Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 3853 woorden
  • 11 maart 2003
  • 201 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
201 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoud Summary 1. Inleiding
2. De situatie op de arbeidsmarkt voor Moslim allochtonen nu 3. Oorzaken van de hoge werkloosheid onder allochtonen 3.1 Discriminatie op de arbeidsmarkt
3.2 Veranderingen in de vraag naar werknemers
3.3 Cultuurverschillen
3.4 Onderwijsniveau van allochtonen
4. Beleid van de overheid
5. De toekomst
6. Conclusie
Literatuurlijst
Reflectie Hoofd- en deelvragen Summary In this paper the position of people with a non western background on the Dutch job market is examined. The paper addresses the question ‘why is the integration of these foreigners onto the job market so difficult'. A better insight into this problem and an answer to the question of how the situation can be improved, is sought by reviewing the following sub-aspects of the problem: statistics relating to the participation of foreigners into the Dutch job market, the existence of discrimination, historical changes in the job market, the influence of culture and education on employability. The adequacies government policies to deal with these problems is then examined and a possible future developments are assessed. The paper concludes that the problem is especially relevant under Moroccan and Turkish immigrants with a Moslem background. The cause of the problem lies in a combination of factors such as cultural background, educational levels and language barriers. Non compulsory measures by the government to eliminate the obstacles in path of integration have proved unsuccessful, and unless more effective means are found to combat these obstacles, the problem is likely worsen as a result of the slowing growth of the economy.
1. Inleiding In de jaren ‘60 kampte Nederland met een groot tekort aan ongeschoolde arbeidskrachten. Gelukkig waren er genoeg arbeiders uit landen als Spanje, Italië, Marokko en Turkije bereid naar Nederland te komen om te voorzien in deze behoefte. Het was de bedoeling dat deze zogenaamde ‘gastarbeiders' na enkele jaren weer terug zouden keren naar hun land van herkomst, maar eenmaal hier bleken velen van hen liever hun familie hier te laten komen dan zelf terug te gaan. Zo kwam er een tweede golf van immigranten door ‘gezinshereniging'. Ook nu nog vinden we in Nederland nog vele oud-gastarbeiders en hun nakomelingen, die op hun beurt zorgen voor een derde groep van immigranten door ‘gezinsvormende immigratie', vooral Turkse en Marokkaanse allochtonen zijn volop aanwezig (fig 1). Op dit moment is ongeveer 7% van de Nederlandse bevolking van niet westerse afkomst. De Aziatische bevolking in Nederland is de snelst groeiende groep, daarna volgen de Turken, de grootste groep op het moment, en de Marokkanen, de groep met het hoogste geboortecijfer. Deze groei van allochtonen in Nederland wordt voor 55% veroorzaakt door immigratie, maar ook het hogere geboortecijfer onder allochtonen draagt bij. Dat is zo slecht nog niet aangezien de autochtonen bevolking van Nederland minimaal groeit maar wel snel vergrijst. De nieuwe generatie allochtonen jongeren zou de vergrijzingskosten zo kunnen opvangen. Maar is dit een reële verwachting? We kunnen hier op zijn minst aan twijfelen: een van de drie belangrijkste gebieden waarop allochtonen een achterstand hebben is de arbeidsmarkt. Dit probleem van slechte integratie op de arbeidsmarkt doet zich voornamelijk voor onder de Turkse en Marokkaanse bevolking in Nederland. Daarom gaan we in dit referaat (voornamelijk) kijken naar de integratie van deze groep allochtonen op de arbeidsmarkt; waarom verloopt de integratie van allochtonen op de arbeidsmarkt zo moeizaam? Daarnaast zullen we hier en daar kijken wat er hier aan te doen is. Met behulp van de antwoorden op de volgende deelvragen formuleren we een antwoord op de hoofdvraag. Allereerst gaan we bespreken hoe de situatie op dit moment is voor allochtonen op de arbeidsmarkt (hst 2). Daarna, in hoofdstuk 3, gaan we kijken hoe we de hoge werkloosheid onder allochtonen kunnen verklaren? We zullen deze (mogelijke) oorzaken achtereenvolgens bespreken: discrimanatie, veranderingen in de vraag naar arbeidskrachten, cultuurverschillen en opleidingsniveau. In hoofdstuk 4 wordt het beleid dat de overheid voert aangaande integratie op de arbeidsmarkt besproken. Ten slotte werpen we een blik op de toekomst van allochtonen op de Nederlandse arbeidsmarkt (hst 5). Figuur 1
Het CBS verwacht dat er in 2015 ongeveer 2 miljoen allochtonen in Nederland (12%). De verwachtingen van het aantal Marokkanen en Turken volgens het CBS zien er als volgt uit: Marokkanen Turken
