Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Blok 1; Leven en gezondheid

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1259 woorden
  • 31 januari 2002
  • 118 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
118 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Module 1 - Hoofdstuk 1 Levende wezens hebben kenmerken en variaties. De kenmerken zijn: - Ze zijn in staat een constant inwendig milieu te handhaven - Ze wisselen stoffen en energie uit met hun omgeving - Ze zijn in staat zichzelf voort te planten m.b.v. een genetische blauwdruk - Ze zijn gevoelig voor allerlei signalen van binnen en buiten en in staat op prikkels te reageren - Ze gaan na verloop van tijd dood
De kenmerken zijn moeilijk vast te stellen, vooral bij bijvoorbeeld virussen. Variaties zijn bijna al helemaal niet vast te stellen. Het inwendig vloeibaar milieu moet ik balans blijven voor de gezondheid. De regulatie in het lichaam van een levend organisme wordt door metingen van een norm gehandhaafd. Als invloeden van buitenaf voor een afwijking zorgen, wordt dit opgemerkt en gecorrigeerd. Dit noem je negatieve feedback of terugkoppeling, een vorm van homestase. Het afgeven van afvalstoffen en opnemen van energie en bouwstoffen noem je stofwisseling. Organische stoffen komen van nature allemaal in het organisme voor en zijn allemaal opgebouwd uit koolstofverbindingen. Autotrove stofwisseling zorgt zelf voor organische monekulen, haalt energie uit zonlicht en stoot zuurstof uit. Dit gebeurt bij planten. Hetrotrove stofwisseling haalt organische stoffen uit andere wezens, hun producten of dode resten. Dit gebeurt bij dieren. Dissimilatie is het ombouwen van stoffen tot voor hen geschikte vormen. Celdeling is nodig voor: - Vervaning van afgestorven cellen - Groei van een eencellig stadium tot een meercellig organisme - Voortplanting of reproductie

