Spijsvertering en spijsverteringsaandoeningen

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 4006 woorden
  • 29 januari 2009
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
24 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoudsopgave:

· Hoe worden voedingsstoffen uit voedingsmiddelen gehaald en hoe vindt het transport van die voedingsstoffen plaats?
Blz: 3
· Welke voedingsstoffen heeft het lichaam nodig en in welke verhouding?
Blz: 3 t/m 6
· Welke aandoeningen bestaan er in verband met spijsvertering.
Blz: 6 t/m10 & 12 t/m 14
· Wat kun je tegen allergieën doen?
Blz: 11 & 12
· Wat gebeurt er met je lichaam als je te weinig of te veel voedingsstoffen binnenkrijgt?
Blz: 12 t/m 14


Bronvermelding:

http://images.google.nl
http://nl.wikipedia.org/wiki/Wikipedia
http://www.voedingscentrum.nl/home.htm
http://www.kiesbeter.nl/


Profielwerkstuk biologie
Voor het profielwerkstuk heb ik het onderwerp spijsvertering gekozen. Dit onderwerp spreekt mij aan omdat zonder een werkend spijsverteringssysteem de mens niet kan functioneren.

De hoofdvraag:
· Hoe vindt spijsvertering plaats in het menselijk lichaam.

Deelvragen:
o Hoe worden voedingsstoffen uit voedingsmiddelen gehaald en hoe vindt het transport van die voedingsstoffen plaats?
· Voorlopige hypothese: Met behulp van enzymen en bloed.

o Welke voedingsstoffen heeft het lichaam nodig en in welke verhouding?
· Voorlopige hypothese: Dit is te vinden op internet.

o Welke aandoeningen bestaan er in verband met spijsvertering.
· Voorlopige hypothese: Allergieën en tekorten/ overschotten aan stoffen.


· Wat kun je tegen allergieën doen?
o Dit is te vinden op internet

o Wat gebeurt er met je lichaam als je te weinig of te veel voedingsstoffen binnenkrijgt?
· Voorlopige hypothese: Je wordt ziek of krijgt te lijden aan overgewicht.

Werkwijze:
- Het verzamelen van informatie.
- Informatie bewerken, uitzoeken wat wel en wat niet bruikbaar is.
- Informatie verwerken.
Informatiebronnen:
- Internet
- Boeken
Presentatievorm:
- Verslag

Spijsvertering
Spijs verteren betekent het verteren van voedsel (spijs) tot stoffen die door het lichaam kunnen worden opgenomen. Dit gebeurt in het spijsverteringskanaal; buizen en lichaamsholten waarin de spijsvertering plaatsvindt. De term digestie wordt in de moleculaire biologie ook gebruikt voor het fragmenteren van eiwitten met behulp van enzymen, een proces dat onder andere ook in de maag plaatsvindt.
Het voedsel legt bij de mens de volgende weg af:


Zie plaatje inhoudsopgave.

Mond; in de mond wordt het voedsel door het gebit in kleine brokjes vermalen en komt het voedsel in aanraking met speeksel. Hierin zitten bepaalde enzymen -zoals amylase- die al beginnen met het omzetten van voedsel naar voedingsstoffen. Amylase breekt zetmeel af. Hierdoor ontstaat maltose, een disacharide, die uiteindelijk weer omgezet zal worden in glucose.

Slokdarm; naast het verplaatsen van het voedsel van de mond naar de maag is de vertering van koolhydraten ook een functie van de slokdarm.
Maag; de maag trekt samen en maalt daardoor het eten fijn. Door het zure milieu dat er heerst gaat een groot deel van de met het voedsel meegekomen bacteriën dood, en wordt het speeksel-amylase geïnactiveerd. De epitheelcellen in de maagwand produceren zoutzuur (maagzuur) en pepsinogeen, een pro-enzym. Onder invloed van zoutzuur wordt pepsinogeen omgezet in peptase, dat er voor zorgt dat eiwitten omgezet kunnen worden in kortere polypeptiden.
Twaalfvingerige Darm; sappen uit de alvleesklier neutraliseren de zure massa die uit de maag komt. Daarnaast zorgen de galzuren uit de galblaas voor het emulgeren van vetten zodat ze door lipase omgezet kunnen worden in vetzuren en glycerol.