Nu 265 000 312 000
2015 373 000 373 000
Ook verwacht het CBS niet dat in de toekomst deze groepen etnische minderheden verspreid over het land zullen leven maar nog altijd geconcentreerd in de grotere steden van Nederland. Vooral dit zal zorgen voor problemen wat betreft alle vormen van integratie 2. De situatie op de arbeidsmarkt voor Moslim allochtonen nu Figuur 2, (uit Allochtonen, S. v.d. Werf) De werkloosheid onder allochtonen in Nederland is hoog. Maar vooral onder Turken en Marokkanen, voor het grootste deel Moslims, is het probleem groot. Veel Turken en Marokkanen zijn in de jaren ‘60 naar Nederland gekomen als gastarbeiders. Ze deden veelal ongeschoold werk. In de loop der jaren is het aantal werkenden op middelbaar niveau onder hen toegenomen, maar nog steeds zijn de meesten werkzaam op elementair niveau (relatief laag niveau). Er zijn ongeveer vijf maal zoveel Turkse en Marokkaanse mannen die ongeschoold werk verrichten als Nederlandse mannen. Maar ook tussen allochtone groepen zijn er grote verschillen: zo werken Turken en Marokkanen twee maal zo vaak in tijdelijk dienstverband als bijvoorbeeld Antillianen. Ook zijn er onder Antillianen en Surinamers meer werkende vrouwen dan onder Turken en Marokkanen. Maar ook een groot deel van de allochtone bevolking heeft helemaal geen werk. Een kleine 5% van de autochtone beroepsbevolking in Nederland is werkloos. Onder Moslims ligt dit percentage vele malen hoger, als we kijken naar de beroepsbevolking van Turken en Marokkanen in Nederland blijkt dat ongeveer 33% van hen werkloos is*. Daarbij komt dat allochtonen over het algemeen langduriger werkloos zijn. Onder Marokkanen zijn deze problemen het grootst, zij hebben de laagste arbeidsparticipatie van alle allochtone minderheden in Nederland (fig. 2), ook onder Turken is de arbeidsparticipatie erg laag. Er zijn hiervoor verschillende oorzaken aan te wijzen; Een oorzaak is waarschijnlijk de Moslimcultuur (beïnvloed bijvoorbeeld het aantal werkende vrouwen), wel aanwezig bij de meeste Turken en Marokkanen maar doorgaans niet bij de andere allochtonen in Nederland. Op hoe groot de rol is van het ´Moslim zijn´ bij de mindere integratie zullen we nog vaker op terug komen in dit referaat. * Er worden veel verschillende percentages werkloosheid gemeten; dit komt doordat er niet altijd over dezelfde groepen gemeten wordt, soms meet men de werkloosheid onder alle allochtonen in Nederland, soms alleen onder de beroepsbevolking en soms alleen onder een bepaalde groep allochtonen. 3. Oorzaken van de hoge werkloosheid onder allochtonen We hebben gezien dat de situatie op de arbeidsmarkt voor allochtonen niet optimaal is. Vooral de Moslims in Nederland hebben mindere kansen op de arbeidsmarkt. Maar hoe is dit te verklaren? Er zijn meer dan een oorzaak te bedenken. Zo kunnen we de oorzaken zowel bij de vraag (1) naar arbeidskrachten zoeken als bij het aanbod (2) daarvan. 1) Wordt er gediscrimineerd door de werkgevers? Is er sprake van positieve en/of negatieve discriminatie? Hoe is de vraag naar werknemers veranderd in de loop der jaren (in de jaren ‘60 immers hadden nagenoeg alle allochtonen werk) 2) Hoe hebben cultuurverschillen een rol in deze kwestie? Speelt de achterstand op het gebied van onderwijs bij allochtonen een rol? In deze paragraaf ga ik in op al deze mogelijke oorzaken van de mediocre (zeer matige) integratie van (Moslim) allochtonen op de Nederlandse arbeidsmarkt.
3.1 Discriminatie op de arbeidsmarkt We willen graag geloven dat discriminatie, zowel op de arbeidsmarkt als in het dagelijksleven, eerder uitzondering dan regel is, maar onderzoek en cijfers wijzen anders uit. Frank van Bovenkerk deed een test: Hij liet de Surinamer Romeo Pengel en de Nederlander Piet Doesburg beide naar dezelfde functie van elektrotechnicus telefonisch solliciteren, het resultaat is schokkend: Uit Allochtonen van S. van der Werf