Bij exacte celkopiëring wordt gebruik gemaakt van DNA in de chromosomen. DNA bestaat uit een strikte code in draden. Enzymen kunnen de reacties van een proces versnellen. In het plasma zit een nucleïnezuur, het RNA, dat veel korter dan het DNA is, om de enzymenproductie te stimuleren. Toen de DNA-code gekraakt werd, bleken er vele mogelijkheden te zijn. Ongeslachtelijke voortplanting is conservatief, geen verandering treedt op. Geslachtelijke voortplanting is versmelting van 2 celkernen, waaruit reductiedeling volgt. Differentatie is de vervorming van een cel bij een progressie. Zintuigcellen doen metingen door op prikkels te reageren. De reactie is het gedrag. Gedrag is nodig om te overleven, inwendig en uitwendig. Ziekten worden veroorzaakt door parasieten (virussen, bacteriën, schimmels, eencellige diertjes, wormen en insekten). Witte bloedcellen (fagocyten en lymfocyten) gaan inwendig de parasieten tegen. Als je een ziekte een keer hebt gehad, ben je daarna immuum ervoor. Een allergie ontstaat als de witte bloedcellen ongevaarlijke stoffen bestrijden. Een auto-immuumreactie ontstaat als de witte bloedcellen de eigen lichaamsstoffen aanvallen. Module 1 – Hoofdstuk 2 Ziekten komen altijd en overal voor, maar niet in dezelfde mate. In de ontwikkeling van de gezondheid zien we daardoor ook een voortdurende verschuiving, gevolgd door een verschuivende interesse van mens en overheid. In ernstige gevallen van ziekten schiet geneeskunde te hulp, door de balans met kunstgrepen (operaties, bestraling, medicijnen) te herstellen. Een persoon die weet dat hij doodgaat, ondergaat een paar fases. In chronologische volgorde zijn dit
Ontkenning, protest, onderhandelen, valse hoop, diepe neerslachtigheid en berusting. Planten spelen een grote rol bij het maken van medicijnen. Toen door middel van scheikunde de stoffen gescheiden konden worden, voorkwam men bijwerkingen van de andere stoffen uit de plant. Men probeerde de natuur te verbeteren door de isolatie en toevoeging van stoffen. Sommige medicijnen werken verslavend, met bijwerkingen als ontwenningsverschijnselen, tolerantie en gewenning. Ook de apparatuur speelt een grote rol bij de ontwikkeling van medicijnen, evenals geld. Stralingsbehandelingen kunnen genezend werken, maar zijn ook direct dodelijk in grote hoeveelheden. Röntgenstraling werd in 1895 uitgevonden. Door middel van die straling kon men T-scans maken, een 3-Demensionaal beeld. Verbeterde hygiëne bij operaties en transplantaten speelt een belangrijke rol. In 1932 vond de eerste transplantatie plaats. Module 1 – Hoofdstuk 3 Pas in de 19e eeuw werd duidelijk dat bepaalde micro-organismen zeer ernstige ziekten kunnen veroorzaken bij hun veel grotere slachtoffers zoals de mens. Ziekten ontstonden in die tijd door de straf van God of door verpeste lucht volgens de mensen. Opereren werd niet echt schoon gedaan, 45% van de geopereerden overleefde het dan ook niet. Ignac Semmelwis en Joseph Lister maakten het belang van desinfectie bij operaties duidelijk. Robert Kock en Louis Pasteur ontdekten aan het eind van de 19e eeuw dat de overdraging van micro-organismen bij aangetoonde ziekten de omstandigheden verbeterden. Mensen zonderden de zieken in die tijd vaak af omdat ze bang waren voor besmetting. Bij het onderzoek naar erfelijke ziekten kan de tijdsduur ervan verkort worden als er stambomen bij worden gehaald. In 1956 werd het chromosomenpatroon ontdekt. Op de chromosomen zitten genen, dat zijn de dragers van afzonderlijke erfelijke eigenschappen. Op de genen zit een DNA-patroon. Als er problemen in de stofwisseling zijn, komt dat door variaties in het DNA-patroon.. Een erfelijke aanleg vergroot de kans op een bepaalde ziekte, vooral als het om een dominant gen gaat. Bij een recessief gen is er minder kans op. Je levensstijl heeft invloed op je gezondheid. Niet alleen roken, drinken, vet eten en weinig sporten, maar ook sommige additieven (toevoegingen) in voeding. Levensstijl heeft ook te maken met (religieuze) overtuigingen, hygieniscche en ecologische redenen en een schoonheidsideaal. Bij ouderen komt relatief vaak kanker voor, omdat cellen minder goed in staat zijn ontsporing van celdeling tegen te gaan. Vormen van dementie treden bij ouderdom ook vaak op. Het nemen van medische beslissingen is vaak moeilijk. Ook bestaat er de vraag door wie de beslissing genomen moet worden; artsen, overheid of de patient/aankomend ouders. De verdeling van het geld over de medische doelen is een moeilijk en oneerlijk proces. Donoren zijn er te weinig omdat mensen/nabestaanden het een onprettig idee vonden. Daardoor is er steeds meer onderzoek naar xeno-transplantatie; organen van dieren in mensen overzetten. Er is veel ontevredenheid over de medische wereld, wat leidt naar het aanwenden van alternatieve geneeswijzen. Deze worden door de medische wereld niet helemaal goedgekeurd. Module 1 – Hoofdstuk 4 Er zijn zeer variaties in de natuur, dat noemen we biodiversiteit. Zo’n 4 miljoen soorten zijn al ontdekt, hoewel sommige biologen het totale aantal soorten op 20 – 40 miljoen schatten. De aarde bestaat al zo’n 2,5 miljard jaar. Eerst waren er alleen bacterieachtige wezens, later meercellige wezens en toen ontstond er een explosie van levensvormen. Taxonomie is de ordening en naamgeving van soorten. Linnaeus (1707-1778) wist planten en dieren op heldere wijze in te delen en van namen te voorzien. Zijn indeling wordt nog steeds gebruikt. Zo ook zijn binominale nomenclatuur; iedere soort een dubbele Latijnse naam geven. Al in de oudheid ging men van een soort evolutietheorie uit. Anaximander beweerde dat het leven ontstaan is in water. Sommige daarvan vestigden zich vervolgens op het land en pasten zich daaraan aan. Dat waren de voorlopers van de landdieren. Door de ideeën van de kerk verdweneen deze theorieën bij de westerse beschaving. De kerk wilde laten geloven dat God alle levensvormen geschapen had. Jean-Baptiste de Monet (1744-1829) was overtuigd van de evolutietheorie. Volgens hen hadden alle soorten een soort verlangen naar vooruitgang. Dat uitte zich in lichamelijke aanpassing aan omstandigheden, wat weer werd doorgegeven aan nakomelingen. Charles Darwin (1809-1882) had weer heel andere ideeën over de theorie. Hij beweerde dat organismen via een “struggle for life”–principe leven. Zo is er sprake van natuurlijke selectie. Alleen degenen die het meest aangepast zijn aan de natuur zullen overleven. In de VS werden in de jaren ’20 ongewenste individuen (bijvoorbeeld indianen) verplicht gesteriliseerd. Zo werd in hun ogen de natural selection geholpen, door de “zwakkeren” uit te laten sterven. Dit wordt ook wel eugenetica genoemd; verbetering van de menselijke populatie. Ook wordt gebruik gemaakt van euthanisatie, het “verwijderen” van bejaarden en gehandicapten. De stap naar massamoord op de hele bevolking is dan snel gemaakt.

REACTIES

M.

M.

Bedankt voor je samenvatting

21 jaar geleden

A.

A.

Het is een perfecte samenvatting.
Bedankt.

20 jaar geleden

E.

E.

eeej heel erg bedankt voor je samenvatting je helpt veel mensen hiermee!

kus Eline

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.