Hoofdstuk 3

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3298 woorden
  • 3 december 2008
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
34 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 3 Parlementaire democratie

P1 Wat is politiek?

Politiek: is de manier waarop een land bestuurt word
Belangrijke terreinen waarover besluiten worden genomen zijn:
*openbare orde en veiligheid
*buitenlandse betrekkingen
*infrastructuur
*welvaar
*welzijn
*onderwijs
Hoe kan je invloed uitoefenen op de politiek door:
*stemmen bij verkiezingen
*lid worden van een partij
*contact opnemen met politici
*een verzoek indienen
*de media benaderen

* bij een actie groep aansluiten
*een bezwaarschrift indienen of naar de rechter stappen
*overgaan op burgerlijke ongehoorzaamheid( het overtreden van de wet)
Democratie: is een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Daarbij zijn vrijheid en gelijkheid de belangrijkste waarden.
Daar bij maak je onderscheid in directe democratie (daarbij neemt het volk zelf de beslissingen) en indirecte democratie (daarbij neemt het volk niet zelf de beslissingen, maar dit overlaat aan de gekozen vertegenwoordigers dat noemen we ook wel parlementaire democratie waarbij het parlement de belangrijkste beslissingen neemt)
Dictatuur: ook wel autocratie genoemd waarbij alle macht in handen van een persoon of een kleine groep is.
Kenmerken van een dictatuur:
Het basiskenmerk is geweld en onderdrukking
*grondrechten worden niet beschermt
*er is geen vrije meningsuiting
* oppositie partijen zijn verboden
*er is een grote politieke rol voor militairen
*er worden (schijn) verkiezingen gehouden

P2 Politieke stromingen

Ideologie: samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. De aanhangers van een ideologie vormen samen een politieke stroming.
De meeste ideeën die je vind in een ideologie gaan over:

*normen en waarden
*de ideale sociaaleconomische verhoudingen
*de ideale machtsverdeling in de samenleving
Nederland heeft drie grote ideologieën of stromingen:
*liberalisme
*socialisme
*confessionalisme
Progressief betekend vooruitstrevend. De bestaande maatschappij te veranderen.
Conservatief betekend behoudend. De bestaande maatschappij bij het oude te laten. Als conservatieven zo behoudend zijn dat ze de regels van vroeger terug willen zijn ze reactionair.
De begrippen links en rechts worden gebruikt om de verschillende visies op de rol van de overheid aan te duiden.
Rechts legt de nadruk op eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van mensen.
Links gaat uit van het principe van gelijkwaardigheid. Zij willen dat iedereen gelijke kansen heeft op onderwijs, inkomen en werk.

Het liberalisme ontstond aan het eind van de 18de eeuw. Hun ideaal was persoonlijke en economische vrijheid.
Volgens liberalen is de vrijemarkteconomie het beste voor het land. Dat de overheid zich moest beperken tot een aantal kernzaken zoals: defensie, onderwijs, bescherming van de rechtstaat en de klassieke grondrechten.
Het socialisme ontstond als reactie op de slechte werkomstandigheden van de arbeiders in de 19de eeuw. Het doel van de socialisten was een einde maken aan de armoede en de ongelijkheid.
Hoe ze het doel gelijkheid het beste konden bereiken raakten de socialisten verdeeld.
De communisten wilden dat arbeiders alle macht zouden overnemen
De sociaaldemocraten wilden meedoen met de verkiezingen om zo te zorgen voor goede sociale wetgeving.
De hedendaagse socialisten zijn niet meer tegen een markt economie maar vinden dat de overheid de zwakkeren in de samenleving moet beschermen. Verder vinden ze dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moet worden. Daarbij kan de verzorgingsstaat aan bijdragen. Daarin zijn de sociale grondrechten zoals het recht op werk, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs wettelijk in zijn vastgelegd.
In het confessionalisme is ontstaan aan het eind van de 19de. In het confessionalisme baseren mensen hun politieke opvattingen op hun geloofovertuiging. Christen democraten streven naar een samenleving op christelijke grondslag, waarin rentmeesterschap, solidariteit, harmonie en gespreide verantwoordelijkheid belangrijke waarde zijn.
*Rentmeesterschap betekend dat de mens de taak heeft om goed voor de aarde te zorgen waarop hij leeft.
*solidariteit heeft te maken met het Bijbelse begrip naastenliefde en betekend dat we moeten zorgen voor de kwetsbaren.

*harmonie: dat verschillende organisaties, burgers en de overheid in harmonie moeten samenleven.

