het noorderlicht nu precies is en waardoor het veroorzaakt wordt. Ook lijkt het ons interessant theorieën van wetenschappers, die zich bezig gehouden hebben met het poollicht, te behandelen. Tenslotte verdiepen we ons in de verklaringen die mensen vroeger aan het verschijnsel gaven. Verschillende culturen hebben altijd hun eigen uitgesproken manieren om verschijnselen als deze te verklaren gehad. Hoofdstuk 1
Wat is het noorderlicht precies?
* Hoe ziet het poollicht eruit? Het poollicht, oftewel de Aurora Borealis op het noordelijk halfrond (het noorderlicht) en de Aurora Australis op het zuidelijk halfrond, zijn lichtende ringen om de geomagnetische polen van de aarde. Deze ringen van poollicht zijn voortdurend in beweging, breiden zich uit naar de evenaar of trekken zich terug naar de pool en veranderen voortdurend van helderheid. Wanneer we vanaf de grond naar het poollicht kijken, ziet dit er vaak uit als een lichtend gordijn tegen de nachtelijke arctische hemel. Het verspreidt zich ver en strekt zich uit van de oostelijke naar de westelijke horizon. De onderste rand reikt tot een hoogte van ongeveer 100 kilometer, terwijl de bovenste rand zich gewoonlijk uitstrekt tot ongeveer 400 kilometer, en soms wel 1000 kilometer hoog! In het algemeen worden er vijf termen gebruikt om het poollicht te beschrijven; - bogen: flauw gebogen homogene strepen licht met gladde onderranden; - banden: bogen die aan de onderkant rimpels, plooien, kronkels of spiralen vertonen; - plekken: oplichtende gedeeltes van de hemel die lijken op lichtende wolken, deze blijven beperkt tot een klein gebied; - sluiers: lichtende, gelijkmatige vlakken die zich over grote gebieden uitspreiden; - stralen: lichtbundels die volgens het magnetisch veld van de aarde gericht zijn en een hoek met het verticale vlak. Wat hun ontwikkeling in tijd betreft, kunnen poollichtverschijnselen rustig zijn of pulseren, flakkeren of vlammen en ze duren meestal van een paar minuten tot zelfs enkele uren. Noorderlichtverschijnselen zijn nooit exact gelijk, maar vertonen wel veel dezelfde kenmerken en een bepaalde karakteristieke volgorde. Een zwak groen schijnsel kruipt naar de noordelijke hemel en vormt langzaam een boog, die van horizon naar horizon loopt. Hoe hoger de boog komt, hoe helderder hij wordt. Nieuwe bogen komen snel tot ontwikkeling en zo ontstaat een band van licht. Wanneer deze banden beginnen te vervagen, begint zich een reeks van gordijnen en draperieën van gekleurd licht te ontvouwen. Dunne lichtstralen schieten hier en daar tussendoor. Wanneer het schouwspel zijn eind nadert, komen pulserende gordijnen samen in zwellende wolken, die in een tijd van seconden helder worden en weer vervagen. De kant die van de wind af ligt, wordt gekenmerkt door sporadische uit-barstingen die het vuurwerk verlengen, tot tegen zonsopgang het licht vervaagt.
* Waardoor wordt het noorderlicht veroorzaakt? Het ontstaan van het poollicht hangt samen met grote activiteit op de zon. Het kleurrijke lichtspel ontstaat wanneer elektronen en protonen, die vrijkomen bij uitbarstingen op de zon, de aardse dampkring binnendringen. Deze deeltjes worden weggeslingerd in de vorm van zonnewind door grote zonnevlammen op de zon. Onzichtbare, gebogen magnetische krachtlijnen vormen een schild dat de Aarde beschermt tegen een dodelijk bombardement van de geladen deeltjes, die met een snelheid van 1,6 miljoen kilometer per uur van de zon afkomen. Dit magnetisch schild doet de deeltjes afbuigen richting de Noord- en de Zuidpool en vormt een beschermende cocon om de Aarde, de magnetosfeer genoemd. Het krachtenveld is niet helemaal doeltreffend: sommige deeltjes van de