Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema 1: Ordening

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1541 woorden
  • 29 januari 2009
  • 102 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
102 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Basisstof 1: Ordening in rijken

taxon (meervoud: taxa): groep van organismen

taxonomie: houdt zich bezig met de regels van dit ordeningssysteem

systematiek: houdt zich bezig met het ordenen van organismen in dit systeem

tweerijkensysteem: indeling van organismen in twee rijken: planten en dieren

vierrijkensysteem: indeling van organismen in vier rijken: planten, schimmels, dieren en bacteriën

indelingscriteria: aantal cellen; celgrootte; aantal organellen; bezit van celkern; bezit van celwanden; voedingswijze
-eerst vooral morfologisch (uitwendige bouw) en anatomisch (inwendige bouw), later ook biochemisch


aantal cellen:
-bacteriën: eencellig
-andere organismen: eencellig of meercellig

celgrootte:
-bacteriën: tussen 1 en 10 µm
-andere organismen: tussen 10 en 100µm

bacteriën hebben geen organellen, alle andere organismen wel

celkern:
-prokaryoten: organismen zonder celkern en dus zonder kernmembraan
-eukaryoten: organismen met celkern en kernmembraan

-organische stoffen: afkomstig van organismen of van producten van organismen, grote ingewikkeld gebouwde moleculen, bevatten altijd C-atomen
voorbeelden: koolhydraten, eiwitten, vetten, glucose
-anorganische stoffen: komen zowel in organismen als in levenloze natuur voor; bestaan uit kleine eenvoudig gebouwde moleculen
voorbeelden: CO, CO2, H2O, NaCl, O2


voedingswijze:
-autotroof: zelfvoedend, neemt anorganische stoffen uit zijn omgeving op om ze om te zetten in organische stoffen
voorbeeld: organismen met chlorofyl (planten en sommige bacteriën)
-heterotroof: heeft andere organismen nodig voor voedsel; zet organische stoffen van andere organismen om in eigen organische stoffen
voorbeeld: dieren, schimmels en de meeste bacteriën

rijken=>afdelingen=>klassen=>orden=>families=>geslachten=>soorten
andere naam voor:
-afdeling: phylum (meervoud: phyla)
-soort: species
-geslacht: genus (meervoud: genera)

Basisstof 2: Wat is een soort?

soort: de grootste verzameling van populaties waartussen een effectieve uitwisseling van genen plaatsvindt of plaats kan vinden

ras: groep van individuen, van een andere groep onderscheiden door een aantal erfelijke en lichamelijke overeenkomsten

populatie: groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en samen een voortplantingsgemeenschap vormen

recombinatie: de herschikking van de genetische eigenschappen van een individu, zodat het nageslacht een andere combinatie van genen krijgt als het individu zelf


binaire naamgeving: tweedelige naamgeving van organismen; Geslachtsnaam soortnaam Naamgever.
-voorbeeld: madeliefje= Bellis perennis L.

Basisstof 3: Bacteriën

microbiologie: de tak van de biologie die zich bezighoudt met het bestuderen van bacteriën

bacteriën zijn prokaryoot; het erfelijk materiaal bestaat bij veel soorten slechts uit een cirkelvormig chromosoom dat los in het cytoplasma ligt

lineair DNA-molecuul  circulair DNA-molecuul

sommige bacteriën hebben ook plasmiden: kleine circulaire chromosomen waarop zich genen bevinden die resistentie veroorzaken tegen bepaalde gifstoffen

bacteriën planten zich ongeslachtelijk voort door deling

mitose in bacteriën gaat anders dan in planten en dieren: er ontstaat geen spoelfiguur, in plaats daarvan zitten de twee circulaire DNA-moleculen elk op een bepaalde plaats vast aan het celmembraan, waardoor een goede verdeling over de dochtercellen wordt verzekerd

pathogene bacteriën: bacteriën die ziektes veroorzaken

conjugatie: de overdracht van DNA van de ene (stervende en uiteenvallende) bacterie naar de andere door een holle buis

bij het indelen van het rijk van bacteriën worden vooral biochemische criteria gebruikt


de celwanden van bacteriën bestaan uit petidoglycaan

grampositief: bacteriën die een violette kleurstof absorberen aan hun celwanden
gramnegatief: bacteriën die dat niet doen

cyanobacteriën bevatten chlorofyl en blauwe pigmenten

endospore: het DNA van een bacterie wordt omgeven door een klein beetje cytoplasma, waaruit het water grotendeels is verwijderd, omgeven door een cyste; hierdoor kunnen bacteriën tijdelijk zeer ongunstige omstandigheden overleven
-cyste: een ondoorlaatbaar, beschermend kapsel om een endospore