Dunne darm; in de dunne darmvlokken. De darmvlokken nemen voedingsstoffen op in het bloed.

Dikke darm; de dikke darm neemt de laatste voedingsstoffen op zoals galzouten, vitamine B12, elektrolyten en water (9 liter waarvan 1,5 liter uit de voeding).

Endeldarm; verzamelplaats voor ontlasting.

Anus; onverteerbare resten van de voeding en afvalproducten van de lever worden hier circa eenmaal per dag als ontlasting uit het lichaam verwijderd; dit is de belangrijkste functie van de anus.

Elke dag hebben we te maken met voeding. Voedingsstoffen hebben verschillende functies en worden door het verteringsstelsel van de mens verteerd. Hierbij spelen verschillende enzymen een rol. Bij de vertering ontstaan verteringproducten, die in het bloed worden opgenomen.

1. Bouwstoffen:
vorming cellen + weefsels

groei en ontwikkeling
vervanging/ herstel

2. Brandstoffen:
leveren energie door verbranding
verrichten arbeid
op peil houden lichaamstemperatuur
groei, ontwikkeling, herstel

Eiwitten:
Eiwitten bestaan uit polymeren van aminozuren. Ze komen het lichaam binnen en worden dan gesplitst. Via het bloed komt het bij de organen. In de cellen van die organen worden die aminozuren weer aan elkaar gemaakt. Essentiële aminozuren moet je met je voedsel binnen krijgen, deze worden niet gevormd door je lichaam. Niet essentiële aminozuren hoeven niet met je voedsel binnen te komen, deze kunnen gevormd worden in je lever, oftewel: transaminering. Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen. Enzymen zijn een soort eiwit die chemische reacties versnellen. Hormonen zijn eiwitten die processen regelen in je lichaam. Transporteiwitten zorgen voor het vervoeren van stoffen. Eiwitten en aminozuren worden niet in je lichaam opgeslagen, ze worden gedissimileerd. Ammoniak wordt uit aminozuren gevormd. Wat vervolgens weer ureum wordt. Daaruit wordt urine gevormd wat het lichaam verlaat.

Koolhydraten.
Koolhydraten zijn op te delen in de volgende groepen:

monosachariden (glucose)
disachariden (sacharose)
polysachariden (zetmeel)

Dierlijk voedsel bevat weinig koolhydraten. Werken met name als brandstoffen (1 gr. Koolhydraten = 17 kJ energie), maar kunnen ook als bouwstoffen werken. Overtollige hoeveelheid wordt opgeslagen:
Omgezet in glycogeen: Opgeslagen in lever en spieren
Omgezet in vet: Opgeslagen onder de huid en rondom organen.

Lipiden:
Dit is de groep stoffen waar onder andere vetten en oliën toe behoren.
Opbouw: een glycerol molecuul met 3 vetzuren.
Verzadigd: alleen enkele bindingen → noemen we een vet
Onverzadigd: minimaal één dubbele binding → noemen we olie

Cholesterol:

Een stof die in sommige dierlijke voedingsmiddelen zit. Het zet zich af tegen de binnenwand van de bloedvaten, waardoor er een vernauwing of verstopping ontstaat. Verzadigd dierlijk vet verhoogt het cholesterol. Onverzadigd dierlijk vet verlaagt het cholesterol.

Essentiële vetzuren:
Onverzadigde vetzuren, die niet door het lichaam kunnen worden gevormd uit andere stoffen, en moeten dus met het voedsel binnen worden gekregen.


Functie van vetten:
Als brandstof: bij de verbranding van vetten ontstaat veel energie.
Als bouwstof: wanneer er een fosforzuur aan het glycerolmolecuul wordt gebouwd, op de plek van een vetzuur, vormt deze nieuwe stof een bestanddeel van membranen.