Pengel: ‘In de Telegraaf van vanochtend biedt u de functie aan van elektrotechnicus. Ik wilde vragen of deze baan nog vrij is?' Antwoord: ‘Bent u werkelijk elektrotechnicus?' Pengel: ‘Ja zeker, ik heb de LTS gedaan.' Antwoord: ‘Hoelang bent u het al?' Pengel: ‘Tien jaren.' Antwoord: ‘Hebt u ervaring met zelfstandig werken?' Pengel: ‘Ja, dat heb ik al jaren lang gedaan.' Antwoord: ‘Hebt u ervaring met sterkstroom of zwakstroom?' Pengel: ‘zwakstroom' Antwoord: ‘Oh, zwakstroom! Daarvoor hebben we geen werk.' Vijf minuten later belt de Nederlander Doesburg. Doesburg: ‘In de Telegraaf van vanochtend staat een advertentie over een baan als elektrotechnicus. Is deze baan nog vrij?' Antwoord: ‘Meneer het gaat om een allround elektrotechnicus, als u dat bent willen we graag dat u langskomt.' Doesburg: ‘Ik heb vooral ervaring met zwakstroom.' Antwoord: ‘Dat is prima, komt u maar langs.' Dit onderzoek is ook gedaan met een Nederlander en een Marokkaan met gelijke kwalificaties. Beide koppels hebben naar verschillende functies gesolliciteerd. In zeker 35% van de gevallen bleek duidelijk sprake te zijn van discriminatie. Een aanzienlijk deel van de werkloosheid onder allochtonen kan verklaard worden door discriminatie. Uit onderzoek blijkt dat 80% van de selecteurs liever autochtonen dan allochtonen in dienst nemen, en 20% vindt het in dienst nemen van allochtonen zelfs onacceptabel. Dit geldt ook voor allochtonen met uitstekende taalbeheersing en goede opleiding. Reden die hiervoor gegeven wordt is vaak dat collega's en/of klanten liever een autochtoon dan een allochtoon hebben. De Nederlandse werknemers willen zich geen buitenlander binnen het bedrijf gaan voelen. Ook in overheidsfuncties vinden we weinig allochtonen. Bij de politie worden vaak pogingen ondernomen meer allochtonen in dienst te krijgen, maar deze resulteren vaak in niets. Van de 71 in dienst genomen allochtonen bij de politie in Amsterdam, vertrokken er 47 binnen een jaar. Veel van hen geven aan vertrokken te zijn omdat hun witte collega's hen niet accepteerden, ze vrezen voor statusverlies voor de politie door de indiensttreding van allochtonen (‘Integratie van allochtonen vergt veel geduld en gericht beleid', februari 2000). Maar het probleem ligt niet alleen bij de instroom. De uitstroom van allochtonen zorgt ook voor problemen. Vaak zijn zij bij saneringen de eersten die op straat gezet worden. Bovendien werken zij, zoals al eerder genoemd, vaker in tijdelijk dienstverband. Werknemers in tijdelijk dienstverband worden veel minder vaak intern bijgeschoold. Hierdoor hebben ze minder kans op een hogere opleiding en daardoor weer minder kans op een permanent dienstverband. Tot op heden wordt deze vicieuze cirkel niet doorbroken en blijven allochtonen zich moeizaam integreren op de arbeidsmarkt. Ook positieve discriminatie komt voor, er wordt dan voorkeur gegeven aan allochtone werknemers. De meningen zijn verdeeld over de vraag of dit werkelijk zo positief is. Voorzitter van de FNV B. van der Weg: ‘Allochtone werkzoekenden hebben dezelfde rechten, maar ook dezelfde plichten als werkzoekenden van Nederlandse afkomst.' ‘Positieve actie wakkert racisme aan.' Antropoloog Livio Sansone heeft in het verleden juist gesteld dat: ‘Werkgevers moeten worden verplicht allochtonen in dienst te nemen. Een werkloosheid van 70% is absurd hoog.' (Volkskrant december ´89) 3.2 Veranderingen in de vraag naar werknemers In de jaren ‘60 was er in Nederland een grote behoefte aan buitenlandse werknemers die arbeidsplaatsen, voornamelijk in de industrie, konden bezetten. Er waren voornamelijk veel vacatures voor ongeschoold werk. Tegenwoordig is de vraag naar ongeschoolde arbeid aanzienlijk minder. Hoofdoorzaak is de verschuiving van een industriele samenleving naar de huidige samenleving waarin de dienstensector centraal staat. In deze sector worden voornamelijk goed opgeleide medewerkers gevraagd. Allochtonen zijn gemiddeld minder goed opgeleid dan autochtonen. Hoe dit komt zullen we in paragraaf 3.4 bespreken. Bovendien verdwijnt er door mechanisatie ook in de industriële sector steeds meer ongeschoolde arbeid. Tegenwoordig is flexibiliteit steeds belangrijker in bedrijven. Om als werknemer bij te dragen aan deze flexibiliteit is het nodig veel te overleggen en te doen aan teambuilding. Hiervoor is een goede beheersing van de Nederlandse taal gewenst. Het is daarom vrij logisch dat er tegenwoordig beduidend minder behoefte is aan allochtone arbeidskrachten. Bovendien zijn er door gezinsherenigende migratie en gezinsvormende migratie sinds de tijd van de gastarbeiders steeds meer allochtonen bij gekomen, het is moeilijk voor hen allemaal passend werk te vinden. 