Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke Besluitvorming

Beoordeling 8.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2453 woorden
  • 17 november 2002
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 8.7
41 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 2, Politieke besluitvorming. Politici maken regels waar iedereen zich aan moet houden. Politieke structuur: min of meer duurzame verhoudingen tussen organisaties en groepen in de politiek en de regels van de besluitvorming. Bij politieke cultuur gaat het om de politieke opvattingen en de manier waarop mensen met elkaar omgaan in de politiek. Politieke actoren: zijn mensen groepen en organisaties (bv actiegroepen, partijen, vakbonden, regering & parlement) die handelend optreden in de politiek. § 1 democratie I.p.v. land kan je het ook over een staat hebben. De Nederlandse staat. Een staat heeft 3 kenmerken: - er is een precies afgebakend grondgebied. Die grenzen zijn o.a. ontstaan door natuurlijke barrières, bergen, zeeën, rivieren en ook door oorlogen en huwelijken tussen koningshuizen. - binnen dat gebied woont een bevolking, die vaak veel gemeenschappelijks heeft, zoals een geschiedenis een cultuur en een staat. - de staat, ook wel overheid genoemd, heeft binnen dat gebied het hoogste gezag. Dat betekend dat de overheid met fysiek geweld mag koptreden tegen mensen die buiten de wetten treden. De politie gebruikt geweld tegen voetbalsupporters die vernielingen aanrichten. De rechter ontneemt de inbreker of moordenaar zijn vrijheid door met tot een gevangenisstraf te veroordelen. De overheid beschikt over macht Gezag = als macht als juist en redelijk wordt aanvaard. Alle mensen hebben verschillende belangen. De een wil meer loon, de ander wil lagere lonen. De staat zorgt ervoor dat conflicten tussen verschillende groepen niet met geweld worden uitgevochten. Politiek = alles dat te maken heeft met de overheid. De overheid en andere organisaties voeren een beleid. Beleid voeren = proberen een bepaald doel te bereiken door het doelgericht gebruik van bepaalde middelen. Dictatuur: wanneer één persoon [ meestal een man ] of een kleine groep mensen de macht in handen heeft. Inwoners hebben weinig rechten, vooral veel plichten, ze zijn onderdanen; ondergeschikt aan de staat. Democratie: wanneer de bewoners invloed uitoefenen op de besluiten. Zij mogen zeggen en schrijven dat de overheid het verkeerd doet en anders moet handelen, zonder bang te zijn dat ze in de cel belanden. Bewoners zijn geen onderdanen, maar burgers met plichten en rechten. 1917 in Nederland algemeen kiesrecht voor mannen. 1919 voor vrouwen ook. Daarvoor mochten alleen rijke mannen stemmen. Meer dan de helft van de wereldbevolking leeft in een dictatuur, nog geen democratie. Democratie betekend: het volk heerst. Meestal (bij een land met miljoenen inwoners) heerst het volk niet rechtstreeks, maar via vertegenwoordigers van het volk. Dat heet Indirecte of vertegenwoordigende (representatieve) democratie. Alleen bij kleine aantallen mensen is directie democratie mogelijk. In veel landen (niet in NL) mag de bevolking af en toe via een volksstemming of referendum rechtstreeks beslissen over een belangrijke kwestie. Bij democratie staan vrijheid en gelijkheid centraal: - vrijheid: de burgers moeten hun eigen leven kunnen inrichten zoals zij dat willen. Zolang zij daarmee de vrijheid van andere burgers niet schaden, mag de overheid die vrijheid niet beperken. - gelijkheid: alle burgers hebben gelijke rechten, er mag niet worden gediscrimineerd op grond van bv huidskleur, sekse, politieke of godsdienstige opvattingen. Belangrijkste kenmerken van de (vertegenwoordigende) democratie zijn: - algemeen kiesrecht: alle volwassenen mogen stemmen. Ieders stem is geheim. - regelmatige verkiezingen: elke 4 jaar verkiezingen van een volksvertegenwoordiging of parlement. [ à neemt besluiten over wetten en controleert de regering ] De regering is het dagelijks bestuur van het land en kan alleen blijven regeren zolang zij het vertrouwen heeft van de meerderheid van het parlement. - vrijheid van meningsuiting: mensen kunnen vrij hun mening geven: mondeling, via kranten, radio televisie en internet. Er zijn wel grenzen, je mag bv. niet iemand beledigen. - vrijheid van vereniging en vergadering: iedereen mag een vereniging oprichten van mensen met dezelfde ideeën of belangen. - machtenscheiding.. er bestaat een machtenscheiding tussen: * de wetgevende macht, die de wetten maakt; parlement & regering * de uitvoerende macht, zorgt dat de wetten worden uitgevoerd; de regering & ambtenaren * de rechterlijke macht, treedt op als de wetten worden overtreden; rechters