Water:
Water is de belangrijkste bouwstof van het menselijk lichaam. 60% van het lichaam bestaat uit water. Het dient als oplosmiddel maar ook als transportmiddel, denk aan bloed. Het regelt de lichaamstemperatuur door middel van zweten. Ook met uitgeademde lucht, met urine en met de ontlasting raakt het lichaam water kwijt. Dit verlies wordt voor een klein deel aangevuld door het water wat bij dissimilatie ontstaat. De rest moet worden aangevuld door eten en drinken. Als het lichaam veel water kwijtraakt(diarree, braken) in korte tijd kan dat levensgevaarlijk zijn.

Mineralen:
Functie: bouwstoffen
De meeste mineralen die nodig zijn voor ons lichaam krijgen we met ons voedsel binnen, bijvoorbeeld NaCL door bereiding met keukenzout. Spoorelementen: (zoals F, I, Fe, Zn) Dit zijn mineralen die in zeer geringe hoeveelheid nodig zijn. Ze vormen het bestanddeel voor enzymen en hormonen. Fluor is nodig voor het gebit.

Vitamines:
Organische stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft. Ze werken dus als bouwstoffen. Vaak komen ze voor in de vorm van een co-enzym.
Sommige vitamines kunnen niet in je lichaam worden gevormd. Deze moeten in het voedsel aanwezig zijn. Andere vitamines kunnen wel in je lichaam worden gevormd uit pro-vitamines in het voedsel. Bij gebrek en overdosis ontstaan ziekten.

Vitamines oplosbaar in water: B – C
Vitamines oplosbaar in vet: A – D – K

Gezonde voeding
Dagelijkse behoefte aan joules/calorieën, eiwit, vet en koolhydraten voor een persoon van 22-50 jaar Man,vrouw

KJ Kcal Eiwit(g) Vet(g) Koolhydraten(g)
11100 2650 71 95 330
8700 2050 55 74 255

De allergische reactie
Uit de Medische encyclopedie
‘Een allergie is een abnormale reactie van het immuunsysteem op een vreemde stof. Bij de meeste mensen veroorzaakt zo’n lichaamsvreemde stof geen klachten, maar bij vatbare personen treedt een allergische reactie op. De meeste allergieën zijn voornamelijk vervelend en zijn gemakkelijk te behandelen. Soms is een allergie levensbedreigend.In dit deel worden eerst allergische reacties besproken die het gevolg zijn van stoffen zoals pollen, voedsel en medicijnen. De verantwoordelijke stof, het allergeen, veroorzaakt bij het eerste contact geen symptomen. Het immuunsysteem vormt echter antilichamen tegen het allergeen, en bepaalde typen witte bloedlichaampjes worden er gevoelig voor. Er bestaan verschillende typen allergische reacties. De meest voorkomende soort stimuleert de zogeheten mestcellen tot het vrijmaken van histamine, wat de allergische reactie op gang brengt. Deze kan bestaan uit galbulten of angio-oedeem, die daarna worden besproken. Het laatste deel behandelt anafylaxie, een gevaarlijke allergische reactie.Allergieën ontwikkelen zich vaak in de kindertijd en kunnen later overgaan. Aandoeningen zoals astma en constitutioneel eczeem, die door allergie kunnen worden veroorzaakt, worden behandeld in het deel dat over de betreffende lichaamsdelen gaat. Een ander soort allergie is allergisch contacteczeem dat optreedt bij reacties op nikkel of cosmetica.’
1. Structuur