3.3 Cultuurverschillen Cultuurverschillen zorgen ervoor dat allochtonen moeilijker aan het werk komen dan autochtonen. Ook hier is dat vooral het geval bij Marokkanen en, in mindere mate, ook voor Turken. Hun Moslimachtergrond heeft hier invloed op. Zo is het voor Marokkanen minder gebruikelijk dat vrouwen werken dan het in Nederland is. De Turkse vrouwen werken ondanks deze cultuur al meer dan de Marokkaanse vrouwen. Deze lage arbeidsparticipatie onder deze groep allochtone vrouwen draagt bij aan de totale (hoge) werkloosheid onder allochtonen. Bij andere minderheden, zoals Surinamers en Antillianen, werken vrouwen bijna net zo vaak als Nederlandse vrouwen (Fig. 2). Deze twee laatste groepen kampen veel minder met cultuurverschillen dan de Moslims in Nederland. Ze zijn immers al langer gewend aan de Nederlandse gebruiken en normen door de koloniale geschiedenis. In Turkije komt meer industrie voor dan in Marokko, de mensen zijn strikter en hard werken wordt gewaardeerd. Marokkanen zijn gewend aan een meer agrarische samenleving, zeker de Marokkanen in Nederland komen vaak uit agrarische gebieden. Naast werken zijn genieten van de goede gaven van het leven en religieuze plichten hier ook zeer belangrijk en nemen veel (werk)tijd in beslag. Zo is het vooroordeel ontstaan dat Marokkanen lui zouden zijn, terwijl van Turken bekend is dat ze juist hard kunnen werken. 3.4 Onderwijsniveau van allochtonen Het gemiddelde onderwijsniveau van allochtonen ligt lager dan bij autochtonen. Onder Turken en Marokkanen blijkt het niveau gemiddeld lager te liggen dan bij allochtonen van andere afkomst. Meer dan de helft van de Turken en Marokkanen heeft na de basisschool geen diplopma's gehaald, van de gediplomeerden heeft het grootste deel een MAVO of VBO diploma (van der Werf, Allochtonen, blz 199-225 & www.cbs.nl) Surinamers en Antillianen zijn gemiddeld hoger opgeleid. Hoewel eenderde van de Antillianen geen diploma bezit, zijn er onder hen een grote groep met een universitaire of HBO-opleiding. Van de autochtonen heeft meer dan de helft een diploma van het MBO, de HAVO of hoger (
www.cbs.nl). Het is daarom duidelijk dat onderwijsniveau een rol speelt bij de integratie op de arbeidsmarkt. Maar hoe verklaren we deze achterstand qua onderwijs, vooral bij de Moslim allochtonen? De belangrijkste oorzaak voor de achterstand op school is waarschijnlijk het taalprobleem waar veel Turkse en Marokkaanse kinderen mee kampen. De ouders spreken veelal geen of gebrekkig Nederlands, en de kinderen komen zo al in de laagste klassen binnen met een enorme taalachterstand. Het wordt nog moeilijker de achterstand in te halen als kinderen niet vanaf de eerste klassen meedoen in het Nederlandse onderwijs. Op de Antillen en in Suriname is de officiële landstaal Nederlands, ook onderwijs wordt in het Nederlands gegeven. Men denk daarom vaak dat het taalprobleem onder deze mensen niet voorkomt. Maar ook zij blijken een grote taalachterstand te hebben. Vooral het alternatieve gebruik van Nederlands zorgt ervoor dat ‘hun' Nederlands niet meer op het ‘onze' lijkt. Andere groepen allochtonen hebben een beduidend kleinere of zelfs geen onderwijsachterstand. Het gaat dan veelal om vluchtelingen uit Vietnam, Afghanistan enz. Vluchtelingen zijn vaak juist de goed opgeleide mensen die de kans en het geld hadden uit het land van herkomst te vluchten. De landen waaruit veel gevlucht wordt lijden hier dan ook onder de zogenaamde ‘braindrain': hoog opgeleide en welvarende mensen vertrekken uit het land, de armere en minder opgeleiden blijven achter, dit verslechtert de situatie voor de achterblijvers. 4. Beleid van de overheid Eerder hebben we ondervonden dat de integratie op de arbeidsmarkt alles behalve soepel verloopt, zeker voor Moslim allochtonen levert het vinden van een passende baan veel problemen op. Ingrijpen van de overheid is gewenst. Wat is het gevoerde beleid van de overheid wat betreft integratie van (Moslim) allochtonen op de arbeidsmarkt? In 1990 begon men al in te zien dat het slecht ging met de integratie van allochtonen op de arbeidsmarkt, toch besloot de regering het bedrijfsleven geen verplichtingen op te leggen om dit te verbeteren. Maar ook na vier jaar waren de problemen voor allochtonen niet verminderd, de regering besloot stappen te ondernemen: de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen werd aangenomen. ‘De wet BEAA eist van alle bedrijven met 35 of meer werknemers jaarlijks een verslag waarin beschreven staat hoeveel en op welke posities ze mensen in dienst hebben uit de bevolkingsgroepen waar de werkloosheid onevenredig hoog is: Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse werknemers en vluchtelingen (uit Iran, Irak, Vietnam, voormalig Joegoslavië, Ethiopië). Dit verslag is openbaar en kan zo gebruikt worden om op bedrijven druk uit te oefenen meer allochtonen aan te nemen' (van der Werf, Allochtonen, blz. 195). Het was erg moeilijk voor bedrijven om zich aan deze wet te houden: veel werknemers wilden hier niet aan meewerken door te laten registreren of ze al dan niet allochtoon waren. Na enige tijd werd de wet aangepast tot de wet S(timulering) A(rbeidsdeelname) M(inderhed)EN, qua inhoud was er weinig verschil met de BEAA. Een andere poging