Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Voeding en vertering

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 992 woorden
  • 6 mei 2008
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Biologie Voeding en vertering Thema 1:

Doelstelling 1:

· Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt.
o Plantaardige voedingsmiddelen: wortels, stengels, vruchten etc.
o Dierlijke voedingsmiddelen: delen van dieren of producten van dieren.
· Voedingstoffen: de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
o Bouw stoffen: vorming van cellen en weefsels
o Brand stoffen: leveren energie en de lichaamstemperatuur op peil houden.
o Reserve stoffen: opslag in bepaalde delen van het lichaam.

o Beschermende stoffen: Gezond blijven
· Voedingsvezel: alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
§ Functie- bevorderen van darmperistaltiek

Doelstelling 2:
· Eiwitten:
o Brandstoffen
o Bouwstoffen
· Koolhydraten:
o Brandstoffen
o Bouwstoffen
o Reservestoffen Bijv. Glucose, suiker, zetmeel.
· Vetten:
o Brandstoffen
o Bouwstoffen
o Reservestoffen o.a. onder de huid opgeslagen.
· Water:
o Bouwstoffen o.a. belangrijk voor het vervoeren van stoffen.
· Mineralen:
o Bouwstoffen
o Beschermende stoffen bijv. kalkzouten> opbouw beenderen,
· Vitamines:
o Bouwstoffen
o Beschermende stoffen (worden aangegeven met letters)

Doelstelling 3:
· Eet gevarieerd: 4 groepen die dagelijks nodig zijn.

o Groep 1: nodig voor zetmeel, plantaardige eiwitten, vitamines, mineralen en voedingsvezels = brood, aardappelen, rijst peulvruchten etc.
o Groep 2: nodig voor vitamine c en voedingsvezel = groente en fruit.
o Groep 3: nodig voor eiwitten, vitamines en mineralen = kalk
o Groep 4: nodig voor vetten en vitamines = margarine, halvarine of olie.

· Plantaardige voedingmiddelen zijn basis van voeding – rijk aan vezels en zetmeel.
· Drink dagelijks 1,5 liter vocht.
· Eet niet mee dan nodig
· Eet niet heel de dag door.

Doelstellig 4:
· Indicator= een stof waarmee je een andere stof kan aantonen.
· Joodoplossing is de indicator voor zetmeel
o Joodoplossing (geelbruin) wordt blauwzwart als er zetmeel bij komt.

Doelstelling 7:
· Vertering; het omzetten van voedingstoffen die niet door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen, in verteringsproducten die wel kunnen worden opgenomen in het bloed.
o Eiwitten, de meeste koolhydraten en vetten worden verteerd.

o Glucose, mineralen, vitamines en water hoeven NIET te worden verteerd.
· Vertering vindt plaats met behulp van verteringssappen.
o Sap> verteringsklier
o Verteringssappen bevatten enzymen
· Enzymen: stoffen die scheikundige processen versnellen
· Zorgt er voor dat de vertering sneller verloopt.

Doelstelling 8;
· Darmperistaltiek: het afwisselen van samentrekken en ontspannen van kringspieren en lengtespieren in de wand van het darmkanaal.
§ Verplaatsen van voedselbrij
§ Voedselbrij mengen met verteringssappen
§ Voedselbrij kneden

Doelstelling 9:
· Uitwendige bouw van een tand of kies
o Kroon: deel dat buiten de kaak steekt
o Wortel: deel in de kaak
· Inwendige bouw van tand of kies
o Tandbeen
o Tandholte: holte in het tandbeen waarin bloedvaten en zenuwen lopen
o Glazuur: zeer hard laagje om het tandbeen van de kroon

o Cement: laagje om het tandbeen van de wortels
o Wortelvlies: bevestigt de tand of kies in de kaak ( de kaak is bedekt met tandvlees)

Doelstelling 10:
· Snijtanden:
o Beitelvormig
o Afbijten van voedsel
· Hoektanden:
o Puntige bovenkant
o Afbijten van voedsel
· Kiezen:
o Knobbelige bovenkant
o Fijnmalen van voedsel

Doelstelling 11:
· Melkgebit:
o Ontstaat tussen half jaar en 2 jaar
o In iedere kaakhelft zitten 2 snijtanden, 1hoektand en 2 kiezen
· Blijvend gebit:
o Ontstaat vanaf ongeveer 6 jaar door vervanging melkgebit.
o In ieder kaakhelft zitten 2 snijtanden, 1 hoektand en 5 kiezen(waarvan 1 verstandskies)
Doelstelling 12:
· Tandplak: een dun laagje aanslag dat zich dagelijks op de tanden en kiezen afzet.

o Bestaat uit bacteriën, etensresten en speeksel.
· Gevolgen tandplak:
o Bacteriën in tandplak zetten suiker om in zuur. In het zuur lost het glazuur op. Zo ontstaat een gaatje in de tand/kies.
o Bacteriën in tandplak kunnen tandvleesontstekingen veroorzaken. Daardoor kunnen de wortelvliezen losraken, waardoor de tand of kies kan losraken.
o Tandplak kan verkalken tot tandsteen. Dat kan alleen de tandarts verwijderen.
· Tandplak tegenhouden :
o Dagelijks meer dan 1 keer poetsen
o Niet te veel tussendoortjes op een dag eten.