2. Mestcel
3. Allergeen
4. Vrijgekomen histamine
5. Antilichaamallergische reactie

Een allergische reactie wordt uitgevoerd door het immuunsysteem van het lichaam. Normaalgesproken beschermt het immuunsysteem het lichaam tegen ziektekiemen en andere schadelijke stoffen. Maar in het geval van een allergische reactie vecht het immuunsysteem tegen een stof die eigenlijk ongevaarlijk is. De stof die de allergische reactie veroorzaakt noemen we het allergeen.
Allergenen zetten het immuunsysteem aan tot het maken van stoffen die de allergenen bestrijden. Deze noemen we antistoffen.
In het lichaam hechten de antistoffen zich aan de allergenen om ze te beschadigen alsof het ziektekiemen zijn . De antistoffen zitten ook op de oppervlakken van sommige andere lichaamscellen, die we mestcellen noemen. Deze zitten bijna overal in het lichaam, maar vooral in de buurt van bloedvaten, in de huid en in de bekleding van de luchtwegen, longen, maag en darmen. Wanner allergenen zich aan mestcellen hechten, barsten de cellen open en geven ze een stof af die histamine heet. Elke mestcel geeft ongeveer 1000 minuscule deeltjes histamine
We onderscheiden vier types allergische reacties:
· Type I: IgE-allergie, waarvan Anafylaxie een extreem voorbeeld is.
· Type II: IgG-antistofgemedieerde allergische reactie
· Type III: allergische reactie die zich richt naar oppervlakteantigenen op weefsels
· Type IV: celgemedieerde allergische reactie

Type I
Dit type allergie wordt ook IgE-gemedieerde of IgE-afhankelijke allergie genoemd. Het is een allergie waarbij IgE-antilichamen betrokken zijn. Deze IgE's (immunoglobuline E) hechten zich aan de binnengekomen allergenen (zoals latexdeeltjes). Na herhaaldelijk contact worden mestcellen (ookwel witte bloedcellen) er toe aangezet om hun inhoud uit te storten en deze vasoactieve aminen (zoals histamine, serotonine en prostaglandine) zullen vervolgens een aantal veranderingen veroorzaken in het lichaam:
1. vaatverwijding

2. vernauwing van de bronchiën van de longen
3. afname van de hartactiviteit
Dit kan tot gevolg hebben:
1. neusklachten: loopneus, niezen, gezwollen neusslijmvlies
2. moeilijke en soms piepende ademhaling
3. rode ogen: conjunctivitis
4. huidveranderingen: roder worden, warmte afgeven, jeuk
5. in ernstige gevallen bloeddrukdaling en shock, in extreme gevallen zelfs hartstilstand
Bij een type I-allergie treedt een reactie niet op bij een eerste contact met de allergieveroorzaker. Na de eerste blootstelling volgt eerst een sensibilisering. Het lichaam gaat IgE-antistoffen tegen de betreffende stof aanmaken. Pas na een herhaald contact met het allergeen treedt de eigenlijke allergische reactie op.
Is de reactie acuut en levensbedreigend, dan is er sprake van een allergische anafylactische reactie.


Voorbeelden van type I-allergie zijn:
· astma
· hooikoorts
· constitutioneel eczeem Dit zijn allen erfelijke aandoeningen
Effectieve middelen tegen hooikoorts zijn de antihistaminica, die het effect van histamine tegengaan. Verder kunnen preventief onder andere mestceldegranulatieremmers zoals corticosteroïden en cromoglicaat (vaak in de vorm van oogdruppels), worden gebruikt.

Type II
Deze vorm van allergie ook wel cytotoxische reactie genoemd, ontstaat wanneer antilichamen zich gaan hechten aan het oppervlak van cellen en weefsels, op de aanwezige antigenen. Zo start een reeks reacties die uiteindelijk de afbraak van cellen of weefsel veroorzaakt. Een typisch voorbeeld is een bloedtransfusie tussen personen met een niet-verenigbare bloedgroep. Dit leidt tot agglutinatie (samenklontering) van rode bloedcellen en in ernstige gevallen zelfs tot de dood. Drugs kunnen geen type II-reactie veroorzaken.

Type III
Deze vorm van allergie ontstaat wanneer antigeen-antistofcomplexen neerslaan en onder andere neutrofielen (kort levende witte bloedcellen) aantrekken en het complementsysteem activeren en zo weefselschade veroorzaken. Er zijn twee vormen van een Type III-reactie. Bij de eerste vorm worden antigeen-antistofcomplexen gevormd in de bloedbaan, waarna ze neerslaan in het weefsel. Meestal slaan deze complexen neer in de gewrichten en nieren. De andere vorm is de Arthus reactie. Hierbij worden de antigeen-antistofcomplexen in het weefsel gevormd. Een bekend voorbeeld van een Type III-reactie is Systemische Lupus Erythematodes ( aandoening waarbij de afweer zich tegen de eigen cellen (bouwstenen van het lichaam) keert.