zonnewind zijn in staat om het bovenste deel van de atmosfeer, of ionosfeer, bij de magnetische polen te bereiken. Deze protonen en elektronen komen in botsing met neu-trale deeltjes die geioniseerd worden. Bepaalde gasdeeltjes in de atmosfeer gaan naar een aangeslagen toestand over en zenden licht uit wanneer ze terugvallen in de grondtoestand. Daardoor ontstaan aan de hemel op een hogere breedtegraad de typische noorderlicht-verschijnselen. * Waar kan men aurora’s waarnemen? De aurorale activiteiten doen zich voor in ovaalvormige gebieden gecentreerd rond de twee geomagnetische polen; men noemt ze de poollichtovalen. De grootte van een poollichtovaal is in het algemeen 10 breedtegraden. Op het noordelijk halfrond ligt de poollichtovaal boven Alaska, Canada en Scandinavië. Op het zuidelijk halfrond ligt de poollichtovaal boven Antarctica. Door het magnetisch veld van de aarde zijn de poollichtverschijnselen op het noordelijk halfrond en verschijnselen op het zuidelijk halfrond dikwijls elkaars spiegelbeeld. Soms, tijdens krachtige magnetische stormen, strekt de poollichtovaal zich uit tot op lagere breedtegraden. Tijdens periodes van sterke zonneactiviteit, kan de staart van de magnetosfeer verstoord worden en belangrijke stromen uitsturen in de bovenste lagen van de atmosfeer. In Noord-Europa en Noord-Amerika neemt men dan intensieve aurora’s waar. De aurora’s op lagere breedtegraden zijn echter zeldzaam en doen zich alleen voor tijdens sterke magnetische storingen. Op de breedtegraden van Nederland is het noorderlicht af en toe zichtbaar. Het waarnemen van het verschijnsel wordt echter bemoeilijkt door verlichting in de steden en door de slechte klimatologische omstandigheiden eigen aan ons klimaat. * Wanneer is het noorderlicht te zien? Poollicht is een indrukwekkende gebeurtenis. Het verschijnsel is het best te zien vanaf een donkere plaats met goed uitzicht in de noordelijke richting. Het mooist is het soms helderrode poollicht te zien bij weinig maanlicht en als de lucht weinig stof of waterdamp bevat. Er moet echter aan nog veel meer voorwaarden worden voldaan wil het gebeuren, en dan nog is het niet zeker dat er in onze streken poollicht te zien is. De zonnevlekken, donkere gebieden op de zon, waar vaak zonne-uitbarstingen plaatsvinden (de coronale-massa-uitstoot), moeten recht op de aarde gericht zijn. Alleen dan kunnen de vrijgekomen deeltjes na een of twee dagen onze dampkring binnendringen. Dat veroorzaakt verstoringen van het magnetisch veld, waardoor bij de polen en soms ook in West-Europa poollicht zichtbaar kan worden. Bovendien moeten de verschijnselen zich in de avond of nacht voordoen, zodat het donker genoeg is. In de weken rond de langste dag is het in West-Europa te schemerig om het poollicht goed te zien. Ook kunnen wolken het licht zicht ontnemen van het poollicht dat op meer dan 100 kilometer hoogte ontstaat. Poollicht kan soms een paar dagen na elkaar of met tussenpozen van enkele dagen te zien zijn. Betrouwbare verwachtingen zijn niet te geven. Wel is de kans op een herhaling na circa 26 dagen iets groter. De zon draait om zijn as en dan zijn de zonnevlekken, die eerder poollicht veroorzaakten, opnieuw naar de aarde gericht. Het is echter niet zeker of dan weer een nieuwe uitbarsting zal optreden. Gewoonlijk is zwak poollicht vanaf een donkere locatie in ons land op ongeveer zeven dagen per jaar te zien, maar in jaren met grote zonneactiviteit kan het wel op vijftien dagen optreden. Slechts een enkele maal is het echt uitbundig, zoals in 1989 en in het jaar 2000. Hoofdstuk 2 Astronomische en natuurkundige aspecten van het noorderlicht * De zonnewind De zon, ‘onze’ ster, is voor ons onmisbaar: ze zendt licht en warmte uit, waardoor de aarde leefbaar wordt. Het is minder bekend dat de zon ook elektrisch geladen deeltjes in alle richtingen wegblaast, in de vorm van zonnewind. De zonnewind heeft een belangrijke invloed op de buitenste lagen van de planeetatmosferen, ook op die van de aarde. De temperatuur in de buitenste gebieden van de zonne-atmosfeer (de corona) is erg hoog, zodat sommige deeltjes zo snel bewegen dat ze aan de greep van de zwaartekracht kunnen ontsnappen. Deze weglekkende deeltjes vormen de zonnewind, een voortdurende stroom plasma die wegvloeit van de zon. De samenstelling van dit plasma weerspiegelt die van de corona; het gaat hoofdzakelijk om protonen (waterstof-kernen), een tiental procent alfa deeltjes en sporen van zwaardere ionen als isotopen van koolstof, stikstof, zuurstof, silicium, ijzer, magnesium etc. De hoge temperatuur in de corona is verantwoordelijk voor de volledige ionisatie van waterstof en helium, en de hoge ionisatiegraad van zwaardere atomen als zuurstof en ijzer. De aanwezige elektronen garanderen dat het geheel elektrisch neutraal blijft. De zonnewind is een erg ijl plasma: op de afstand van de aarde vindt men gemiddeld slechts 10 protonen per kubieke centimeter. De deeltjes in de zonnewind botsen daarom zelden; elektronen en ionen kunnen elkaar praktisch niet neutraliseren. Dat betekent dat er een rechtstreeks verband is tussen de beweging van de geladen deeltjes en de magnetische velden die in de interplanetaire ruimte heersen. De snelle zonnewind wordt weggeblazen uit de gebieden rond de noord- en zuidpool van de zon met een snelheid van 800 km/s, terwijl de langzame wind van 400 km/s in de evenaarsgebieden stroomt. Het magnetisch veld van de zon beinvloed de stroomrichting van de zonnewind. * Het magnetisch veld van de zon en het aardmagnetisch veld De zon bezit een eigen magnetisch veld. Niet alleen bestaan er sterke plaatselijke magneetvelden, bijvoorbeeld in de buurt van zonnevlekken, maar de zon bezit ook een globaal magnetisch veld. In een eerste benadering kan men de zon beschouwen als een eenvoudige staafmagneet. Het blijkt dat de polariteit van deze staafmagneet elke 11 jaar wisselt. Omdat de ontsnappende zonnewind het magneetveld met zich meedraagt, is het interplanetair magneetveld licht verschillend van dat van een staafmagneet, zoals getoond in de figuur op de vorige pagina. Strikt genomen geldt deze figuur alleen maar voor het geval van lage zonneactiviteit. De blauwe lijnen stellen de magnetische veldlijnen voor. Deze zijn ‘gesloten’ in de evenaarsgebieden en ‘open’ nabij de polen. De grens tussen beide wordt gevormd door het heliosferisch neutraal oppervlak (HNO). Dit oppervlak vormt een contactlaag tussen zonnewind met noord- en zuidpolariteit, dus de richting van het magneetveld aan weerszijden van het HNO is tegengesteld. In de figuur is het HNO weergegeven door de lichtblauwe streepjeslijn. Het magnetisch veld van de zon vult de interplanetaire ruimte. Binnen deze ruimte zijn alleen de magnetosferen van een aantal planeten en ionisatiegebieden rond actieve komeetkernen, sterk genoeg om de zonnewind buiten te houden. De heliosfeer is de ruimte waarin de totale druk van het zonnewind-plasma sterker is dan die van het omgevende interstellaire medium, en is dus het resultaat van een samenspel tussen de corona, als bron van de zonnewind, en het interstellair milieu, waarin de zonnewind uiteindelijk opgaat. Het magnetisch veld van de aarde is net een reusachtige traan, die zich tot ver in de ruimte uitstrekt. Ten gevolge van de interactie met de zonnewind, strekt de magnetosfeer zich in een