Hoofdstuk 5 en 6

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2415 woorden
  • 15 november 2007
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
5 keer beoordeeld

Geschiedenis samenvatting hoofdstukken 5 en 6

Hoofdstuk 5 §1
De Chinese economie was zelfvoorzienend, dat wil zeggen dat het land in zijn eigen behoeften kon voorzien zonder dat het afhankelijk was van handel met andere landen. Het zwaartepunt van de economie lag bij de landbouw: meer dan 90% van de bevolking bestond uit boeren en landarbeiders.
De mannen waren verantwoordelijk voor het werk op het land. Het belangrijkste werk van de vrouwen was de zijde teelt.
De overheid bemoeide zich nauwelijks met de dorpen (er moest wel belasting betaald worden). Als er iets geregeld moest worden gebeurde dat via de dorpsoudsten. Zij hadden daardoor veel gezag. De hiërarchie in de dorpsgemeenschap was gebaseerd op leeftijd. De jongere generaties waren gehoorzaam aan de oudere.

Het rijk van de Ming-keizers was opgedeeld in vijftien provinciën. Elke provincie was onderverdeeld in een aantal prefecturen en elke prefectuur in een aantal districten. In elk district lag tenminste één ommuurde stad, de districtshoofdstad.
In de steden zag je weinig vrouwen, vooral de vrouwen van voorname families lieten zich zelden in het openbaar zien.
Aan de top van de Chinese samenleving stond de keizer. Confucius, de grote wijsgeer uit de Chinese oudheid, had China’s hoogste heerser vergeleken met de poolster, die hoog in het noorden staat: de poolster staat stil alle andere sterren draaien eromheen. Op dezelfde manier stond de keizer in het middelpunt van de macht en was iedereen druk in de weer om hem te dienen. De keizer moest het kalme middelpunt van het wereldgebeuren zijn. Militair ingrijpen zou dan volkomen overbodig zijn.
Het bestuur van het Chinese rijk lag in de handen van de mandarijnen. Om mandarijn te worden moest iemand jarenlang studeren en allerlei examens halen. Tijdens deze examens werden vragen gesteld over de leer van Confucius en over andere oude Chinese geschriften. Mandarijnen stonden hoog in aanzien en vormden een aparte klasse, die boven de rest van de bevolking verheven was.
In het hart van iedere stad lag de yamen, het door hoge muren omringde besturingsgebouw waar de mandarijn, de vertegenwoordiger van het keizerlijke gezag, woonde en werkte. Hij was verantwoordelijk voor het innen van de belastingen. En voor het onderhoudt van de stadsmuren en van land- en waterwegen. Verder waakte hij over de openbare orde.
De Chinese bestuurders voelden zich niet alleen verheven boven de bevolking maar ook boven alle buitenlanders. Het contact met andere landen was ingepast in het tribuut stelsel: een afgezant van een vreemd rijk maakte zijn opwachting bij de Chinese keizer. Hij toonde zijn onderdanigheid door het maken van de ketou, de rituele buiging waarbij men driemaal boog en dan telkens driemaal met het voorhoofd de grond aanraakte. Hierna overhandigde de gezant het tribuut (= een rituele belasting in de vorm van kostbare geschenken) dat hij had meegebracht.

§2
De mantsjoes waren een ruitervolk dat leefde ten noordoosten van China in 1644 slaagde hun leider Nurhachi erin het noordelijke deel van het Chinese rijk te bezetten. Hij riep zichzelf uit tot nieuwe keizer van een nieuwe dynastie: de Qing. Het leven ging grootendeels door volgens het oude patroon, al werd er toch een belangrijke regel ingevoerd: om de Chinezen duidelijk te laten merken dat zij nieuwe heersers hadden, moesten alle mannelijke onderdanen hun haar op straffe des doods op de traditionele wijze van de Mantsjoes dragen: ze moesten hun voorhoofd kaalscheren en de rest van hun haar in een staart op hun rug dragen.
In Europese landen werd de vraag naar Chinese producten steeds groter terwijl China de handel zo veel mogelijk wilde beperken. De Chinezen accepteerden ze alleen zilver en dat werd steeds schaarser. Om de handel op een andere manier te bekostigen, begonnen Engelse kooplieden vanaf 1773 uit India opium naar China te smokkelen. Toen de Chinese overheid een partij opium in beslag nam, vatten de Engelsen dit hoog op. In 1839 stuurde ze een troepenmacht aan land. Tot hun verbazing ondervonden ze bijna geen tegenstand. Na deze overwinning werden China concessies afgedwongen die werden vastgelegd in Het Verdrag Van Nanking.