Type IV
Deze allergie ontstaat door activatie van T-lymfocytencellen, die via de productie van diverse cytokinen (proteine die een belangrijke rol speelt bij de imuunafweer) het betreffende antigeen vernietigd, maar ook weefselschade veroorzaakt.

Deze immuunreactie is voornamelijk gericht tegen lichaamsvreemde cellen, zoals cellen die door een virus zijn geïnfecteerd of cellen van een transplantaat. Afhankelijk van de route kunnen twee reacties worden onderscheiden.
T-celcytotoxie (bij bijvoorbeeld bloed transfusie)
Deze reactie treed het meest op bij virus-geïnfecteerde cellen zoals bij hepatitis B. Deze behoort niet tot de allergische reacties.

Vertraagd-type-overgevoeligheid

Deze reactie wordt veroorzaakt door lymfocyten en macrofagen (eetcellen). Wanneer een helpercel bindt aan een antigeen zal deze lymfocyt worden gestimuleerd tot het uitscheiden van chemokinen en cytokinen. De chemokinen kunnen lymfocyten, monocyten en andere ontstekingscellen aantrekken en activeren. De belangrijkste ontstekingscel is de geactiveerde macrofaag die op zijn plek wordt gehouden door macrofagen-migratie-inhibitiefactor (MIF). Deze macrofaag kan met mediatoren weefselschade veroorzaken en gefagocyteerd materiaal verteren. De doelwitcel wordt gedood, maar gaat gepaard met weefselbeschadiging en een ontstekingsreactie. De meest voorkomende type-IV-vertraagd-overgevoeligheidsreactie veroorzaakt ook eczeem: rode, geïrriteerde, jeukende huid. Veelvoorkomend is nikkelallergie, die uitslag kan geven bij oorbellen en sieraden of de gesp van een broekriem.
Inname mogelijkheden.
Allergische reacties ontstaan vaak door stoffen die worden ingeademd, opgegeten of die met de huid in contact komen.
Inhalatie
Hierbij komt het allergeen op de slijmvliezen terecht via de lucht. In de longen kan het tot astmaverschijnselen leiden. Bekenden allergenen in deze categorie zijn schimmelsporen, pollen van planten (het bekende hooikoorts) en huidschilfers en haren van (huis)dieren zoals honden, katten en paarden. Het gaat meestal om allergische reacties van het type I. Andere reacties zijn mogelijk.
Voedsel
Bij voedselallergie gaat het meestal om type I, bijvoorbeeld meteen jeukbulten en rode vlekjes of een tragere reactie. Ook de reacties op geneesmiddelen vallen hieronder.

Bij voedselallergie van het type IV, kan het gaan om allergische reacties op sterk aromatisch voedsel. Koffie, chocola, kruiden en specerijen, zoals vanille en kruidnagel, gerookt voedsel, gebrand voedsel, citrusfruit, prei, overige aroma's zoals cassis. Misselijkheid, kramp, buikpijn, diarree en hoofdpijn zijn mogelijke symptomen.
Contact
Uiten zich vaak als vormen van eczeem. Veel voorkomend is allergie voor een aantal metalen, vooral nikkel, chroom en kobalt. Meestal type IV. Veel cosmetica en parfums en alle aromatische producten en zaken (zoals een nieuw kledingstuk, nieuwe vloerbedekking, een nieuwe auto en van vers gemaaid gras) kunnen reacties veroorzaken, net zo als de lijm in pleisters en lederwaren.
Overig
Behalve door de mond kunnen allergenen ook op andere wijzen (insectensteek, medisch handelen) in het lichaam terecht komen.
Diagnose
Meestal zullen mensen die last hebben van allergieën of bij eerder genoemde klachten eerst contact met de huisarts opnemen. De huisarts kan hierop beslissen om een bloedtest af te nemen. Met de resultaten van de bloedtest kan de huisarts de patiënt advies geven, medicatie voorschrijven of doorverwijzen naar een allergoloog.