P3 Politieke partijen

Politieke partij: een groep mensen met dezelfde ideeën over een ideale samenleving. Zij verschillen daarin van actiegroepen en belangen groepen.
Actiegroep: georganiseerde groep mensen met een bepaalde doelstelling die dat middels publieke acties wil verwezenlijken.
Belangengroep: georganiseerde groep mensen die de belang van een bepaalde groep behartigen.(FNV, ANWB en consumenten bond)
Een politieke partij is geen belangenorganisatie, omdat het bij hen niet draait om de belangen van een bepaalde groep maar om het algemeen belang.
Wat voor soort partijen zijn er:
* op basis van een ideologie( zoals liberalisme, socialisme en confessionalisme)
* one-issuepartijen ( richten zich op een aspect van de samenleving en hebben daar een duidelijk standpunt over)
* protest partijen (ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek)
*niet-democratische partijen (zoals fascistische of recht extremistische partijen. Deze partijen zijn sterk nationalistisch)
Functies van politieke partijen:
*integratiefunctie ( op basis van allerlei wensen en eisen maken politieke partijen vanuit hun eigen ideologie een logische samen hangend geheel van programma punten)

*informatiefunctie ( de politieke partijen informeren de kiezers, ook buiten de verkiezingstijd over hun standpunten over de verschillende spelende kwesties)
*participatiefunctie ( politieke partijen proberen burgers te stimuleren om actief deel te nemen aan de politiek)
*selectiefunctie ( mensen die in de politiek willen, doen dit meestal via een bestaande partij of richten zelf een partij op. Vaak zijn ze eerst gemeente raadslid en klimmen dan door tot Kamerlid, fractievoorzitter of minister)

P4 Verkiezingen

In Nederland kiezen we politici op verschillende niveaus
*het europees parlement
*de tweede kamer
*de provinciale Staten
*de gemeenteraden. In grote gemeentes zoals A’dam en R’dam zijn er ook verkiezingen voor stadsdeelraden.
In Nederland mag je vanaf je 18de je verkiesbaar stellen. Alleen dat mag niet zomaar daarvoor moet de partij eerst:
*zich officieel laten registreren
*in alle 19 kiesdistricten een kandidatenlijst en een ondertekende steunbetuiging van 30 personen inleveren
*een borgsom van 11.250 euro betalen. De partij krijgt dit overigens terug als de partij 75% van de stemmen behaalt om een zetel te krijgen(circa 45.000 stemmen
In Nederland mag je stemmen als je ouder dan 18 bent, dan heb je een actiefkiesrecht. Voor een passiefkiesrecht moet je ook 18 jaar oud zijn.

Actiefkiesrecht: het recht om bij verkiezingen een stem uit te brengen.
Passiefkiesrecht: het recht om je verkiesbaar te stellen.
Buitenlanders die langer dan 5 jaar in Nederland wonen hebben alleen een actief en passief kiesrecht voor gemeenteraadsverkiezingen.
De lijsttrekken van een partij is meestal de bekendste kandidaat en vormt het gezicht voor de partij tijdens de campagne.
Een aantal reden om op een partij te stemmen:
*de standpunten van de partij komen overeen met jou ideeën
*de partij let goed op jou belangen
*je stemt strategisch je kijkt welke partij het meeste kans heeft om in de regering te komen
*de aantrekkingskracht van de lijsttrekker
De verkiezingen worden gehouden volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging dat betekend: dat alle zetels eerlijk verdeeld worden op basis van alle geldig uitgebracht stemmen. Daarbij wordt uitgegaan van de kiesdeler dat betekend: de hoeveelheid stemmen die een partij nodig heeft voor een zetel.
Als je gaat stemmen stem je niet op een partij maar op een persoon. Veel mensen stemmen op de eerste in hun partij, maar je kunt ook op iemand die laag op de lijst staat stemmen. Daardoor kan toch iemand gekozen worden die heet voorkeurstemmen.

Veel lijsttrekkers komen de laatste weken voor de verkiezingen op tv en een dag voor de verkiezingen is er een groot tv debat. Het doel van die tv optredens is om zwevende kiezer te winnen.
Zwevende keizers: kiezers die niet op een vaste partij stemmen maar makkelijk van partij wisselen.
Kabinet: alle ministers en staatssecretarissen samen.