China had ook te kampen met interne problemen zo was er de opstand van de Taipings. De opstand werd geleid door een schoolmeester die contact had gehad met Europese missionarissen en meende dat hij de broer van Jezus was. In 1851 riep hij zich uit tot koning van het Rijk van Hemelse Vrede (Taiping).

§3
Na het mislukken van de hervormingen van 1898 vluchtte een groot aantal Chinese revolutionairen naar het buitenland, vooral naar Japan. Daar vormden zij politieke organisaties die er naar streefden een einde te maken aan de heerschappij van de Mantsjoes. Bovendien moest China een republiek worden. Sun Yat-sen was één van de belangrijkste leiders, hij was arts.
Nadat de Mantsjoes de macht hadden over gedragen aan generaal Yuan Shikai. Steunde Sun hem om de stabiliteit in het land te bewaren. Aan het begin van de eerste wereldoorlog bezette Japan de Duitse kolonies in China. De houding tegenover Japan veranderde radicaal. In de daaropvolgende jaren werden nog vele stakingen en demonstraties georganiseerd tegen het westerse en Japanse imperialisme. In deze periode ontwikkelde zich China’s eerste twee belangrijke politieke partijen: de Nationale Volkspartij van Sun Yat-sen (de Kuo-min-tang of KMT) en de Chinese Communistische Partij. De CCP werd ondersteund door de Sovjet Unie. Toen Sun in 1925 overleed nam Chaing Kai-shek het van hem over.
De KMT had haar achterban vooral in de burgerij in de steden. Dit deel van de bevolking stond open voor westerse invloeden. De communisten hadden hun achterban juist vooral op het platteland zitten.
De communisten spanden zich in om een einde te maken aan het traditionele standsverschil tussen de boeren en de landheren van het platteland. De KMT wilde dingen bereiken op basis van Sun Yat-sens drie volksbeginselen (nationalisme, democratie en volkswelzijn)
De Volksrepubliek China werd ingericht volgens het model van de dictatuur onder Stalin. Mao Zedong werd geëerd als grote leider. Tegelijk met de sociale hervorming (weg werken van traditionele standsverschillen) werd een begin gemaakt met het herstel van de binnenlandse economie en de opbouw van een moderne industrie. De nadruk kwam hierbij te liggen op de zware industrie. China werd hierbij geholpen door de SU.
Omdat de nadruk steeds was gelegd op de opbouw van de zware industrie, waren gebieden waar geen zware industrie was gevestigd, economisch achterop geraakt. Dit was strijdig met het principe van de gelijke verdeling van de welvaart. Er werd een campagne gestart de tot doel had de industrie gelijkmatig over het hele land op te bouwen. Omdat China op deze manier een revolutionaire stap vooruit wilde zetten, werd deze campagne de Grote Sprong Voorwaarts genoemd.
In het najaar van 1966 riepen de leiders rond Mao Zedong de jeugd van China op een einde te maken aan alles dat niet in overeenstemming was met de communistische ideologie (culturele revolutie). De dingen die moesten verdwijnen waren: corruptie, godsdienst, westerse sympathieën en standsverschillen.

In het Rode Boekje waren uitspraken van Mao samengebracht.