Type-1-allergie
Bloedanalyse
Bij de patiënt wordt bloed afgenomen dat wordt onderzocht op de aanwezigheid van allergische antistoffen (IgE) tegen bepaalde allergenen.
Huidpriktest
Ook wel krasjestest. Hierbij wordt een druppel allergeenhoudende vloeistof op de huid aangebracht en doorprikt met een naaldje. Na een kwartier kan een eventuele reactie worden waargenomen.
Intracutane huidtest
Door middel van injecties wordt allergeenhoudende vloeistof in (meestal) de rug geïnjecteerd. Na een 15 tot 30 minuten kan een reactie worden waargenomen. 6 uur na de test dient de 'late reactie' te worden waargenomen.
Neusprovocatie

Neusprovocatie dient als indicatie van de hevigheid van de allergische reactie. Bij deze test wordt een allergeen houdende vloeistof in de neus gespoten. Tijdens de inwerkingsperiode van 5 tot 10 minuten kunnen bij de patiënt allergische reacties ontstaan (zoals niezen). Als deze reacties niet erg hevig zijn, dan wordt overgegaan op een hogere concentratie allergeenhoudende vloeistof. Hierna volgt weer een inwerkingsperiode. Zo kan bepaald worden hoe gevoelig de patiënt is. 6 uur na de test dient de 'late reactie' te worden bepaald. Als de patiënt neussprays gebruikt moet hij 1 tot 3 weken van tevoren stoppen met het gebruik.
Eliminatiedieet
In geval van een voedselallergie horen de klachten te verdwijnen tijdens een eliminatiedieet. Als de klachten inderdaad verdwijnen, kunnen de stoffen waarvoor een allergie bestaat, herkend worden door ze stapsgewijs weer op te nemen in de voeding.
Type-4-allergie
Patchtest
Ook wel plakproef. Bij de patiënt worden een aantal pleisters met allergenen aangebracht, meestal wordt getest met de Europese standaardreeks, bestaande uit de meest voorkomende allergenen. Deze pleisters moeten 48 uur blijven zitten, waarna ze verwijderd worden en de voorlopige resultaten worden afgelezen. 24 uur later moeten de resultaten nog een keer worden afgelezen om tot een conclusie te kunnen komen. Bepaalde reacties ontstaan pas na contact met lucht, sporadisch ontstaat een reactie na zeven dagen.
Bij de plakproef, huidtest, prikproef en neusprovocatie mag een aantal uren voor de test (doorgaans 36 tot 72 uur) en tijdens de test geen gebruik worden gemaakt van antihistaminicum aangezien de allergische reactie anders onderdrukt wordt.
Eliminatiedieet
Zie boven
Behandeling
· Type-1-allergie (zoals hooikoorts, huisstofmijtallergie, dierenallergie):
o vermijding van het desbetreffende allergeen
o medicatie
§ Een behandeling kan bestaan uit symptoombestrijding met bijvoorbeeld antihistaminicum, lokale ontstekingsremmende neussprays. Behandeling met antihistaminicum is de meest gebruikte methode aangezien dit vaak het beste werkt en veel patiënten alleen last hebben van hooikoorts (hiervoor hoeft de patiënt maar enkele weken tot maanden een antihistaminicum te nemen).
o desensibilisatie

§ Dit is een behandeling die de oorzaak van de allergie aanpakt door de patiënt immuun te maken voor de allergenen. Deze behandeling wordt tegenwoordig steeds vaker toegepast voor patiënten met diverse allergieën.
o De therapie bij een hevige acute allergische reactie (anafylactische reactie) bestaat uit het toedienen van adrenaline door middel van een auto-adrenaline-injector (bijvoorbeeld Epipen). Hierdoor gaan de bronchiën zich weer verwijden, de bloedvaten in de huid vernauwen en de activiteit van het hart wordt daardoor gestimuleerd. Andere geneesmiddelen zoals calcium blijken minder effectief, of hebben helemaal geen uitwerking. Corticosteroïden (zalfjes of crèmes die hormonen bevatten) hebben een snelle werking, maar door negatieve bijwerkingen worden deze medicijnen pas voorgeschreven als er verder geen oplossingen meer zijn.
· Type-4-allergie (zoals allergisch contacteczeem):
o Vermijding van het allergeen
o Medicatie
Alternatieve geneeswijzen
Ook zijn er alternatieve behandelingen waarvan de werking niet wetenschappelijk bewezen is, hieronder vallen onder andere:
· Acupunctuur
· Homeopathie
· Kruidengeneeskunde
· Bioresonantie
· Toegepaste kinesiologie
· Emotional Freedom Techniques( EFT)
· Tapas Acupressure Technique (TAT)
Preventie:Hoewel een aanleg voor allergieën erfelijk en aangeboren kan zijn, kunnen allergieën ook voorkomen worden. Preventie is niet altijd mogelijk maar onderstaande maatregelen kunnen wel helpen.