Basisstof 4: Schimmels

bacteriën en schimmels ruimen de dode resten van bacteriën op; daardoor kan voedsel bederven

gisten zijn eencellige schimmels die zich voortplanten door knopvorming
-knopvorming: op de cel ontwikkelt zich een uitstulping; de celkern deelt zich en de uitstulping laat los van de moedercel

veelcellige schimmels zijn meestal opgebouwd uit lange draden: schimmeldraden of hyfen
-paddenstoel: compacte massa van hyfen die uit de voedselbron omhoog steekt

hyfen scheiden enzymen af die de voedingsstoffen verteren; de verteringsproducten worden door de hyfen opgenomen


de meeste schimmels hebben een celwand van chitine

hyfen kunnen (gedeeltelijk of geheel) verdeeld zijn in aparte cellen, die elk één of twee celkernen kunnen bevatten; ze kunnen ook niet verdeeld zijn in aparte cellen, dan is elke hyfe een grote, veelkernige cel

mycelium (meervoud: mycelia) / zwamvlok: het netwerk van alle draden van een schimmel

veelcellige schimmels planten zich meestal voort door middel van sporen; sporen ontstaan aan het uiteinde van de hyfe, als een spore op een voedselbron komt met genoeg vocht ontkiemt hij en groeit er een nieuw mycelium uit; sporen zijn haploïd

voor geslachtelijke voortplanting van schimmels moeten de hyfen van twee verschillende mycelia met elkaar in aanraking komen, waarbij tweekernige cellen ontstaan; de bevruchting vindt pas plaats bij de vorming van sporen: de twee cellen smelten samen, waarna in de diploïde cel meiose plaatsvindt om haploïde sporen te vormen

sommige bacteriën en schimmels worden door de mens gebruikt bij de productie van voedingsmiddelen, geneesmiddelen, hormonen, wasmiddelenenzymen, afvalwaterzuivering en bij allerlei vormen van milieuverontreiniging

Basisstof 5: Planten

planten hebben een celwand van cellulose

planten zijn autotroof, ze hebben chloroplasten, het chlorofyl in de chloroplasten geeft hen de mogelijkheid om energie uit zonlicht te kunnen halen

er zijn vijf plantenafdelingen:
-wieren (algen): geen wortels; geen stengels en bladeren; geen hout- of bastvaten
-mossen: geen echte wortels; wel stengels en bladeren; geen hout- of bastvaten; voortplanting door sporen; sporen ontstaan in een sporendoosje, dat op een steeltje boven het mosplantje uitgroeit
-paardenstaarten: wortels, stengels en bladeren; hout- en bastvaten; de stengels zijn hol en geleed; voortplanting door sporen; sporen ontstaan in een sporenvormend orgaantje aan het uiteinde van een stengel

-varens: wortels, stengels en bladeren; hout- en bastvaten; de bladeren zijn groot en meestal ingesneden; voortplanting door sporen; sporen ontstaan in sporenhoopjes aan de onderzijde van bladeren
-zaadplanten: wortels, stengels en bladeren; hout- en bastvaten; voortplanting door zaden; zaden ontstaan in bloemen

sporenplanten: planten die zich voortplanten door middel van sporen

vaatplanten: planten met houtvaten en/of bastvaten

wieren kunnen eencellig of veelcellig zijn:
-eencellige wieren: boomalg
-meercellige wieren: spiraalwier; zeesla; blaaswier

klassen van wieren:
-groenwieren
-roodwieren
-bruinwieren

thallus: het ‘blad’ van wieren

plankton: verzamelnaam voor micro-organismen die in water drijven
-fytoplankton: plantaardig plankton
-zoöplankton: dierlijk plankton

korstmossen: samenlevingsvormen van schimmels en algen die onder barre omstandigheden kunnen leven

wieren kunnen zich zowel ongeslachtelijk als geslachtelijk voortplanten:
-ongeslachtelijk: door middel van sporen die uitgroeien tot nieuwe individuen
-geslachtelijk: het wier vormt geslachtscellen; wanneer er bevruchting heeft plaatsgevonden vindt er meestal direct meiose plaats, waaruit haploïde sporen ontstaan


bij spiraalwier kan conjugatie voorkomen; de zygote die hierbij ontstaat, ondergaat direct meiose

er zijn twee orden mossen:
-levermossen: komt voor op vochtige, schaduwrijke plaatsen
-bladmossen: groeien vaak in grote groepen bij elkaar

paardenstaarten hebben kleine, schubvormige bladeren, de stengels zijn opgebouwd uit een soort buisjes

varens zijn te herkennen aan de manier waarop nieuwe bladeren zich ontvouwen uit opgerolde toestand

er zijn twee orden zaadplanten:
-naaktzadigen: zaden zitten tussen de schubben van een kegel; naaldvormige of schubvormige bladeren
-bedektzadigen: zaden zitten in vruchten; bladeren met een platte bladschijf