§4
Eind 1978 maakte de Communistische Partij bekend dat China een nieuwe economische koers zou gaan volgen. De nadruk zou komen te liggen op de modernisering van de landbouw, van de industrie, van de wetenschap en van de nationale defensie. De boeren moesten nu bijvoorbeeld een vaste hoeveelheid oogst tegen een vaste lage prijs aan de overheid verkopen de rest mochten ze op de vrije markt verhandelen. Dit botste natuurlijk met de communistische denkbeelden.

Hoofdstuk 6 §1
Het westerse huwelijks patroon wijkt af van dat van de rest van de wereld:
Algemeen huwelijkspatroon Westers huwelijks patroon
Iedereen trouwt (de man is meestal ouder dan de vrouw) 15% trouwt niet (meestal zijn man en vrouw even oud)
Jong trouwen (voor twintigste) Ouder trouwen (na twintigste)
Veel kinderen Minder kinderen
Bij familie wonen Op zichzelf wonen
Dit patroon had als voordeel dat de bevolkingsgroei beter te controleren was want er werden immers minder kinderen geboren. Bovendien moesten er mensen wachten totdat ze voldoende (financiële) zelfstandigheid hadden voordat ze konden gaan trouwen. Hierdoor was er op het moment dat er door een epidemie iemand dood ging gelijk iemand anders om zijn baan over te nemen.
De meeste mensen trouwde niet uit liefde maar uit noodzaak want als je niet getrouwd was dan werd je als kind gezien. Vrouwen konden bovendien haast niet genoeg geld bij elkaar verdienen om op zichzelf te kunnen wonen dus waren die ook op het huwelijk aangewezen.

Binnen het gezin stond de man het hoofd. De vrouw en de kinderen moesten aan hem gehoorzamen. Tijdens de Romantiek (tweede helft 18de eeuw) werden de ideeën over liefde en huwelijk romantischer en sentimenteler.

§2
Opvattingen over opvoeding in de vroeg moderne tijd
In de vroeg moderne tijd was er voor kinderen nier erg veel tijd om te genieten van hun jeugd. Vanaf hun zevende jaar kregen ze gewoonlijk eigen taken. Meisjes hielpen hun moeder en leerden naaien of andere vrouwelijke handwerken. Zoontje van vissers gingen mee met hun vader. In de steden werden jongens in de leer gedaan bij een ambachtsman. De meeste kinderen gingen ook een aantal jaren naar school, net genoeg om een beetje te leren rekenen en lezen. Aan leren schrijven kwam niet iedereen toe. Jongens uit de rijkere klassen gingen naar ‘de Latijnse School’ (voorloper van het gymnasium) en daarna soms naar de universiteit.
In de opvoeding werd meegenomen dat mensen in het algemeen een neiging hadden naar slecht gedrag. De enige redding was gelegen in het christelijke geloof en het strikt opvolgen van de voorschriften van de kerk. Zo moesten kinderen opgevoed worden en dat kon niet anders dan met harde hand: ‘De wil van het kind dient gebroken te worden’, zo meende men. Die harde aanpak was voor de eigen bestwil van de kinderen.

§3
De opvattingen over seks en de voorschriften over seksueel gedrag werden bepaald door de kerk. De kerk baseerde zich vooral op de bijbel en op de uitleg van de Bijbelteksten zoals die in de eerste eeuw na Christus werden beschreven door theologen. Dit waren allen mannelijke geestelijken die in onthouding leefden. De kerkelijke leer zoals die toen werd uitgelegd, had een uitgesproken negatieve houding tegenover seksualiteit. Geest en lichaam werden niet als één geheeld gezien. Het lichaam was de bron van alle kwaad. Seks buiten het huwelijk werd gezien als hoererij. Wie seks wilde moest maar gaan trouwen. Seks binnen het huwelijk was voor de voortplanting en om ervoor te zorgen dat de ander niet vreemd zou gaan. Seksuele handelingen die niet tot conceptie konden leiden golden als zonde.
Prostitutie was strafbaar en was dus verboden, maar het bestond wel degelijk. In deze tijd (vlak voor 1800) bestond er een dubbele moraal. De eer van vrouwen was zeer snel aangetast, terwijl mannen veel vrijer waren.
Vb uit bron 14 pag 160:
‘Bij een man wordt kuisheid als schande gerekend en men is zelfs bang dat zo’n man achterlijke kinderen verwekt. Maar bij een vrouw is kuisheid verplicht en alleen opspraak is al voldoende, dan hoeft er nog niet eens iets gebeurd te zijn. Op een man wordt zo nauw niet gelet, terwijl een vrouw met loden schoenen gaat.’