langwerpige vorm uit over verscheidene miljoenen kilometers, in de richting weg van de zon. Zo’n vorm komt ook enigszins overeen met die welke zou ontstaan wanneer de kern van de planeet een enorme staafmagneet zou bevatten of een metalen spoel waar een elektrische stroom doorheen gaat. De meeste geofysici zijn het erover eens dat het magnetisch veld wordt opgewekt door ‘draaikolken’ die worden aangedreven door warmte die vrijkomt van radioactieve elementen in de electriciteit geleidende, ijzerrijke, vloeibare buitenkern van de aarde. Daar waar de deeltjes van de supersonische zonnewind dit krachtenveld raken, wordt hun snelheid verminderd en ontstaat er een boeggolf. Daarbinnen ligt de magnetopauze, die de grens vormt met de magnetosfeer. De Van-Allen-stralingsgordels vangen deeltjes in die de magnetopauze binnendringen, maar sommige daarvan dringen langs de open veldlijnen van de pooltrechters naar binnen waar ze in de ionosfeer, de onderste grens van de magnetosfeer, atomen en moleculen aanslaan die het poollicht veroorzaken. Of de zonnewind ook daadwerkerlijk de aarde kan bereiken, is afhankelijk van in hoeverre het magnetisch veld van de zon noord- of zuidwaarts gericht is. Is deze zuidwaards gericht, dan is deze tegenover-gesteld aan het aard-magnetisch veld en in dat geval kunnen deze twee magnetische velden gaan koppelen en kan de deeltjesstroom de ionosfeer van de aarde bereiken.
* Beweging van de deeltjes Een geladen deeltje dat in een magneetveld beweegt, ondervindt een kracht die zowel loodrecht staat op de bewegingsrichting van het deeltje als op de richting van het magnetische veld. De sterkte van de kracht is evenredig met de snelheid van de elektrische lading van het deeltje en de sterkte van het magnetisch veld. Deze kracht heet de Lorentzkracht F. Heeft het deeltje een snelheid v en loopt het een constant magneetveld van sterkte B binnen, dan is de Lorentzkracht zowel loodrecht op B als op v gericht. Wanneer v loodrecht op B staat, dan is F een middelpuntzoekende kracht en het deeltje zal in cirkels gaan bewegen. Is v niet loodrecht op B, dan doorloopt het deeltje een schijfvormige baan (helix). De cirkelbeweging is dan aangevuld met een beweging evenwijdig aan B. De straal waarmee deze deeltjes in cirkelbeweging langs de magneetlijnen lopen is met de tweede wet van Newton te bepalen en laat zien dat de straal proportioneel evenredig is met de impuls R van het deeltje. Van de frequentie f waarmee de deeltjes hun cirkelvormige baan doorlopen is te melden dat deze niet meer afhankelijk is van zijn loodrecht daarop staande bewegingssnelheid. Deze frequentie is dus voor elk zelfde soort deeltje hetzeldfe, ongeacht zijn snelheid. Het resultaat van dit alles is dus dat geladen deeltjes spiraalvormige bewegingen uitvoeren rondom de magnetische veldlijnen van de aarde. Als de veldlijnen van de aarde evenwijdig aan elkaar zouden lopen, zou een geladen deeltje doorgaan met spiraliseren om een veldlijn in lussen met een constante straal. Maar de veldlijnen van de aarde zijn niet evenwijdig; ze komen samen bij de magnetische polen en buigen uiteen aan de evenaar. Waar de veldlijnen dicht bijeen zitten, bewegen de geladen deeltjes in steeds dichtere spiralen, tot hun voorwaartse beweging uiteindelijk helemaal ophoudt. Wanneer alleen de cirkelbeweging om de lijnen overgebleven is, begint het deeltje zijn spiraal te ontrollen en gaat in tegengestelde richting langs de veldlijnen bewegen. Als het terugloopt in de richting van de evenaar, worden de lussen van de spiraal steeds wijder, tot bij de evenaar het proces weer omkeert. De plaatsen waar de beweging van richting omkeert, worden