van de overheid is het aanbieden van bijscholing door middel van cursussen. Veel allochtonen volgen deze cursussen maar slechts 2% van hen heeft daadwerkelijk een baan in het vooruitzicht (‘Integratie van allochtonen vergt veel geduld en gericht beleid' de Volkskrant, februari 2000). Bij de overheid zelf probeert men ook meer allochtonen in dienst te nemen door middel van het EMO (Etnische Minderheden bij de Overheid). Niet altijd met succes hebben we eerder geconstateerd (allochtonen bij de politie). Ook veel gemeenten hebben plannen gemaakt om de etnische verscheidenheid te laten weerspiegelen in het gemeentelijk ambtenarenapparaat. Maar slechts in enkele gemeenten is dit gerealiseerd. De gemeenten proberen ook de gesubsidieerde en de gepremieerde sectoren meer allochtonen te laten aannemen, maar ook dit verloopt in praktijk zeer moeizaam. Kortom, overheden proberen met wetten en regels hier en daar de integratie van allochtonen op de arbeidsmarkt te bevorderen. In praktijk levert dit alles weinig op; realiteit blijft een hoge werkloosheid onder de allochtone bevolking. 5. De toekomst Waarschijnlijk zal de situatie voor allochtonen de komende jaren nog niet drastisch veranderen. Er zijn naar mijn idee een paar belangrijke redenen hiervoor: Ten eerste hebben we sinds lange tijd te maken met een tegenvallende economische groei. Dit betekent ook dat de werkloosheid iets zal groeien, zowel onder allochtonen als autochtonen. Allochtonen zullen het eerst de dupe worden van (massa)ontslagen (zie 3.1). Daarbij hebben werkgevers in economisch mindere tijden te maken met een ‘ruime arbeidsmarkt': veel mensen bieden zich aan op de arbeidsmarkt. Dat wil zeggen dat werkgevers hun personeel kunnen selecteren uit een ruim aanbod. Dit zal negatief uitpakken voor de allochtonen die zich aanbieden, uit de cijfers blijkt immers dat werkgevers en selecteurs in veel gevallen een autochtone werknemer prefereren boven een allochtone werknemer (zie 3.1). Ten slotte bestaat de kans dat racisme en discriminatie toe zullen nemen. Zolang het goed gaat met de autochtone bevolking hebben zij immers minder ‘last' van de allochtone bevolking, maar zodra de welvaart afneemt zoekt men een zondebok en zullen de allochtonen het moeilijk krijgen. 6. Conclusie: Dat de integratie van allochtonen op de arbeidsmarkt moeizaam verliep stond vast. Over (mogelijke) oorzaken werd nog gediscussieerd, het zijn er immers erg veel, meer dan we op een paar pagina's kunnen behandelen. In deze conclusie worden de meest duidelijke en belangrijke oorzaken nog even kort samengevat. Allereerst kan een aanzienlijk deel van de werkloosheid onder allochtonen verklaard worden door discriminatie. Hoewel we graag geloven dat er in Nederland niet gediscrimineerd wordt, blijkt uit onderzoek dat een aardig deel van de bedrijven werknemers (wel, maar vaker het geval) niet aannemen vanwege hun etnische afkomst. Een tweede oorzaak is de verschuiving van een industriele samenleving naar de huidige samenleving waarin de dienstensector centraal staat. Hierdoor is laatste jaren veel ongeschoolde arbeid verdwenen, arbeid waarin voornamelijk allochtonen werkzaam waren. Allochtonen doen voornamelijk ongeschoold werk vanwege hun gemiddeld lagere onderwijsniveau. Ze hebben een gemiddeld lager onderwijsniveau door hun migratiegeschiedenis en achterstand in het Nederlandse onderwijs. Ten slotte spelen cultuurverschillen een rol in dit probleem. Arbeidsparticipatie onder vrouwen bijvoorbeeld ligt in Nederland, in vergelijking met Islamitische landen, hoog, resultaat is een groot percentage werklozen onder hen. Bovendien staat ‘hard werken' niet in elke cultuur centraal, in Marokko bijvoorbeeld zijn veel andere dingen net zo belangrijk of zelfs belangrijker (bijvoorbeeld religie), gevolg is dat deze mensen bestempeld worden als lui en moeilijk aan een baan komen. We moeten echter niet vergeten dat er (grote) verschillen bestaan tussen de verschillende allochtone minderheden in Nederland. De ene groep integreert beter of sneller dan de andere, ook hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Moslim allochtonen blijken het wat betreft ‘slagen op de arbeidsmarkt' momenteel het slechts te doen. De overheid probeert geregeld regelingen en wetten te stellen om het proces van integratie te versoepelen, veelal lopen deze uit op zeer geringe verandering of hebben zelfs geen invloed op dit proces. Al met al ziet ook de toekomst voor de allochtoon op de Nederlandse arbeidsmarkt er nog niet florissant uit. Literatuurlijst Boeken: Akbar S. Ahmed, De Islam en het Westen, verleden en toekomst van een wereldreligie, Baarn 1994