Bewezen preventieve werking:
· Niet roken tijdens en na de zwangerschap, rook bevordert de aanmaak van allergische antistoffen

· Borstvoeding geven, liefst zes maanden
· Geen bijvoeding voor kinderen met aanleg voor allergieën de eerste zes maanden
Vermoeden preventieve werking:
· Bekende voedselallergenen (zoals pinda, ei, soja, melk, tarwe, noten) het eerste jaar vermijden.
· Als een moeder al een kind heeft met een allergie, kan ze een hypoallergeen dieet volgen bij een volgende zwangerschap
· Zwangere en/of borstvoedende vrouw kan beter pinda's vermijden
· Geen huisdieren
· Beperking van blootstelling aan huisstofmijt
Overig
De allergenendatabank houdt bij welke voedselproducten zonder problemen gebruik kunnen worden door personen met een bepaalde voedselallergie.

Obesitas
Obesitas ook wel zwaarlijvigheid is een steeds groter wordend probleem. Bij mensen is de meest gebruikte maat voor zwaarlijvigheid de Body Mass Index (BMI): het lichaamsgewicht in kilogram, gedeeld door de lichaamslengte in meters in het kwadraat. Bij de BMI wordt er voor het lichaamsgewicht geen onderscheid gemaakt tussen spier- en vetweefsel.
Een persoon met een BMI van meer dan 25.0 kg/m2 wordt beschouwd als te zwaar (overgewicht); een BMI van meer dan 30,0 kg/m2 wordt beschouwd als zwaarlijvig (obesitas). Een verdere drempel van 40,0 kg/m2 wordt gezien als een dringend morbiditeitrisico (morbide obesitas). Van morbide obesitas is reeds sprake bij een BMI van meer dan 35, indien er zich samenhangende problemen voordoen: gewrichts-, hart- of longklachten, suikerziekte, hoge bloeddruk. De term superobesitas wordt gebruikt bij een BMI van boven de 50. De Wereldgezondheidsorganisatie beschouwt een BMI tussen 18,5 en 25 als ideaal voor een gezond individu (hoewel verscheidene bronnen een persoon met een BMI van minder dan 20 als te licht beschouwen). In de meeste gevallen van overgewicht die voor de gezondheid schadelijk zijn, kunnen zowel de arts als de patiënt al "op het oog" zien dat een persoon lijdt aan zwaarlijvigheid. In deze gevallen verstrekken de BMI-drempels eenvoudige criteria die alle patiënten kunnen begrijpen. Artsen kunnen ook eenvoudige metingen gebruiken als de tailleomtrek of de huidplooimeting, waarbij op zekere plaatsen van de huid precies wordt gemeten wat de dikte van de onderhuidse vetlaag is. In studies naar obesitas is de BMI de meest gebruikte formule. Men gaat er namelijk van uit dat de variatie in gewicht, bij personen van dezelfde lengte, wordt veroorzaakt door vet. Uit recent onderzoek is gebleken dat een gering overgewicht al leidt tot een vergrote sterftekans. Voor personen tussen de 30 en 62 geldt dat elke 0,45 kg extra de kans om binnen 26 jaar te overlijden, met 1-2% verhoogt, zoals uit de Framingham Heart Study blijkt.