spiegelpunten genoemd. Als zo’n punt zich hoog boven de ionosfeer bevindt, zal het deeltje heen en weer gaan zonder met moleculen uit de atmosfeer te botsen. Maar als een spiegelpunt dichter bij de aarde ligt, dichter bij de ionosfeer, kan het deeltje snel botsen met een deeltje uit de ionosfeer en in de atmosfeer terecht komen. * Licht en kleuren van de aurora Om uit te leggen waarom atmosferische bestanddelen licht uitzenden bij het terugkeren van een angeslagen toestand naar de grondtoestand, kan men het atoommodel van Bohr gebruiken. In dit atoommodel bestaat de kern uit neutronen en protonen. De elektronen draaien rond de kern, aangetrokken door de Coulombiaanse krachten tussen de positief geladen kern en de negatief geladen elektronen. Slechts bepaalde elektronenbanen zijn ‘toegelaten’; de energie van de deeltjes kan slechts bepaalde discrete waarden aannemen. De elektronen kunnen overgaan van de ene baan naar de andere baan door het absorberen (aanslaan) of door het uitzenden (terugvallen) van het verschil in energie tussen twee banen. Bij een botsing met een deeltje met een hoge energie, kunnen de atmosferische bestanddelen energie absorberen en in een aangeslagen toestand terecht komen. Bij het terugvallen in de oorspronkelijke grondtoestand, zenden ze licht uit. De golflengte van dit licht komt overeen met een foton met een energie gelijk aan het energieverschil tussen beide elektronenbanen. De kleur en de hoogte van de poollichtverschijnselen geven ons informatie over het soort atmosferisch gas dat aangeslagen wordt. Boven een hoogte van 250 kilometer wordt het rode licht met een golflengte van 6300 Å dat in de aurora’s overheerst, veroorzaakt door aangeslagen zuurstofatomen. Dit licht wordt de diffuse aurora genoemd. Vanaf 100 tot ongeveer 250 kilometer hoogte, is de groene kleur ook het gevolg van aangeslagen zuurstofatomen. Dit licht heeft een golflente van 5577 Å. Beneden een hoogte van 100 kilometer, zijn aangeslagen stikstofatomen verantwoordelijk voor de blauwe en rode kleuren in aurora’s. Nog lager in de atmosfeer geven stikstofatomen een ultraviolette gloed. Het licht dat veroorzaakt wordt door stikstofatomen heeft een golflengte van 6500 of 6800 Å. Deze vormen van licht worden de discrete aurora genoemd. De ionisatie en excitatie die de uitzending van het meeste licht in het poollicht veroorzaken, worden bewerkstelligd door invallende elektronen die energieen hebben van minder dan 10000 eV, dit is ongeveer de helft van de energie van elektronen die het flucorescerende scherm van een beeldbuis raken. Hoofdstuk 3
Wetenschappers en het noorderlicht
Er zijn door de eeuwen heen heel wat wetenschapper geweest die gefascineerd waren door het noorderlicht. Zo waren de mensen in de Scandinavische landen al lange tijd geleden er onder de indruk van de lichten die op een heldere nacht verschenen. * Samuel Von Triewald In 1744 werd Samuel Von Triewald geprezen voor zijn inzicht in het mechanisme van het poollicht. Zijn experiment zag er als volgt uit. In een donkere kamer, met een gaatje in de muur om het zonlicht door te laten, stelde hij een prisma, een glas cognac en een scherm op. Lichtstralen die door de opening kwamen, werden gebroken en waaierden uiteen bij doorgang door het prisma. Wanneer het gebroken licht langs het oppervlak van de cognac kwam, werd een patroon op het scherm geprojecteerd. Dit was het begin van een wereldwijde theorie die ervan uitging dat het poollicht ontstaat uit zonlicht dat gebroken wordt door verstrooide gassen, die in de atmosfeer verdampen. Deze gassen werden door de wind meegevoerd waardoor er een aurora ontstond. * Kristian Birkeland Pas in 1897 werd