Kunstgeschiedenis

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1143 woorden
  • 4 december 2001
  • 50 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
50 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Romeinen 100 v. Chr. – 220 n. Chr. Bouwkunst Beïnvloed door Etrusten (midden- Italië), graf keramiek, edelsmeden. Verhoogd podium en tongewelf. Romeinen hebben van tongewelf een kruisgewelf gemaakt en een koepel. Ze zijn ook beïnvloed door de Grieken --> grondvorm van tempels en korintische bouworde. Ze streven naar grote vloedoppervlakken. Beeldhouwkunst De Romeinen hebben veel van de Grieken afgekeken. Ze vereren hun grootouders, ze laten na het overlijden portretten maken --> realistisch --> goed getekend, gelijkend, karaktertrekken en gelaatstrekken zijn goed. De Romeinse beeldhouwkunst is vrij statisch en niet zelden bloedeloos. De vele reliëfs zijn wel fraai op de triomfbogen en overwinningszuilen. Zeer gedetailleerd en met grote verfijning en realisme uitgevoerd. Schilderkunst Veel muurschilderingen. De vroegste schilderingen bestaan uit kleine paneeltjes waarbij het gebruik van perspectief niet is geschuwd. Deze schilderingen zijn omgeven met een geschilderde lijst, die weer met guirlandes verbonden zijn met geschilderde pilaren. Rond 100 voor Chr. Werden er veel doorkijkjes gemaakt. Het schilderen is vrij impressionistisch --> manier van schilderen, waarbij de kunstenaar geplaatste kleurtoetsen aanbrengt en speelt met het licht --> eind 19e eeuw nieuwe schilderkunst. Mozaïekkunst --> vlakke, hoekige blokjes, die nauwkeurig in elkaar passen --> ontwerpen van Griekse kunst.
Gewelfconstructies · architraafbouw: een beperking in het overdekken van een ruimte · Rondboog: grote ruimtes overwelven, meerdere rondbogen achter elkaar is een tongewelf · Kruisgewelf: twee tongewelven gekruist · Koepel: pendentieven --> vullingen van de hoeken van het vierkant ter ondersteuning van de koepel. Grieken
Bouwkunst
Akropolis --> hoogste gedeelte van een stad --> een heiligdom waar tempels op worden gebouwd. De huizen en tempels zijn in de vroege archaïsche periode kubusvormig opgetrokken van hout en in de zon gedroogde lemen stenen. De kubusvorm is de oervorm van een huis --> megaron. Eenvoudigste tempel --> antentempel --> kubusvorm, binnenruimte (cella) heeft 1 opening daarvoor staan 2 zuilen tussen de vooruitstekende zijmuren. Het geheel staat op een voetstuk van meestal 3 treden --> stylobaat. Kleinste tempel wordt gebruikt als schathuis --> offergraven van de godheid bewaard. · stylobaat: dit is de grondplaat, meestal opgebouwd uit 3 treden · basement: voetstuk van een zuil. NIET in de Dorische stijl · schacht: eigenlijke zuil · cannelures: ‘groeven’ in de lengterichting van de zuil. Dorische stijl --> groeven zijn scherp en in de Ionische en Korintische stijl zijn ze afgeplat · kapiteel: verwijdende bovenstuk van de zuil --> architraaf te dragen · architraaf: de horizontale balk die rust op twee steunpunten, de zuilen. · Fries: de ruimte tussen de architraaf en de kroonlijst --> vooral in de Ionische en Korintische stijl rijk versierd met schilderingen of beeldhouwwerk --> metope --> afgewisseld door vlakjes, bestaande uit 3 verticale groeven --> trigliefen --> geven de houtstructuur aan. · Kroonlijst: de bovenste horizontale, vooruitspringende lijst, die het begin van het dak aangeeft. · Tympanon of fronton: de driehoekige vorm boven de architraaf en fries --> rijk beeldhouwwerk. · Dorische kapiteel: bestaat uit 2 delen --> echinus of kussen in de vorm van een bolschijf/ een abaccus of dekplaat. · Het Ionisch kapiteel: 2 spiraalvormige krullen, die ruim buiten de zuil uitsteken · Het Korintisch kapiteel: een versiering van boven elkaar geplaatste acanthusbladeren --> bovenste bladeren vrij sterk omkrult. Griekse tempels munten uit door hun perfecte harmonie --> verhoudingen zeer verfijnd afgewogen. Harmoniëren met het landschap. Het streven naar perfecte harmonie is het kenmerk van de Griekse Bouwkunst. In de Griekse Bouwkunst onderscheidt men 3 orden