Gebruikte hoofdstukken: 5, Moslims als minderheden
Huda Khattab, Het Handboek voor Moslimvrouwen, Noer 1996 (Vertaling uit het Engels door Yusra Nemeth) Gebruikte hoofdstukken: 5, carrières: opleiding en werk
Fortuyn, Pim, De Islamisering van onze cultuur, de Nederlandse identiteit als fundament, Uithoorn 2001
gebruikte hoofdstukken: 4, mannen, vrouwen en homoseksuelen
Werf van der, Siep, Allochtonen, een inleiding in de multiculturele samenleving, Bussum 1998 Krantenknipsels: ‘Nederland over 15 jaar 2 miljoen niet-westerlingen', de Volkskrant, april 1999 ‘De illusie van gelijkheid', Trouw, februari 2000 ‘Adelmunt heeft geen blauwdruk maar wil scholen ‘maximaal uitdagen', Trouw, februari 2000 ‘Meisjes komen er wel, jongens hebben het moeilijker', Het Parool, januari 2000 ‘Integratie van allochtonen vergt veel geduld en gericht beleid', de Volkskrant, februari 2000 ‘In Delftshaven hoef je geen Nederlands te kunnen', De Volkskrant, februari 2000 ‘Migrantendebad leeft niet op binnenhof', Het Parool, maart 2000 Webpagina´s www.cbs.nl
Opleidingsniveau allochtonen/autochtonen
Werkloosheid allochtonen/autochtonen
www.devolkskrant.nl Eerder genoemde krantenartikelen
www.hetparool.nl Eerder genoemde krantenartikelen
www.nrc.nl Eerder genoemde krantenartikelen
www.trouw.nl Eerder genoemde krantenartikelen Reflectie: Deze opdracht is een leerzame opdracht geweest, voornamelijk wat betreft de inhoud. Ik ben heel wat meer te weten gekomen over dit probleem van de samenleving. De opdracht was niet te moeilijk maar ook niet te makkelijk, maar toch ben ik tegen een aantal problemen opgelopen. Ten eerste was het verkrijgen van bronnen, voornamelijk in de vorm van boeken, zeer moeilijk. Aangezien veel mensen op hetzelfde moment starten aan een opdracht is dit logisch, maar toch vervelend. In andere dan de universiteitsbibliotheken verliep het verzamelen van bronnen (boeken) stukken beter, en bleken er zelfs meer bronnen beschikbaar dan ik verwacht had. Daarnaast heb ik een paar aanmerkingen op de gestelde eisen aan de opdracht, deze waren af en toe erg tijdsintensief en minder leerzaam of nuttig. Ik doel dan op het kopiëren van relevante hoofdstukken uit gebruikte bronnen (deze bedoeling maak ik op uit punt 2 ‘en daarna' blz. 31 uit het cursusboek), dit kan snel oplopen naar meer dan 100 pagina's kopieerwerk. Ook het (op papier) analyseren van belangrijke bronnen is tijdrovend en niet altijd even leerzaam. De samenwerking met de peergroep is redelijk verlopen. Met de ontvangen feedback heb ik een aantal verbeteringen in het verslag kunnen aanbrengen. Het geven van feedback bleek moeilijker dan ik vooraf had verwacht. Ik heb voornamelijk problemen gehad met het onderscheiden van echte fouten of gebrekkig Nederlands en verschil in stijl. Het maken van dit referaat is niet geheel volgens planning maar wel efficiënt verlopen. De start verliep moeizaam (zoals bij de meeste projecten) maar nadat ik eenmaal begonnen was met de inhoud heb ik alles in redelijk tempo kunnen voltooien.

