Rechtsstaat

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 978 woorden
  • 10 februari 2009
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
22 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting maatschappijleer

H1: rechtstaat
Democratische rechtstaat: burgers mogen meebeslissen over politieke kwesties.
Sociaal contract: burgers en (gekozen) bestuurders.

De rechtstaat bindt bestuurders aan maat en regel

Grondrechten:
Mensenrechten in de grondwet vastgelegd
Rechten voor vrijheid, ontplooiing, welzijn, en bescherming individu

Rechtstaat: heerschappij van regels
 Uitgevoerd door ministers, politici, justitie, burgemeester, wethouders en ambtenaren
 Waarden en normen (minimale verbinding)


Het belang van de rechtstaat neemt toe naarmate levensovertuigingen en leefstijlen verder uiteenlopen.

§2:
Constitutie: andere term voor de grondwet (bottenstelsel = letterlijk constitutie)
Grondwet:
bindend middel voor steeds meer uitlopende culturen en waarden en normen
Doel:
- beperking macht van de staat, vrijheid burgers garanderen
- rechten van burgers vastleggen
- eenheid van de staat uitdrukken (dat alle burgers één zijn)
- aangeven hoe de belangrijkste organen zijn georganiseerd (koning(in), minister, parlement, rechtelijke macht en andere organen)

GS grondwet:
1798  staatsregeling
1814  eerste grondwet
(1806  Nederland constitutionele monarchie)
1848  minister verantwoordelijk (niet de koning
 Censuskiesrecht + (verkiezingen)
1917  algemeen mannenkiesrecht

1922  vrouwen ook kiesrecht
1983  behalve klassieke grondwetten ook sociale grondwetten

Kort overzicht van de grondwet:
1. klassieke grondrechten (gelijkheid en vrijheid)
- werkgelegenheid
- milieu
- gezondheid
- onderwijs
Klassiek = passief, sociaal = actief
2. regeling bestuurlijke functie van de belangrijkste organen
- wetgeving en bestuur
- waterschappen
- gemeenten en provincies
- Trias politica
3. wijziging van de grondwet
- 2x controleren
- 2/3 mee eens  in 1e en 2de kamer

Horizontaal werking: burgers onderling
Verticaal: verhouding burgers en de overheid
Botsende grondrechten: wanneer de grondrechtelijk belangen van burgers t.o.v elkaar botsen (alleen horizontaal)

§3
Trias politica: drie staatsmachten

(heerste absolute macht in 17e en 18e eeuw)
- wetgevende macht  maken van algemene wetten
- uitvoerende macht  praktijk brengen van de wetten
- rechtelijk macht  conflicten oplossen
Doel: onafhankelijke rechten die de andere wel konden controleren

Wetgevende macht:
Regering en parlement maken wetten

Wetten moeten:
- algemeen zijn
- duidelijk zijn
- haalbaar en uitvoerbaar zijn
‘’ ieder is geacht de wet te kennen ‘’

Uitvoerende macht:
Ministers  uitvoeren van wetten
(bijgestaan door ambtenaren, ook wel 4e macht)
Ministeriele verantwoordelijkheid: minister heeft verantwoording voer zijn ambtenaren

Rechtelijk macht:
Onafhankelijke rechters

Jurisprudentie: uitspraken door rechters, evenwicht tussen de 3 machten.
Toetsingsrecht: recht om wetten te toetsen



§4: de rechtsorde

Rechtsregels: gedragsregels die wettelijk door de overheid zijn vastgelegd
- doelmatigheid  duidelijk afspraken
- zedelijk bewustzijn  normen en waarden
Sociale regels: wat wel en niet kan bij andere
Morele regels: over goed en kwaad

Privaatrecht: regelt alle relaties tussen burgers onderling (horizontaal)
Publiekrecht: regelt alle relaties tussen burgers en de overheid (verticaal)

Privaatrecht:
• personen en familierecht: regelt zaken als huwelijk, scheiding, geboorte, adoptie
• ondernemingsrecht: oprichting stichting (rechtspersonen)
• vermogensrechts: overeenkomsten sluiten arbeids, koop of huur overeenkomsten

Publiekrecht:
• staatsrecht: regels van de Nederlandse staat (grondwet)
• bestuursrecht: bestuursactiviteiten van de overheid (ruimtelijke ordening en belastingrecht
• strafrecht: wettelijke strafbepalingen


§5:
Rechtsbescherming: verdachten gedetineerden en burgers vallen hieronder.
Onschuldvermoeden: de verdachte is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen.
Procesregels (staan vermeld in het wetboek van strafvordering)
Strafprocesrecht: alle handelingen van agenten rechercheur officieren en rechters