Dorische orde: vanaf 600 v Chr. Ionische orde: vanaf 570 v Chr. Korintische orde: vanaf 420 v Chr. Ionische orde onderscheidt zich van de Dorische orde door: · De architraaf is meestal horizontaal in drie lagen verdeeld. Dat maakt een lichtere indruk. · De daarop liggende Fries is een doorlopende band, dus niet onderbroken door trigliefen · De zuil heeft andere verhouding. De zuil is langer en hoger. Beeldhouwkunst Vrij stramme houding --> een been naar voren en een been naar achter, mond vertoont altijd een glimlach. Vroegste beelden zijn van steen --> later van marmer. --> laten zich van achter en van voor goed bekijken. Sprake van zekere anatomie --> knieschijven, middenrif, borstpartij en liezen zijn nadrukkelijk weergegeven. Naakte beelden --> kouroi. Contrapost --> een knik in de heup door lichaamsgewicht op 1 been
400 v Chr. Schaduweffect --> vooral in de kleding, veel plooien + houding wordt gracieuzer. 4e eeuw: brede schouders en smalle heupen --> alle kanten bekijken --> hoofd een andere stand dan het lichaam, grote beweeglijkheid + uitdrukking op het gezicht wordt realistischer + vrouwen nu ook naakt. · Archaïsche periode 600 v Chr. : statisch, slechte tot redelijke anatomie · Gouden eeuw 400 v Chr. : meer dynamiek, goede anatomie, contrapost · Hellenisme 350- 140 v Chr. : dynamisch, goede anatomie, contrapost emotie, natte –kleren stijl, vrouwen nu ook naakt · contra- post: het lichaamsgewicht wordt op 1 been geplaatst --> knik in de knie
sereen: kalm, ongestoord --> krijgers. Veel beelden van brons ( Tin + koper) Schilderskunst

Griekse keramische producten zijn gebruiksvoorwerpen --> potten, schalen en vazen --> zeldzaam gedecoreerd
Bijzonderheden over het beschilderen van vazen: · De geometrische periode (10e t/m 8e eeuw v. Chr.) --> decoratie bestaat uit meetkundige vormen, een mens of dierfiguur wordt opgebouwd uit delen van een circel + driehoeken voor het bovenlijf. · Dipylon- vazen: horizontale banen met zwarte kleurstof beschilderd, niet wat men ziet maar wat men weet. De beschilderingen munten uit door een verfijnde techniek en een schitterende compositie
We onderscheiden 2 perioden: · Zwartfigurige periode: vazen gedecoreerd met zwarte kleurstof, op de rode kleur van de gebakken klei worden figuren zwart opgebracht --> weinig nuancering --> silhouetten · Roodfigurige periode: 525 v Chr. Vazen geheel met zwarte kleurstof bedekt --> zwarte figuren uitgekrast of men spaart kleurstof uit. --> fijne detaillering mogelijk. Rond 3e eeuw v Chr. Houdt de vaasschilderkunst op --> vaatwerk. Romeins: · hoge voet, podium · Zuilen in of tegen een muur geplaatst; de zuil verliest zijn dragende functie · Gebruik van veelkleurig marmers; de zuilen vaak niet gecannuleerd · zuilen vaak uit 1 stuk gemaakt · daklijsten en kroonlijsten zijn overdadig versierd
Grieks: · stylobaat (meestal 3 treden) · Vrijstaande zuilen; de zuil heeft een dragende, constructieve functie · eensoortig, eenkleurig materiaal · de zuilen zijn opgebouwd uit trommels om een centrale pen · lijsten blijven een harmonisch deel van de gehele constructie Vroeg Christelijk Christenen hebben het moeilijk --> gering aantal --> geheim hun godsdienst belijden in de catacomben (kerkhoven die bestaan uit kleine gangen en ruimten onder de grond) --> eerste bijeenkomsten --> simpele versieringen · het is veilig om met symbolen te werken --> Romeinen herkennen ze niet · symbolisme is belangrijk in het geloof
Niet alleen behoefte aan kerkgebouwen maar ook aan voorwerpen die nodig zijn voor de eredienst (misboeken, kerkboeken. De vorm van kerkgebouwen wordt afgeleidt van de Romeinse basilica --> rechthoekige ruimten --> rechtszalen en handelsbeurzen --> aangepast aan de christelijke eredienst. Gebouw bestaat uit een lang middenschap, afgedekt met houten zadeldak. De wanden van het middenschip bestaan uit zuilenrijen, arcaden, waarop de bovenmuur met de ramen staat. Ter weerzijden van het schip liggen de twee zijbeuken of zijschepen, die door lessenaardaken zijn afgedekt. --> een driebeukige
Het altaar wordt in een halfronde, vaak gewelfde uitbouw van de middenbeuk geplaatst. Die halfronde uitbouw noemt men de absis.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.