REACTIES

R.

R.

Hollanders hebben een lage dunk voor de kwaliteiten van allochtonen

Hollanders gillen en brullen op het ene front dat ook allochtonen moeten (kunnen)werken en op het andere front koestert men één en al minachting en wantrouwen jegens hun kwaliteiten.

"Intussen is de stoelzitting van de Nederlandse werknemer verworden tot een dummy van zijn/ haar achterwerk".

Anno 2013 vragen vele allochtonen zich nog steeds af hoe en op welke wijze je in Nederland op een trefzekere en niet mis te verstane wijze voor een baan bemiddeld kunt worden. Al het giswerk dat hieraan te pas komt begint langzaamaan de vormen aan te nemen van een soort sterrenwichelarij. De zogeheten arbeidsdeskundigen en magistraten hebben het air van de reclameman en de psychiater om zoveel mogelijk geld verdienen met een winderig vuistregeltje en met de invalshoek van een scheet. Vroeger werd er van allochtone kandidaten haast geroutineerd gezegd dat ze de Nederlandse taal niet machtig zouden zijn, niet over de juiste diploma's zouden beschikken of anders te laag zouden zijn opgeleid, op sollicitatiegesprekken niet een eclatante figuur zouden slaan als hun Nederlandse collega's etc, waardoor het voor de werkgever voldoende reden werd liever geen risico te nemen met allochtonen, vooral wanneer er enig denk - en schrijfwerk aan te pas moest komen.

Bovenaan op de ranglijst

Ik durf te wedden dat de gemiddelde Nederlandse werknemer, wiens stoelzitting inmiddels verworden is tot een dummy van zijn/ haar achterwerk, zich door bovenstaand predicaat dat hem/ haar is toegedicht, enkel gevleid zal voelen maar zich er diep in zijn/ haar hart beslist niet in zal vinden. Deze bevoorrechting voltrekt zich zelfs over de oceaan, op de voormalige Antillen en Aruba. Steeds komen Hollanders er als eerste aan bod of worden ze bovenaan op de ranglijst geslingerd. Het feit dat velen onder hen vanwege het mooie weer aldaar liever niet willen werken, hindert gewoon niet en wordt men kunstmatig in het arbeidszadel gehouden.