Strafproces:
1. aanhouding
 staande houden (laten stilstaan en vragen om ID)
 aanhouden (gearresteerd en meegenomen naar het buro)
 aanhouden als er voldoende verdenking is
2. opsporing
 gebruik van dwangmiddelen
 toestemming nodig van rechter-commissaris
- huiszoeking
- DNA- onderzoek
- Infiltratie in misdaad/terroristische groeperingen
- Opvragen speciale persoonsgegevens
- 110 dagen voorarrest
3. vervolging
 officier van justitie beslist of de zaak naar de rechtbank gaat (vervolgingmonopolie)
 transactie: geld boete of taakstraf

 seponeren: de zaak niet vervolgen
4. Berechting
 tenlastelegging: aanklacht staat daarin geformuleerd
 rechtbank: ernstige misdrijven
 politierechter: diefstal
 meervoudige kamer: bij doodslag en fraude: hier zijn 3 rechters
 requisitoir: officier vraagt om straf
 pleidooi (advocaat??)
5. hoger beroep
 gerechtshof (zaak overgedaan)
 cassatie: bij de hoge raad (gaat na of het recht juist is toegepast)
6. Uitvoering van de opgelegde straf
 uitgevoerd door de uitvoerende macht (ministerie van justitie)
 recht voor gedetineerden (zorg voor gevangenen die meer dan 5jaar moeten)

§6
Beginselen:
o legaliteitsbeginsel: geen feit is strafbaar dan op grond van een daarom voorafgaande strafbepaling
o duidelijk

o ne bis in idem-regel: je kunt nooit 2x voor hetzelfde feit worden vervolgd

Wetboek van strafrecht:
1. algemene bepalingen
2. misdrijven
3. overtredingen
materiel strafrecht: de inhoud van alle strafbepalingen

Bestraffing:
- willens en wetens (met vol verstand)
- bewezen zijn (dat je schuldig bent)

Rechtvaardigheidsgronden:
• noodweer
• overmachtnoodtoestand
• ambtelijk bevel

Schulduitsluitingsgronden:
 psychische overmacht (=gedwongen)
 noodweerexces
 ontoerekeningsvatbaar (=stoornis hersenen)
 afwezigheid van schuld (= je weet niet dat het is gestolen)

Soortenstraffen:
- geldboete
- taakstraf
- vrijheidsstraf
(bijkomende straffen)

- tbs
- voorwaardelijk
- schadevergoeding

Waarom straffen:
 wraak en vergelding
 afschrikking
 voorkomen van eigenrichting
 resocialisatie
 beveiliging van de samenleving

§7
Veel voorkomende delicten: zakkenrollen en mishandeling
Maatschappelijke oorzaken:
o mishandeling
o bedreiging  alcohol: agressie en criminaliteit
o zinloos geweld  ‘’ ‘’
Persoonlijke oorzaken: crimineel karakter?

Aanpak:
- preventieve maatregelen: voorkomen ervan
- repressieve maatregelen: strenger straffen
- (deze vullen elkaar aan!)


Gevolgen:
• Schade
• Materiele gevolgen  gevoelens onveiligheid en vermijdingsgedrag

Politiek:
CDA: normen en waarden, bevorderen respect tegengaan onverschilligheid, preventief, herstel samenhorigheid
PvdA: hardere aanpak overlast en criminaliteit, preventief, wijkagent terug in de wijk
SP: lokale aanpak, sterkere binding politie en gemeente
VVD: meer politie, hogere straffen, taakstraffen langer en zwaarder

§8:
Burgerlijk recht: mensen en rechtspersonen, stichtingen en bv
Eiser: degene die de zaak aan de rechter voorlegt
Gedaagde: persoon van wie iets wordt gedaagd
Verticale verhouding: (=strafrecht)
Horizontale verhouding: (=burgerlijkrecht)

Burgerlijke rechtszaak:
- dagvaarding sturen aan de gedaagde (mededeling dat hij/zij voor de rechter moet verschijnen
naam

eis
motivatie  rede
tijdstip, plaats van de rechtzaak
- procureur (=advocaat om te vertegenwoordigen)
- verweer gedaagde (= beoordeeld door de rechter)
- vonnis, beslissing

Kortgeding: versnelde procedure voor spoedeisende zaken, behandeld door voorzieningenrechter deze geeft een voorlopig oordeel.
Bestuursrecht: verticale verhouding
Rechtsbescherming:
 geven vergunningen
 uitkeringen van subsidies
 asielaanvragen en verblijfsvergunningen

§9
Morele grondwet: Universele Verklaring v/d Rechten v/d Mens (UVRM) v/d VN v/d wereld
Dubbele garantie: deze verdragen gaan boven het nationale recht en burgers kunnen ze inroepen bij de nationale rechter.
Bovennationale rechtstaat: Internationale Strafhof
Doodstraf: verbod in heel de Eu

Vergelijkingen landen lid van de EU (=Trias politica)
 macht staatshoofd
 onafhankelijkheid van rechters
Strafrecht:
 wijze van rechtspraak
 rechten van verdachten
 de straffen
 het verschijnsel klassenjustitie

Klassenjustitie: als mensen uit de hogere sociale klassen door justitie worden bevoordeeld mensen uit lagere sociale klassen.

§10
Wet bijzondere opspringbevoegdheden: hierbij mag de politie inbreken om te kijken of er mogelijke bewijsmaterialen zijn

Gevolgen terrorisme:
- meer opsporingsbevoegdheden
- wet wijzigingen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.