deze theorie aangevuld door de Noorse natuurkundige Kristian Birkeland. Birkeland leidde tussen 1897 en 1903 drie expedities om de hoogte van het noorderlicht te bepalen. Bij de tweede poging slaagde hij erin om een noorderlichtverschijnsel te fotograferen vanuit twee plaatsen die 3,4 km uit elkaar lagen. Door middel van een driehoeksmeting stelde hij vast dat de onderkant op zo’n 100 km lag. Begin 1900 had William Crook laten zien dat kathodestralen door magneetvelden worden afgebroken, Joseph J. Thomsom stelde hierna vast dat kathodestralen bestaan uit elektronen. Birkeland combineerde deze twee en opperde dat stromen snelle elektronen uit zonnevlekken werden gestoten en dat deze gekleurde lichten veroorzaken. Hij testte zijn theorie met een experiment dat inderdaad uitwees dat hij gelijk had. Hij geloofde dat er kathodestralen uit de zon kwamen die naar de die naar de magnetische polen werden geleid. Zo verklaarde hij het dagelijks optreden van het noorderlicht en de overeenkomst tussen de elfjarige periode van de zonneactiviteit en het optreden van de poollichtverschijnselen.
* Carl Stormer De ideeën en proeven van Birkeland werden door niemand serieus genomen, er werd vanuit gegaan dat alles ‘puur toeval’ was. Toch brachten de experimenten theoretisch fysicus Carl Stormer aan het denken. Stormer deed wiskundige berekeningen aan de bewegingen van geladen deeltjes in een eenvoudig magnetisch dipoolveld. In 1907 publiceerde hij een artikel waarin werd beschreven hoe geladen deeltjes spiraliseren om de magnetische veldlijnen van een eenvoudige dipool. In het magnetisch veld van de aarde lopen de veldlijnen op grotere hoogte verder uit elkaar. Als de deeltjes op en neer spiraliseren langs de veldlijnen maken ze steeds kleinere en dichter op elkaar liggende lussen naarmate ze dichter bij de aarde komen. Op en gegeven moment houdt de neerwaartse bewegingen op bij de spiegelpunten en begint het deeltje weer terug, naar buiten toe, te spiraliseren. Tijdens de eerste Amerikaanse vlucht door de ruimte was aan boord de Geigerteller van James Van Allen. Deze detecteerde een grote groep van energierijke deeltjes in de hoge lagen van de atmosfeer. Dit was een grote verrassing. Als ze echter beter naar Carl Stormer hadden geluisterd, hadden ze dit van tevoren al kunnen voorspellen! Hoofdstuk 4
Hoe dachten de mensen vroeger over het noorderlicht?
Tegenwoordig kunnen we niet meer naar het noorderlicht te kijken zonder er een natuurkundige verklaring voor te geven. Vroeger was dit echter heel anders. Zo beschreven de Eskimo’s het noorderlicht als ‘de dansende zielen van hun favoriete dieren’. De Zweden associeerden de verschillende kleuren en vormen met een dans (polka, volksdans etc.). In Scandinavië ging de mensen nog een stapje verder. Hun traditie hield in dat de kleuren de geesten van ongetrouwde vrouwen voorstelden, die boven op de berg Konnunso bij een kampvuur zaten. Als zij rond het vuur dansten, reflecteerde dit verschillende kleuren in de lucht. Het Chuvash-volk uit Azië sloot zich daar deels bij aan. Volgens hen was het noorderlicht een godin die geboorte gaf aan een zoon. De kronkelingen was het hoogtepunt van de bevalling. De Iroquouis-stam dacht dat het noorderlicht een teken was voor het einde van je leven. De weg naar de hel wordt beschreven als een trillende weg, naar het noorden door een vlammende draaikolk. Iets dergelijks zie je ook terug bij de interpretaties van de Eskimo’s; de Inuit en de Samis. Deze mensen zijn ervan overtuigd dat de noorderlichten de zielen zijn van mensen dood zijn gegaan door groot verlies van bloed, of dit nou door zelfmoord, moord of bij de geboorte al