In 2000 bracht het SCP een onderzoeksrapport uit volgens welke het leeuwendeel van de werkgevers spijt zou hebben van de keus die men ooit op haar werknemers liet vallen. Het weekblad HP/De Tijd had een hele rapportage gewijd aan Nederlandse werknemers die onder baas z'n tijd rustig een eigen administratieve rompslomp zouden opknappen, langere pauzes zouden nemen, naar vrienden, kennissen etc. zouden bellen en zich in het gunstigste geval stipt zouden houden aan een 09.00 uur 07.00 uur mentaliteit. De verslagen, rapporten etc. die ze schrijven zouden zowel qua opbouw als qua taalkundige verzorging eerder neigen naar het ezelachtige dan naar enige voorname cognitieve ontwikkeling van betrokkene.

Foefjes

Reeds in 1986 maakte de Utrechtse hoogleraar in de criminologie, Frank Bovenkerk, vanuit zijn toenmalige hoedanigheid als universitaire docent in de sociologie, er gewag van dat Nederlandse werkgevers zich tegenover allochtone kandidaten uitsluitend zouden bedienen van leugens en foefjes om hen te kunnen afwijzen. Zijn bevindingen die voortvloeien uit een onderzoek dat hij in opdracht van de EU deed, is vervat in een boek, getiteld: EEN EERLIJKE KANS. Bovenkerk schrijft in dit essay dat zelfs in het als Nazistisch gebrandmerkt Duitsland werkgevers veel beter genegen zijn met allochtone kandidaten dan hun Nederlandse collega's.
Het (gewezen) Tweede Kamerlid Hirschi Ali die hoofdzakelijk furore heeft gemaakt met haar zweetangst jegens de Islam, dacht zich ook een keer te kunnen begeven op het veld van de arbeidsmarkt en gaf een reeks interviews af aan SPITS en METRO. Volgens haar zouden allochtonen hun baan niet langer behouden omdat ze het niet te nauw zouden nemen met de Nederlandse bedrijfscultuur, in welk geval ze zich niet keurig netjes zouden houden aan de aanvangstijd van het werk, de duur van de pauze, de instructies van de baas etc.

Gedragscorrectie

Als we deze opsomming volgen, kunnen we ons één ding afvragen: wat is hier precies waar. Zou een gedragscorrectie c.q. mentaliteitsverzuiveringsmethode bevorderlijk werken in het belang van allochtone werkzoekenden om ooit aan een baan te komen of zou het een idee zijn allochtone werkzoekenden, Nederlandse werkers te laten assisteren/vergezellen, teneinde op termijn bepaalde noodzakelijke vaardigheden in het Nederlandse arbeidsproces op te doen. Is dit euvel bij iedere beroepsgroep onder de allochtonen constateerbaar? Indien niet, hoe moet het met de categorie 'allochtoon OK' waar verder niets bij op en aan te merken is, behalve het feit dat men bijvoorbeeld te hoog kan zijn opgeleid, nooit werk heeft kunnen verrichten op kader/ staf- niveau waardoor men niet aan de bak kan komen of dat hun werkervaring. Hoewel op een behoorlijk niveau, inmiddels ten gevolge van een ongewilde langdurige werkloosheid, verouderd is c.q. niet meer actueel.

Selfsupporting

Ik denk zelf dat de Nederlandse werkgever niet meer geborneerd is maar nog steeds gevoelig is voor wat zijn werknemers als eis stellen. Hoewel de werknemers zelf blij mogen zijn erin te mogen, leggen zij hun allochtone collega's strobreed in de weg. Ze houden gevraagd en ongevraagd ruggespraak met hun chef t.a.v. het vermeende disfunctioneren van de allochtone collega, met als gevolg dat deze bij een functioneringsbeoordeling als eerste eruit vliegt. Allochtonen die aan selfsupporting denken i.p.v. zich te storten op de arbeidsarena zijn pas realistisch bezig, tenzij men als hobby ontdekt heeft om bijvoorbeeld met hun talloze sollicitatieafwijzingen, bloemlezingen samen te stellen.



De auteur studeerde in 1986 af als arbeidssocioloog, promoveerde in 1998 op een proefschrift op het gebied van de sociale economie en slaagde in 2001 voor zijn ingenieursexamen landbouwwetenschappen( rurale ontwikkelingen ) aan de toenmalige landbouwuniversiteit te Wageningen. Momenteel werkt hij aan zijn tweede dissertatie op het gebied van de vrijheid van meningsuiting benevens aan zijn nieuwe roman.


7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.