Doelstelling 13:
· Mondholte met gebit en speekselklieren:
§ Gebit: voedsel verkleinen en oppervlak vergrote, zodat je het voedsel beter kan doorslikken en de enzymen kunnen inwerken.
§ Speekselklieren: produceren van speeksel.
· Slokdarm:
§ Voedsel verplaatsen van keelholte naar maag
· Maag:
§ Voedsel tijdelijk opslaan
o Maagportier:
§ Kringspieren die de maag afsluiten
o Maagsapklieren:

§ Maagsap produceren.
· Lever:
§ Gal produceren
· Tijdelijk opgeslagen in galblaas en afgevoerd via galbuis
· Alvleesklier:
§ Alvleessap produceren.
· Twaalfvingerige darm:
§ Gal en alvleessap mengen met voedselbrij
· Dunne darm:
§ Voedingsstoffen, verteringsproducten en water opnemen in het bloed
o Darmsapklieren
§ Darmsap produceren
· Blinde darm met wormvormig aanhangsel (= appendix)
o Bij blinde darmontsteking is niet de darm ontstoken maar de appendix.
· Dikke darm:
o Water ontrekken uit de brij van onverteerde voedselresten, die daardoor wordt ingedikt. Het water wordt opgenomen in het bloed.
o Bij diarree is er onvoldoende water in het bloed opgenomen.

· Endeldarm:
o Verzamelen en tijdelijk opslaan van onverteerde voedselresten (ontlasting.
o Anus: kringspier die de endeldarm afsluit.

Doelstelling 14:
· Speeksel:
o Water, slijm en een enzym.
§ Slijm: de glijbaarheid van voedsel verhogen
§ Enzymen: zetmeel voor een deel verteren
· Maagsap:
o Water, zoutzuur en een enzym
§ Zoutzuur: bacteriën doden
§ Enzym: eiwitten voor een deel verteren
· Gal:
o Geen enzym!
§ Vetten emulgeren ( grote vetdruppels verdelen in kleine vetdruppeltjes), zodat de vetten beter bereikbaar zijn voor enzymen.
· Alvleessap:
o Verschillende enzymen
§ Eiwitten, koolhydraten en vetten verteren.
· Darmsap:
o Verschillende enzymen
§ Vertering eiwitten en koolhydraten afmaken.


Doelstelling 15:
· Additieven: stoffen die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om ze aantrekkelijker of langer houdbaar te maken.
o Geur-, kleur- en smaakstoffen en conserveermiddelen.
· Conserveren: voedsel behandelen zodat het niet bederft.
o Hierdoor worden de omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt.
· Natuurlijke conserveermiddelen: zoals zout, suiker en zuur.
· Kunstmatige conserveermiddelen: zoals sulfiet in drank
· Invriezen: temperatuur verlagen tot –20 C
· Pasteuriseren: verhitten tot de MEESTE bacteriën dood zijn.
o Smaak blijft bewaard.
· Steriliseren: verhitten tot een temperatuur tot ALLE bacteriën doodgaan
o Smaak verandert.
· Inblikken: na verhitting, luchtdicht verpakken
· Vacuüm: lucht onttrekken uit de verpakking van het voedsel
· Drogen: water onttrekken

Doelstelling 16:
· Plantaardig voedsel is moeilijker verteerbaar dan dierlijk voedsel, doordat plantaardig voedsel celwanden van cellulose bevat.
· Herbivoren (planteneters)

o Darmkanaal: in verhouding lang
o Kiezen: plooikiezen, waarmee Plantaardig voedsel kan worden fijngemalen
o Kauwrichting: loodrecht op de plooien
o Hoektanden ontbreken vaak
· Carnivoren (vleeseters)
o Darmkanaal: in verhouding kort.
o Kiezen: knipkiezen, waarmee dierlijk voedsel kan worden geknipt in stukken.
o De bovenkaak is breder dan de onderkaak.
o Hoektanden meestal groot, spits en scherp.

· Omnivoren (alleseters)
o Darmkanaal: in verhouding middellang
o Kiezel: knobbelkiezen, waarmee het voedsel kan worden geknipt en gemalen.
o Hoektanden altijd aanwezig

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.