De kans dat het met een democratie goed gaat is groot als::: - er sprake is van een gunstige sociaal-economische ontwikkeling. [dan kunnen de lonen en winsten omhoog en is er werk voor iedereen] - er een zekere mate van sociaal-economische gelijkheid bestaat. - er sprake is van een democratische politieke cultuur. (tolerantie) - burgers hebben verenigd in organisaties op groen van ideeën of belangen, bv kerken, vakbonden, organisaties van werkgevers, boeren en vrouwen of milieuactiegroepen; - militairen geen invloed hebben op de politiek. - de staat goed functioneert, goede diensten verleent (dus zorgt voor wegen, ziekenhuizen, scholen en veiligheid) en niet te veel de belangen van één groep behartigd. - er geen hevige conflicten zijn tussen etnische groepen of mensen van verschillende godsdiensten. § 2 Rechtsstaat Een goede democratie is ook een rechtsstaat als: - dat belangrijke rechten van alle burgers gegarandeerd zijn en dat iedereen zich aan de wetten moet houden, ook de overheid. - alle burgers hebben gelijke rechten - er bestaat een machtenscheiding tussen: * de wetgevende macht, die de wetten maakt; parlement & regering * de uitvoerende macht, zorgt dat de wetten worden uitgevoerd; de regering & ambtenaren * de rechterlijke macht, treedt op als de wetten worden overtreden; rechters - in de grondwet en internationale verdragen zijn de belangrijkste grondrechten opgenomen. Grondrechten = mensenrechten. verschil tussen klassieke (individuele) mensenrechten en sociale mensenrechten [à recht op eten onderdak, werk, onderwijs ] De belangrijkste klassieke grondrechten in de Nederlandse grondwet zijn: - vrijheid van godsdienst - vrijheid van drukpers/meningsuiting - vrijheid van vereniging, vergadering en demonstratie - onaantastbaarheid van het lichaam - bescherming tegen willekeurige huiszoeking - brief-, telefoon-, en telegraafgeheim §3 Politieke stromingen en partijen Algemeen belang: welvaart, veiligheid, onderwijs en gezondheidszorg. Ideologieën: opvattingen over hoe de maatschappij functioneert en in de toekomst moet functioneren. Mensen met dezelfde ideologie vormen een politieke stroming. Een politieke partij is een georganiseerde partij van aanhangers met een bepaalde ideologie, die: - iedereen heeft over alle belangrijke beleidsterreinen, dus niet alleen economie, maar ook gezondheidszorg, uitkeringen, onderwijs, buitenlandsbeleid, milieu etc. [die ideeen = het programma ] - kandidaten stelt bij de verkiezingen. Met hoop dat veel kandidaten van de partij worden gekozen, zodat de partij veel kans krijgt om haar programma uit te voeren. De drie belangrijkste stromingen in de Nederlandse politiek zijn liberalisme, socialisme (sociaal-democratie) en christen-democratie. Links = vooruitstrevend (progressief) Linkse partijen willen dat de overheid actief ingrijpt om de sociale ongelijkheid in onderwijs kansen, inkomen, huisvesting etc te verbeteren. Zij hechten zich sterk aan gelijke kansen. Rechts = behoudend (conservatief) Rechtse partijen vrezen dat e vrijheid van mensen in gevaar komt als de overheid zich teveel bemoeit met sociaal-economische zaken. Dat kan beter aan de mensen zelf en aan de markt worden overgelaten. Op sociaal-economisch gebied zijn socialisten links en liberalen rechts. Liberalen hechten sterk aan vrijheid. Socialisten hebben wel het zelfde idee als de liberalen als het om privé-vrijheid gaat. Zoals euthanasie. Het socialisme is ontstaan als een reactie op het liberalisme. Volgens de socialisten leidde de economische vrijheid tot uitbuiting van de arbeiders. Daarom moest de overheid wetten maken om de arbeiders te beschermen. Christen-democratie: laat zich inspireren door de bijbel. Op sociaal-economisch gebied tussen Socialisme en Liberalisme. Zijn tegen euthanasie en abortus, en benadrukken dat het functioneren van de maatschappij een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van iedereen. § 4 Regering en Parlement Nederland is niet alleen een parlementaire democratie, maar ook een monarchie met een koning(in) als erfelijk staatshoofd. Nederland is een constitutionele monarchie. De taken van de koningin staan in de grondwet. Zij heeft vooral een symbolische en ceremoniële functie. De ministers zijn verantwoordelijk voor de uitspraken en politieke beslissingen van de koningin. De koningin is onschendbaar, kritiek moet op de ministers gericht worden. Elke vier jaar stemmen de Nederlanders op.. - de Tweede kamer: Het belangrijkste onderdeel van het parlement of de volksvertegenwoordiging - de Provinciale Staten: de volksvertegenwoordiging in elk van de 12 provincies - de gemeenteraad: de volksvertegenwoordiging in elk van de ongeveer 550 gemeenten - het Europese parlement: de volksvertegenwoordiging in de EU (eens in de 5 jaar) - deelgemeenteraden voor wijken van grote gemeenten. * De Eerste Kamer, die samen met de Tweede Kamer het parlement vormt wordt indirect gekozen. De leden van de Provinciale Staten bepalen wie er in de eerste kamer komt. Volwassenen hebben actief kiesrecht en kunnen hun stem uitbrengen. Ook hebben zij passief kiesrecht, zij kunnen gekozen worden als lid van de Tweede Kamer en de andere vertegenwoordigende lichamen. De bovenste persoon van de lijst, is de lijsttrekker, daar stemmen de meesten op. De tweede Kamer telt 150 leden. Er zijn 150 zetels te verdelen. Evenredige vertegenwoordiging = het aantal zetels is evenredig aan het aantal stemmen. Na de verkiezingen moet er een regering worden gevormd uit partijen die samen de meerderheid (76 of meer zetels) hebben in de Tweede Kamer. Omdat in Nederland nooit één partij zo’n meerderheid behaalt, moeten de grootste partijen met elkaar onderhandelen. Dat is een moeizaam proces, dat vaak een paar maanden duurt. Tijdens deze Kabinetsformatie speelt de koningin een actieve rol. Zij krijgt van alle kanten adviezen, maar moet zelf bepalen wie zij benoemt als informateur. De informateur gaat bekijken wat voor soort regering mogelijk is: welke partijen kunnen het eens worden over het programma en teven steunen op de meerderheid. Formateur: door koningin benoemd, die moet een nieuwe regering samenstellen en kijkt hoeveel ministers iedere partij krijgt en wie minister gaan worden. [ hij wordt meestal leider, premier of minister-president. ] Regeerakkoord: daarin staan de belangrijkste plannen voor 4 jaar. Coalitie: een regering die bestaat uit verschillende partijen. Het kabinet wordt geleid door een minister-president of premier. De premier & de minister van Financiën hebben algemene taken. De andere ministers hebben een gespecialiseerd beleidsterrein. Miljoenennota: daarin staan de concrete plannen, een begroting en waar de overheid het benodigde geld vandaan denkt te halen. Volksvertegenwoordiging, parlement, Eerste en Tweede Kamer samen, en Staten-Generaal = allemaal hetzelfde. Het gaat om de 150 direct gekozen leden van de Tweede Kamer en de 75 indirect gekozen leden van de Eerste Kamer. Oppositiepartijen: is de partij die niet regeert. Deze partij probeert de regering hinderlijk te volgen en fouten in het beleid of de uitvoering daarvan aan de kaak te stellen. Fractie: de leden van één partij in de Tweede Kamer, gemeenteraad etc. Wordt geleid door een fractievoorzitter. Het parlement heeft 2 belangrijke taken: - wetgeving. Alle wetsvoorstellen moeten door het parlement worden goedgekeurd, eerst door de Tweede Kamer en daarna door de Eerste Kamer - controleren van de regering
Voor de wetgeving heeft het parlement een aantal rechten: - begrotingsrecht : de jaarlijkse begroting, opgenomen in de miljoenennota, moet voor iedere ministerie afzonderlijk worden goedgekeurd - amendement: de kamerleden kunnen bij meerderheid van stemmen veranderingen aanbrengen in wetsvoorstellen - initiatief: Als kamerleden vinden dat er een nieuwe wet moeten komen, maar de regering doet er niets aan, kunnen zij zelf een wetsontwerp indienen. Dat moet verder dezelfde weg doorlopen als een door de regering ingediend wetsontwerp. De weg van wetsontwerp is sterk vereenvoudigd als volg: 1. de regering maakt een wetsontwerp. In de praktijk doen ambtenaren dat. Als de ministerraad het met het ontwerp eens is, vraagt hij nog her en der advies en wijzigt het eventueel. 2. De regering zendt het ontwerp naar de Tweede Kamer. Daar bekijken fractiespecialisten het. Die specialisten discussiëren ook met de minister over het wetsontwerp in de grote zaal van de Tweede Kamer. Daarna wordt erover gestemd. 3. Als een meerderheid van de Tweede Kamer voor heeft gestemd gaat het wetsontwerp naar de Eerste Kamer die mag alleen ja of nee zeggen en niets veranderen
4. Betreffende minister en koningin zetten handtekening onder de wet die vervolgens word gepubliceerd in het staatsblad. Om de regering te controleren beschikken de Tweede en de Eerste Kamer over de volgende middelen: - Het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen aan de regering -Het houden van interpellatie over een belangrijk onderwerp (spoeddebat) - enquête instellen Motie van wantrouwen: wanneer zo’n motie wordt aangenomen, moet de minister of het hele kabinet aftreden. In het laatste geval spreken we van een kabinetscrisis.