gebeurt. Rond 1850 vervulde het noorderlicht voor de Sioux in Noord-Amerika een rol van geloof en leiding. Tijdens een heldere nacht moest een ritueel vervult worden. De geesten zouden tijdens die nacht dansen, waarna ze weer goed gestemd waren en de zon mooi op zouden laten gaan. Christenen hadden een lange tijd daarvoor zo hun eigen theorieen. Toen een monnik in 1397 een gekleurd licht aan de hemel zag staan, zag hij dit als een teken van God. Hij werd hierdoor geleid naar een bepaalde plek waar hij een welvarend klooster startte. Over de hele wereld stond een noorderlicht in het teken van vruchtbaarheid van de aarde. Een Zweeds gezegde is: Als het noorderlicht brandt, zal het zaad groeien. De eskimo’s zien het noorderlicht ook als een teken van overvloed van dieren en voedsel. De Deen Alexis Aroowmaker zegt dat de lichten de jagers wijzen naar de plek met het meeste wild. In Scandinavië wordt het vooral door vissers gebruikt die door de lichtval grote scholen vissen zien. Het noorderlicht betekent daar dan ook vaak een teken van overvloed aan vis. Natuurlijk bestaat er ook een geloof in een helende werking van de aurora’s. Zelfs in 1950 was er een geval bekend van een jongetje dat in Alaska werd genezen doordat hij omhoog werd gehouden tijdens een nacht met een poollicht. In de middeleeuwen werden de mensen erg afgeschrikt door het zien van een noorderlicht. Mensen vielen flauw en draaiden door als het gebeurde. Zelfs in de zestiende eeuw waren de mensen zo gealarmeerd door het zien van een poollichtverschijnsel , dat ze massaal de steden uittrokken, naar het platteland. Meer dan drie eeuwen later, op 13 oktober 1917, verscheen volgens het verhaal de Rozenvrouw aan drie kinderen in Portugal. Ze had een boodschap: als de hemel geillustreerd wordt door een onbekend licht, zal er oorlog uitbreken. En, net als voorspelt, werden de luchten van Westelijk Europa op 25 januari 1839, gekleurd door een raar vuur. Dit wordt uitgelegd als een voorteken voor de Tweede Wereldoorlog. Vier jaar later werd er eenzelfde licht gezien boven Amerika, Ohio. Een paar dagen later vond de Japanse aanval op Pearl Harbor plaats. Voor de mensen die leefden in oude beschavingen, was een ding duidelijk: de krachten die dansen aan de polaire hemel zijn inspirerend, oncontroleerbaar en immens krachtig. Daar kan de moderne wetenschap niets tegenin brengen. Bronnenlijst Bij het maken van deze praktische opdracht hebben we gebruik gemaakt van de volgende bronnen. Boeken - ‘Aurora’ door Candace Savage (Engelstalig); - ‘Zon en aarde’ door Friedman; - ‘De evolutie van de aarde’ door Derek Elsom. Naslagwerken - ‘De natuurkunde van ’t vrije veld 1’ door Dr. M. Minnaert; - De Grote Winkler Prins Encyclopedie 1994
Internet - Belgisch instituut voor Ruimte-Aëronomie
http://www.oma.be/BIRA-IASB/Public/Research - http://www.phys.uu.nl/~keeris/poollicht/ - http://129.125.101.198/natuurkunde - http://www.northern-lights.no/english/pages - http://www.poollicht.nl

REACTIES

K.

K.

Ik heb mijn practische opdracht over het noorderlicht gehouden en ik heb veel gehad aan jouw p.o op de scholierensite doordat het niet in van die hele moeilijke taal is geschreven zoals op gewone websites over het noorderlicht.

20 jaar geleden

L.

L.

hey

echt een heel goed werkstuk!

groeten

linda

20 jaar geleden

I.

I.

BEDANKT VOOR HET GEWELDIGE VERSLAG!

20 jaar geleden

L.

L.

klopt het dat de voorspelling in 1917 werd gedaan en in 1839 dat vuur aan de hemel verscheen, of hoort 1839 1939 te zijn

10 jaar geleden

P.

P.

Sorry maar het deel over de wetenschappers (hoofdstuk 3) is plagiaat... jammer

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.