Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De renaissance

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 822 woorden
  • 9 februari 2009
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De renaissance – Nederlands, Literatuur geschiedenis
Paragraaf: 17, 18, 19, 20, 21, 23, 27

§17 Historische achtergrond 1500-1700


• Middeleeuwse feodale koninkrijken maken plaats voor centraal geregeerde staten.
• Door ontdekkingsreizen ontstaat wereldwijd handelsverkeer en machtige burgerij.
• Door machtigere burgerij verliezen Kerk en adel gezag.
• Godsdienstoorlogen zorgen voor economische malaise.
• Tweede helft 17e eeuw: ‘absolute monarchie’; de Koning heeft volledige macht van God.


De Nederlanden

• 1556: Filips II komt aan de macht. Geen gewestelijke autonomie + godsdienstvervolging.
• 1587: Republiek der Verenigde Nederlanden ontstaat, na overwinning 80-jarige oorlog.
• Stadhouders wilden een centraal geregeerde staat.
• Raadspensionarissen wilden gewestelijke autonomie in het belang van Holland.


§18 De Renaissance


• Renaissance = wedergeboorte van de klassieke oudheid.
• Homo universalis = mens die op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblinkt (bijv. Leonardo da Vinci). Het hoogste ideaal van de renaissance.
• Humanisten zijn de eerste onderzoekers van de klassieke cultuur. Zij kwamen op grond van klassieke teksten tot een nieuwe visie op de rol van de mens in de wereld.
• Van theocentrisch naar antropocentrisch.
• Individualisme: Het individu als uniek wezen. Geen deel van een groter geheel.
• Empirisme (ervaring): d.m.v. experimenten de natuur onderzoeken en theorieën bewijzen.


§19 Wetenschap en geloof


Wetenschappen

• Wetenschappelijke bloei: Grondlegging van de huidige natuurwetenschappen.
• Nicolaus Copernicus: De aarde draait om de zon.
• Galileo Galilei: Onderzocht de sterrenhemel. Bewijs voor de theorie van Copernicus.
• Isaac Newton: Zwaartekracht, mechanica, differentiaal rekening.
• Christoffel Columbus: Amerika.
• Ook geesteswetenschappen bloeien op, zoals taalkunde en geschiedschrijving. Behoefte aan woordenboeken en grammatica’s. Eigen taal en geschiedenis bestuderen en vastleggen.
• Boekdrukkunst (1450). Veel analfabeten. Nog geen eind aan heksenverbrandingen.

Godsdienst

• Empirisme en individualisme: Men bestudeerd zelf de basis van de bijbel.
• De Kerk is meer een wereldlijke macht geworden dan een geestelijke.
• Reformatie = Hervorming = Protestantisme. Het ware geloof in ere herstellen. Luther, Calvin.


§20 Beeldende kunst en muziek

Beeldende kunsten

• Kunstenaar staat niet meer op één voet met handwerkslieden, maar met geleerden.
• 1. Realisme. Autonomie + Perspectief bestuderen. Menselijke karakters + gevoelens uitbeelden.
• Anamorfose: schilderij waarvan je de afbeelding slechts op een bepaalde manier kan zien.
• 2. Estheticisme: Kunst dient in de eerste plaats iets moois te zijn i.p.v. iets te betekenen.
• Bouwkunst + schilderkunst: symmetrie.
• 3. Classicisme: Invloed van de klassieke oudheid.

Muziek

• Nauwelijks een breuk met de middeleeuwen.
• Muzikale genres: mis, motet, lied.
o Motet: Eenstemmig religies lied, a capella. Wereldlijke meerstemmige motetten ontsonden.
• Polyfoon: meerdere tegengestelde melodieën tegelijk. Gelijkwaardige stemmen > onverstaanbaarheid.

§21 Literatuur en taal


• Classicisme: Griekse/Romeinse literatuur was de maatstaaf voor alle Literatuur.
• Drie stadia: translatio = vertaling, imitatio = navolging, aemulatio = verbetering
o Translatio: 1. Men werd zich bewust van de eigen taalmogelijkheden.