P5 De regering

Regering: bestaat uit de koningin en de ministers.
Om goede ministers en staatsecretarissen aan te stellen moeten die:
*het samen eens zijn over het toekomstige beleid
*samen de steun hebben van de meerderheid van de 2de kamer
Hoe verloopt de kabinetsformatie? Adviezen - de informateur begint – de formateur maakt het af.
*Adviezen: een dag na de verkiezingen ontvangt de koningin adviezen over de fractievoorzitters van politieke partijen in de 2de kamer en over voorzitters van de 1ste e 2de kamer. Zij adviseren haar welke partijen het beste de regering kan vormen. Op basis van deze informatie benoemt de koningin een informateur.
*De informateur begint: de informateur gaat onderzoeken welke combinaties van partijen een meerderheid in de 2de kamer zouden kunnen vormen. Behalve dat moeten de partijen ook onderling goed kunnen samen werken, omdat ze allerlei standpunten hebben laat de informateur ze allemaal compromissen sluiten. Onder leiding van de informateur stellen de coalitie partijen een regeerakkoord op, waarin de hoofdlijnen staan van het beleid voor de komende jaren.

*de formateur maakt het af: hierna (de informateur begint) brengt de informateur verslag uit bij de koningin. Als er dan een coalitie is gevormd, dan benoemt de koningin een formateur. De formateur komt bijna altijd uit een van de grootste regeringspartij en word zelf meestal minister-president. De formateur gaat geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar gaat zoeken. Als de formateur klaar is dan benoemt de koningin de ministers en staatssecretarissen en volgt de foto op het bordes.
Soms lopen de problemen hoog op in het kabinet waardoor het hele kabinet in gevaar komt . dat heet een kabinetscrisis. Dit kan op 2 manieren worden veroorzaakt:
*de ministers zijn het onderling oneens over een aantal kwesties
*de meerderheid van de 2de kamer steunt het kabinet niet meer
Als het kabinet ontslag neemt, volgen er meestal vervroegde verkiezingen. Om het land niet helemaal onbestuurbaar te maken blijven de oude ministers in hun functie totdat er een nieuw kabinet is gevormd. Dat heet ook wel een demissionair kabinet.
Constitutionele monarchie: een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd.
De belangrijkste taken van de koningin zijn:
*haar handtekening plaatsen onder alle wetten
*de troonrede voorlezen op Prinsjesdag
*ministers en (in)formateurs benoemen
*regelmatig overleg voeren met de minister president
De ministers vormen het dagelijks bestuur van ons land.
De belangrijkste taken van de regering zijn de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door:
*het opstellen van wetsvoorstellen
*het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten
*het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement

Elk jaar op de derde dag van september presenteert het kabinet de plannen voor het komende jaar in de troonrede. In de 2de kamer biedt de minister van financiën die dag de rijksbegroting aan in de vorm van een miljoenennota.
Elke minister heeft een eigen beleidsterrein, ook wel portefeuille genoemd, en een eigen ministerie waar veel ambtenaren voor de minister werken. De ambtenaren bereiden wetsvoorstellen voor en geven adviezen. Soms hebben ministers geen eigen ministerie. Je noemt dit een minister zonder portefeuille.
Een minister heeft een of twee staatssecretarissen onder zich die verantwoordelijk zijn voor een deel van zijn beleidsterrein.
De ministerraad komt elke vrijdag bijeen onder voorzitterschap van de premier. Deze geeft daarna vaak een persconferentie.

P6 Het parlement

De taken van de regering en het parlement zijn vastgelegd in de grondwet, maar de manier waarop zij samenwerken wordt ook door tradities en gewoonten bepaald. We noemen dit de politieke cultuur. Politieke cultuur is de manier waarop de regering en het parlement met elkaar omgaan.
Poldermodel: bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen.
Het parlement wordt gevormd door de 1ste en 2de kamer, samen ook wel staten generaal genoemd. parlementsleden zijn volksvertegenwoordigers. De 2de kamer wordt direct gekozen, maar de 1ste kamer wordt indirect gekozen door de leden van de provinciale staten. In dit geval spreken we van getrapte verkiezingen.
De 2de kamer heeft 150 leden die voor 4 jaar worden gekozen. De 2de kamer behandelt als eerste elk wetsvoorstel en mag een wetsvoorstel afwijzen of veranderen. Pas hierna bespreekt de 1ste kamer het voorstel.
In de 1ste kamer, ook wel senaat genoemd, zitten 75 leden. De 1ste kamer mag een wetsvoorstel niet veranderen, maar wel goed of afkeuren.