§ 5 Proces van besluitvorming Poortwachters: Media & politieke partijen die een selectie maken van alle eisen. Welke eisen zijn wel belangrijke en welke niet. Als ze wel belangrijk genoeg zijn dan komen ze op de politieke agenda, de lijst van onderwerpen waarover de politiek waarschijnlijk binnenkort een besluit gaat nemen. Ambtenaren spelen bij de voorbereiding van besluiten een centrale rol. Zij worden wel aangeduid als bureaucratie of vierde macht. Pressiegroepen: benaderen ambtenaren en politici. Pressiegroepen verschillen op 2 punten van politieke partijen: - Pressiegroepen richten zich op een deel van het overheidsbeleid. Terwijl partijen zich richten op het hele overheidsbeleid. - Pressiegroepen doen niet mee aan verkiezingen voor vertegenwoordigende lichamen, partijen wel. Pressie groepen zijn belangengroepen die opkomen voor bijvoorbeeld werkgevers, boeren, winkeliers, artsen, ouderen etc. Kleine actiegroepen: daarin hebben burgers zich vaak tijdelijk verenigd om het beleid te beïnvloeden, bv om bij renovatie van oude huizen te vechten voor betaalbare huren. Lobbyen: groepen die regelmatig met ministers, kamerleden en ambtenaren praten over hun wensen. SER [ Sociaal-economische Raad ] is een adviesorgaan van de regering
Planbureau: doet onderzoek en voorzichtige voorspellingen over wat er de komende jaren kan gaan gebeuren en wat voor beleid dan gevoerd kan worden. Massamedia spelen een aparte rol in de politieke besluitvorming. Enerzijds proberen zij de politiek kritisch te volgen en fouten van politici en ambtenaren aan het licht te brengen. Anderzijds kunnen de media zoveel aandacht aan bepaalde zaken besteden, dat politici zich gedwongen voelen om zich ermee bezig te houden, hoewel ze het eigenlijk niet belangrijk vinden. §6 Burgers Burgerlijke ongehoorzaamheid: burgers overtreden dan bewust de wet, omdat zij vinden dat het doel dat zij nastreven in dit geval belangrijker is dan de wet. Voor succes met demonstraties enzo is nodig: - doorzettingsvermogen - organisatie - kennis van zaken
Nederland is een representatieve democratie met een regering die altijd een coalitie is van 2 of meer partijen daardoor kunnen kiezers nooit rechtstreeks een beslissing nemen over een belangrijke kwestie. Misschien dringt daarom de stem van de meerderheid niet goed door of keren burgers zich af van de politiek misschien kan een referendum(volksstemming) hiervoor oplossing bieden Nederland zelf kent dit nog niet alleen een paar kleine gemeentes binnen Nederland. tegenstanders van het referendum: zijn bang dat ze onverstandige besluiten nemen
voorstanders van het referendum: denken dat burgers zich dan meer in bepaalde zaken gaan verdiepen
Christen-democratie: CDA [ Christen-Democratisch Appèl ] De volgende 3 partijen willen het beleid strikter laten bepalen dan het CDA dat doet. GPV [ Gereformeerd Politiek Verbond ] RPF [ Reformatorisch Politieke Federatie ] SGP [ Staatkundig Gereformeerde Partij ] tegen vrouwen kiesrecht
Socialisten: PvdA [ Partij van de Arbeid ] laatste tijd meer richting liberale kant. Groenlinks
SP [ Socialistische Partij ] Liberalen: VVD [ Volkspartij voor Vrijheid en Democratie ] D66 [ Democraten 66 ] Partijen die zich op één punt richten [ One-Issue-Partijen ] CD [ Centrum Democraten ] keert zich tegen de in Nederland wonende allochtonen, en geeft hun de schuld van de werkloosheid, woningnood en criminaliteit. (deze partij wordt vaak als extreemrechts en racistisch beschouwd.)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.