2. Klassieke teksten werden toegankelijker.
o Imitatio: 1. Zelf weer in het Latijn schrijven, maar ook purisme = taalzuivering.
2. Het doen herleven van allerlei klassieke genres;
VB: Epigram/puntdicht = Gedicht, twee/vier regels, geestige inhoud, verrassend slot.
o Aemulatio: Het ontwikkelen van nieuwe genres;
1. Aforisme/spreuk = korte krachtige zin met een levensles.
2. Essay = Korte prozatekst waarin de auteur zijn persoonlijke mening geeft.
3. Sonnet = Lyrisch gedicht, octaaf + sextet, abba/abba/cdc/dcd, overgang tussen octaaf en sextet heet volta/wending, vb:oorzaak-gevolg.
• Realisme: Elk literair werk moest waarschijnlijk zijn.
• Estheticisme: De vorm van het literaire werk is belangrijk. Bepaald genre, bepaalde regels.

§23 Pieter Cornelisz. Hooft


• Nederlandse Historiën (1642): Geschiedenis van de Nederlandse opstand tegen Spanje.
• Latijnse zinsconstructies, nieuwe Nederlandse woorden = puristisch.

• Ware nar = Toneelstuk, blijspel. Bewerking va Aulularia.

§24 Maniërisme en Barok


• In Italië ontstonden de kunsthistorische begrippen maniërisme en barok.

Maniërisme

• Maniera = stijl, trant, manier > op de manier van Michelangelo. Rationele variant van R.
• Ter wille van uitdrukkingskracht grotere vrijheden > minder natuurgetrouw (Schilderkunst)
Literatuur: verfijnde, elegante kunsttaal, ingewikkelde zinnen, tegenstelling, woordspelingen

Barok

• Barocco = onregelmatig gevormde parel. Emotionele variant van Renaissance.
o Schilderkunst: Vollere/diepere kleuren, emotionele taferelen, woeste landschappen.
o Literatuur: Herhalingen, overdrijvingen. Grote genres als epos en tragedie.
o Bouwkunst: Zwaar, groots, overweldigend interieur door talloze schilderijen e.d.
o R.-k. Kerk: glorie van hun geloof, om het geloof te versterken. Theocentrisch.
• Burgerlijk realisme: zakelijke realistische kunst voor rijke koopmanslieden.


Barokmuziek

• 1600: Opera ontstaat
o Oorspronkelijk om oude Griekse drama te doen herleven. Muziek en toneel.
o Eenstemmig, voor verstaanbaarheid. Akkoorden begeleiding.
• Oratorium: groots opgezet zangstuk voor orkest, koor, solisten, maar geen toneelscenering.

§27 De literatuur van de Grieken en Romeinen


Griekenland

• Homerus (8e eeuw v. Chr.): Ilias (Strijd om Troje), Odyssee (Avonturen, Terugkeer).
• Socrates, Plato, Aristoteles.
o Socrates: Zelfstandig nadenken, niet zomaar aannemen wat algemeen geloofd wordt. Men moet onder het oppervlak van de wereld kijken. De alledaagse wereld is een omhulsel voor de diepere, eeuwige en onveranderlijke werkelijkheid.
o Aristoteles: Filosoof en universeel geleerde.
• Stoïcisme: De mens moet zich niet laten meeslepen door emoties.
• Tragici: Aeschylus, Sophocles, Euripides.

• Klassieke tragedie: De ondergang van een hooggeplaatst persoon door overmoed (Hubris). Door leed ondergaat hij loutering (catharsis).
o Drie eenheden: Één intrige, één plaats, één tijd; binnen 24 uur.
o Vijf bedrijven: Einde eerste vier: groep mensen die commentaar leveren (rei of koor). Einde vijfde bedrijf: Deus ex Machina = Godheid brengt een oplossing.

Rome

• Vergilius: Aeneis, tegenhanger Odyssee, over Trojaanse held Aeneas.
• Horatius: Epistula ad Pisones. Literatuur verenigd aangenaam en nuttig. Carpe diem!
• Ovidius: Metamorphoses, verhalende gedichten over Griekse mythen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.