Alle Kamerleden worden namens een bepaalde partij gekozen en behoren tot een fractie onder leiding van een fractievoorzitter. Ook in de gemeenteraad en provinciale staten zitten fracties.
Fractie: een groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan.
De politieke partijen in de 1ste en de 2de kamer kunnen worden verdeeld in regeringsfractie en oppositiepartijen.
Regeringsfracties zijn partijen die ook ministers in de regering hebben zitten.
Oppositiepartijen zijn alle partijen die niet in de regering zitten. Deze zijn het meestal niet eens met de regering.
Ministers hebben zowel een wetgevende als uitvoerende macht. De wetgevende macht delen ze met het parlement. De meeste wetsvoorstellen worden ontworpen door ministers, maar het parlement stemt er uiteindelijk over. De uitvoerende macht is in handen van de ministers. Zij bepalen hoe wetten worden uitgevoerd en nemen daar dagelijks besluiten over.
Trias politica: de scheiding tussen de drie machten ,de wetgevende, controlerende en rechtgevende macht.
De belangrijkste taken van het parlement:
* (mede)wetgeving
*controle van de minister
De twee rechten van de 1ste en 2de kamer op het wetgevende gebied:
*stemrecht bij wetsontwerpen
*het budgetrecht. Om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren. In de rijksdegroting staat wat er per ministerie de plannen zijn voor het komende jaar.
Daarnaast heeft de 2de kamer nog twee extra rechten:
*het recht van initiatief. Dat bied de 2de Kamerleden de mogelijkheid om wetsvoorstellen in te dienen.
*het recht van amendement. Dat geeft de 2de kamer het recht om wetsvoorstellen te wijzigen.

Om te controleren of ministers hun werk goed oden hebben de 1ste en 2de kamer een aantal rechten om informatie te krijgen:
*het recht om schriftelijke vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen.
*het recht van interpellatie. Dat betekend dat ze een minister ter verantwoording kunnen roepen over zijn daden.
*het recht op een parlementaire enquête. Dat biedt de mogelijkheid tot een gedailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid.
*het recht om een motie in te dienen. Dit is een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen. Er zijn verschillende moties. Motie van teleurstelling, motie van afkeuring en motie van wantrouwen.

P7 Gemeente en provincie

Er zijn in Nederland drie niveaus van politieke besluitvorming: het rijk, de provincie en de gemeente.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: de rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, maar de gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden overgelaten.
De gedachte hier achter is dat lagere overheden:
*beter op de hoogte zijn van de situatie en dus beter kunnen beoordelen wat nodig is
*dichter bij de burgers staan en de burgers het bestuur dus makkelijker kunnen spreken.
De belangrijkste taken van de provincie zijn de terreinen: ruimtelijke ordening en milieu.
De provincie maakt streekplannen waarin precies staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen. Bij het opstellen van deze streekplannen moet de provincie rekening houden met het rijksbeleid.

Om de vier jaar worden er verkiezingen gehouden voor de provincie. De gekozen vertegenwoordigers vormen de provinciale staten. De leden van de provinciale staten kiezen uit hun midden het dagelijks bestuur: de gedeputeerden. De voorzitter van de provinciale staten is de commissaris van de koningin. Hij wordt niet gekozen maar benoemd (officieel) door de koningin, maar in praktijk door de minister van binnenlandse zaken. Om een goede CvdK te vinden stelt de provinciale staten een vertrouwenscommissie in. Die maakt een profielschets met daarin de eisen waaraan de CvdK moet voldoen. Daarna selecteert de minister een aantal kandidaten waarmee de vertrouwenscommissie gespreken voert. Nadat de gespreken zijn gevoerd stelt de vertrouwenscommissie een voordracht samen: een lijstje van twee of drie personen die ze bij voorkeur benoemt zouden willen zijn. De minister kan deze voordracht volgen maar hoeft dat niet.
Provinciaal bestuur:
Provinciale staten: neemt belangrijke beslissingen en controleert de GS.
Gedeputeerde staten: vormt het dagelijks bestuur: bereidt plannen voor en voert het beleid uit.
Commissaris van de Koningin: is de voorzitter van zowel de Provinciale als de Gedeputeerde staten.
De gemeente is verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van het openbare leven in de gemeente: huwelijken, geboorten, sterfgevallen, politie, aanlegging van wegen, ophalen van huisvuil, groenvoorzieningen, openbare verlichting en vergunningen. Bij deze laatste activiteiten vult de gemeente de streekplannen die door de provincie zijn opgesteld gedetailleerd in door middel van bestemmingsplannen. Naast deze uitvoerende taken zijn er vanuit den haag steeds meer beleidstaken bijgekomen: huisvesting van scholen, voorzieningen voor gehandicapten, de huisvesting voor asielzoekers en de begeleiding van bijstandsgerechtigden.
Het bestuur van de gemeente word gevormd door de gemeenteraad. De raadsleden worden om de vier jaar gekozen. Het aantal raadslieden is afhankelijk van het aantal inwoners in de gemeente. bij gemeenteraadsverkiezingen hebben ook mensen met geen Nederlandse nationaliteit een actief en een passief kiesrecht mits zij al 5 jaar in Nederland wonen. Het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van het college van burgemeester en wethouders. De burgemeester word voor 6 jaar benoemd. De procedure is vergelijkbaar met die van de CvdK. De gemeenteraad stelt een vertrouwenscommissie in en maakt een profielschets. De CvdK selecteert een aantal kandidaten en de vertrouwenscommissie doet daarna een voordracht. De CvdK draagt een kandidaat voor bij de minister van binnenlandse zaken en die bepaalt uiteindelijk wie de burgemeester word.
Gemeentebestuur:
Gemeenteraad: neemt belangrijke besluiten en controleert het college van B&W.
College van Burgemeester en Wethouders: vormt het dagelijks bestuur: bereidt plannen voor en voert het beleid uit.
Burgemeester: is de voorzitter van zowel: het college van B&W als de gemeenteraad.