Basisstof 6: Dieren

dieren hebben geen celwanden; ze hebben geen chlorofyl dus ze zijn heterotroof; ze zijn vrijwel allemaal diploïd

symmetrie:
-bilateraal symmetrisch: op één manier in twee (ongeveer) gelijke delen te verdelen
-radiaal symmetrisch: op meerdere manieren in twee (ongeveer) gelijke delen te verdelen

-asymmetrisch: op geen enkele manier in twee (ongeveer) gelijke delen te verdelen

skeletten:
-exoskelet: uitwendig skelet
-endoskelet: inwendig skelet
-geen skelet

er zijn tien dierenafdelingen:
-eencellige dieren: asymmetrisch; geen skelet; leven in het water
-sponzen: asymmetrisch; een skelet van naalden tussen de cellen; zitten vast op de bodem van de zee
-holtedieren: radiaal symmetrisch; meestal geen skelet; leven in het water; vangen hun prooi met tentakels
-platwormen: bilateraal symmetrisch; geen skelet; lichaam is lang en dun; de dwarsdoorsnede is plat; veel soorten leven als parasiet
-rondwormen: bilateraal symmetrisch; geen skelet; het lichaam is lang en dun; de dwarsdoorsnede is rond; veel soorten leven als parasiet
-ringwormen: bilateraal symmetrisch; geen skelet; het lichaam is lang en dun; de dwarsdoorsnede is rond; het lichaam is gesegmenteerd

-weekdieren: bilateraal symmetrisch; meestal een schelp of huisje als skelet
-geleedpotigen: bilateraal symmetrisch; een exoskelet van chitine, bij kreeftachtigen ook van kalk; de kop draagt ogen en antennen
-stekelhuidigen: radiaal symmetrisch; een endoskelet van kalk; de huid is bedekt met stekels of knobbels; leven op de bodem van de zee
-gewervelden: bilateraal symmetrisch; een endoskelet (geraamte) met een wervelkolom

veel eencellige dieren leven in zoet water; ze nemen voortdurend water op door osmose, om het vervolgens door middel van kloppende vacuolen naar buiten te persen

een amoebe (a=geen moebe=vorm) kan steeds van vorm veranderen; het beweegt zich voor met zijn schijnvoetjes; het voedsel bestaat vooral uit bacteriën die in voedingsvacuolen worden verteerd

fagocytose: het bereiken en insluiten van voedsel met behulp van schijnvoetjes

een pantoffeldiertje heeft meer organellen dan een amoebe:
-trilhaartjes: voortbeweging
-celmond: inname van voedsel
-celslokdarm: vertering van het opgenomen voedsel in voedingsvacuolen
-celanus: verwijdering van onverteerde voedselresten

oogdiertjes: beweegt zich voort met een lange zweephaar; heeft een lichtgevoelige oogvlek in de cel
-in het donker: geen chlorofyl; alle kenmerken van dieren
-in het licht: wel chlorofyl => niet alle kenmerken van dieren

enkele klassen in de afdeling van de weekdieren:

-tweekleppigen: heeft een schelp die uit twee delen bestaat
-slakken: hebben een gedraaide schelp (een huisje), naaktslakken verliezen die op een bepaald moment
-inktvissen: hebben een inwendige schelp

enkele klassen in de afdeling van de geleedpotigen:
-duizendpoten: lichaam bestaat uit segmenten; elk segment heeft één of twee paar poten
-kreeftachtigen: lichaam bestaat gedeeltelijk uit segmenten, goed te zien in het achterlijf; tien poten of meer; bij kreeften en krabben heeft het voorste paar poten scharen
-spinachtigen: geen segmenten; acht poten
-insecten: lichaam bestaat uit kop, borststuk en achterlijf; de kop heeft ogen en antennen (voelsprieten); aan het borststuk zitten zes poten en meestal ook vleugels

geleedpotigen kunnen alleen groeien tijdens vervellingen

metamorfose (gedaanteverwisseling): een larve die verandert in een pop of een imago (een volwassen insect)

er zijn vijf klassen gewervelden:
-vissen
-amfibieën
-reptielen
-vogels
-zoogdieren



REACTIES

B.

B.

Pittig goede samenvatting. Thanks man :D

11 jaar geleden

H.

H.

TNx scheelt weer piecie tijd

11 jaar geleden

A.

A.

Heeeey what's up! Thanks bro

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.