Oorzaken

Zwaarlijvigheid is over het algemeen een resultaat van een combinatie van factoren. Een aantal mogelijke factoren zijn:
· Energierijk dieet
· Beperkte lichaamsbeweging en zittende levensstijl
· Onderliggende ziekte (bijvoorbeeld de ziekte van Cushing)
· Eetziekte zoals eetbuien stoornis (anorexia nervosa, boulimia nervosa)
· Toename van de hoeveelheid koolhydraten in de voeding, met name fructose
· Stress
· Te weinig slaap
· Genetische aanleg
Hoewel er geen duidelijke verklaring is voor de recente epidemie van zwaarlijvigheid, is het waarschijnlijk een gevolg van de veranderende maatschappij. Toen het voedsel schaars was, was de capaciteit om uit zeldzame periodes van overvloed voordeel te halen door energie op te slaan ongetwijfeld een voordeel. Dit is precies het tegengestelde van wat er in de hedendaagse maatschappij aan de hand is. Dit gecombineerd met verminderde beweging. Eetziekten kunnen tot zwaarlijvigheid leiden. Het natuurlijke mechanisme waarbij men automatisch stopt met eten als men genoeg heeft is hierbij verstoord. Dit natuurlijke mechanisme bestaat uit de vetcellen (adipocyten) die de stof leptine produceren, dit is een stof die eetlust tegenwerkt en de verbranding van voedingsstoffen door een organisme verhoogd. Hoe meer vetcellen en/of hoe meer vetcellen er gevuld zijn met vetten, hoe meer leptine wordt aangemaakt.
leptine cel


Sociale oorzaken
Een van de belangrijkste zijn de veel lagere kosten van levensmiddelen: hogere efficiëntie in de landbouw in combinatie met landbouwsubsidies in de Verenigde Staten en Europa, hebben tot voedselprijzen voor consumenten geleid die lager zijn dan ooit in de geschiedenis is voorgekomen. Suiker en glucosestroop, twee substantiële bronnen van voedselenergie, vallen onder de meest gesubsidieerde producten door de overheid van de Verenigde Staten. Elk jaar brengt een groter deel van de werkende bevolking de volledige werkdag achter een bureau of computer door. Het stijgende aantal huishoudens met twee inkomens, dus waarvan één ouder niet meer thuis blijft om voor het huis te zorgen. Dit verhoogt het aantal restaurant- en afhaalmaaltijden.
In de keuken heeft de magnetron ervoor gezorgd dat men meer snackt en minder vers voedsel eet.
Problemen
Mensen met obesitas hebben vaak last van hun zwaarlijvigheid. Ze kunnen door het extra gewicht vaak moeilijker lopen en bewegen. Dit belemmert hen vervolgens in het verhogen van hun activiteitenniveau om gewicht te verliezen.
Behandelingen
Er wordt veel gedaan tegen obesitas. Een mogelijke oplossing is bijvoorbeeld om naar de diëtist te gaan. Die kan mensen met overgewicht helpen met afvallen. Voor mensen met ernstige obesitas is een multidisciplinaire behandeling door een diëtist, fysiotherapeut en psycholoog vaak de beste behandeling, omdat dan zowel voeding, beweging, gedrag en gevoelens aan bod kunnen komen. Ook is het mogelijk om via een operatie gewicht te verliezen. In medische termen heet dat bariatrische chirurgie. Enkele voorbeelden hiervan zijn de maagverkleining, gastric bypass, duodenal switch, scopinaro, maagbandje, liposuctie en de maagballon.
Complicaties
Zwaarlijvigheid is staat in verband (in epidemiologisch onderzoek) met een verscheidenheid aan complicaties. Voor veel van deze klachten is niet duidelijk vastgesteld in welke mate zij direct door zwaarlijvigheid zelf worden veroorzaakt, of een andere oorzaak (zoals beperkte lichaamsbeweging) hebben die zwaarlijvigheid eveneens veroorzaakt.
Voorbeelden van belangrijke complicaties zijn:
· suikerziekte

· hoge bloeddruk
· hart- en vaatziekten
· verhoogd cholesterol
· onvruchtbaarheid
· rugpijn
· artrose van heupen, enkels en knieën
· depressie en lage zelfwaardering

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.