P9 Politiek in de praktijk

Bestuurlijk processen lopen in vier fasen:
*invoer: groepen brengen uit de samenleving allerlei wensen en eisen naar voren.
*omzetting: het afwegen van de juiste maatregelen om tot een op lossing te komen dit noemen we beleidsvoorbereiding.

*uitvoer: als een (wets)voorstel is aan genomen, dan zorgen de ambtenaren voor de goede uitvoering ervan.
*terugkoppeling: wetten en andere maatregelen zijn nooit het eindpunt van de politiek. Besluiten roepen altijd reacties op in de samenleving. De politiek merkt door de terugkoppeling of maatregelen effect hebben.
Politieke actoren: alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties doe betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.
Ministers zijn verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van ons land. Maar eigenlijke werk word gedaan door ambtenaren die zich bezig houden met beleidsvoorbereiding n beleidsuitvoering.
Topambtenaren hebben veel macht en zij werken meestal veel langer op een ministerie en hebben dardoor meer kennis en ervaring dan de minister. Mede daardoor worden ambtenaren ook wel Vierde Macht genoemd.
Massa media vervult vijf politieke functies:
*informatieve functie: berichten over politieke discussies.
*onderzoekende of agendafunctie: signaleren van problemen in de samenleving.
*commentaarfunctie: dagelijks commentaar geven op politieke kwesties.
*spreekbuisfunctie: ze geven actie groepen, politici en burgers de ruimte om hun zegje te doen.
*controlerende functie: de media volgen de ministers kritisch en kijken of ze ook doen wat ze beloven.
Voorwaarde voor een goed functionerende media is dat er persvrijheid is. De media worden daarbij geholpen door de wet openbaarheid van bestuur (WOB. Deze wet verplicht de overheid om alle informatie openbaar te maken.
De media draagt bij aan de meningsvorming van burgers, doordat ze alles te lezen krijgen over politieke problemen. Daarbij is pluriformiteit van de media belangrijk. Dit betekent dat er veel verschillende soorten kranten, tijdschriften en tv zenders zijn waaruit je kunt kiezen.

Pressiegroepen: zij groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Deze kunnen hun druk uitoefenen door te gaan lobbyen en het zoeken van persoonlijk contact met politici. Er zijn verschillende pressiegroepen zoals: actiegroepen, belangengroepen en vakbonden. Deze pressiegroepen worden de Vijfde Macht genoemd.
Een democratie kan niet goed functioneren zonder de betrokkenheid van burgers. Toch gaat cij de verkiezingen voor de provinciale staten en het europees parlement minder dan de helft van de kiezers naar de stem bus. We spreken dan van een kloof tussen burger en politiek.
Om de afstand tussen burgers en politiek te verkleinen zijn de afgelopen jaren diverse voorstellen gedaan:
*direct kiezen: het direct kiezen van de minister-president en burgemeester. Door een gekozen minister-president krijgen burgers ook invloed op de samenstelling van de regering.
*referendum: door een volkstemming of een referendum kunnen kiezers over belangrijke kwesties direct hun mening geven. Bij een raadplegend referendum is de uitslag slechts raadplegend. Bij een bindend referendum is de uitslag bepalend. Nederland heeft momenteel een raadplegend referendum.
*andere politieke cultuur: politieke besluiten moeten veel meer genomen worden in openbare debatten, en niet in achterkamertjes zoals het nu vaak het geval is.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.