§4
Eeuwenlang werd het demografische patroon gekenmerkt door late huwelijken, hoge geboortecijfer en hoge sterftecijfers. Dit veranderde in de tweede helft van de negentiende eeuw, een verandering die de demografische transitie wordt genoemd. In de eerste plaats daalde de sterfte. Dat kwam door da gestegen welvaart. De mensen hadden meer te eten en waren beter gekleed. Daarom hadden ze meer weerstand tegen ziekten. Nog belangrijker was de toename van de hygiëne (riolering, waterleidingen enz.) Tegelijkertijd ontwikkelde de medische wetenschap zich in een hoog tempo. Minder mensen hadden een eigen bedrijfje en meer mensen werden loonarbeider. Doordat meer mensen nu per maand een vast loon hadden was er steeds minder vaak reden om een huwelijk uit of af te stellen.

In de vroeg moderne tijd was het aantal kinderen per voltooid gezin ongeveer 3 a 4. Nu werden er door de lagere huwelijksleeftijd meer kinderen geboren, van wie de meeste bleven leven. 1850- 1950 was dan ook bij uitstek de periode van grote gezinnen. Voor arme gezinnen was dit vaak een probleem.
Er werden steeds minder verstandshuwelijken gesloten en steeds meer mensen trouwden uit liefde. Binnen het gezin werd de rol van de moeder steeds belangrijker geacht. Feitelijk veranderden de gedachten de ideeën over de rol van de vrouw in het gezin nauwelijks. Toen er na de Tweede Wereldoorlog nagedacht werd over wederopbouw van de maatschappij, bleef men vasthouden aan de ze tradities.
De huwelijkswetgeving van 1811 gaf de gehuwde vrouw minder rechten dan dat ze daarvoor had. De man had hierin het volledige gezag over zijn vrouw en kinderen. Hij besliste over alle goederen en inkomsten. Zij kon bijvoorbeeld niet zelfstandig een contract sluiten. In 1947 kregen beide ouders de ouderlijke macht – maar bij meningsverschil besliste nog altijd de man. Pas in 1957 kreeg de gehuwde vrouw handelingsbekwaamheid. De man was echter nog steeds officieel hoofd van het gezin. Die bepaling is pas in 1970 geschrapt.
De denkbeelden over het opvoeden van kinderen veranderden ook langzaamaan. Ze werden langer als kind behandeld. Speelgoed, kleding en lectuur werd aan hen aangepast. De kindersterfte nam af hierdoor was het voor ouders makkelijker om zich aan de kinderen te hechten. De overheid begon zich in de negentiende eeuw aarzelend in te spannen voor het kind. In 1874 werd kinderarbeid verboden en in 1901 werd de leerplicht ingevoerd.
Sinds 1811, bij de invoering van het nieuwe Strafboek der Strafrecht, waren ‘seksuele zonden als sodomie en prostitutie geen misdrijven meer. Aan de houding tegenover seksualiteit veranderde nog weinig.
In de jaren 60 van de twintigste eeuw veranderde er in korte tijd zoveel dat we van een heuse revolutie konden spreken. In 1963 werd de Algemene Bijstandswet ingevoerd. Vrouwen die wilden scheiden, konden vanaf dat moment een uitkering krijgen: ze hoefden niet meer alleen voor het geld in een ongelukkig huwelijk te blijven. In 1971 werd echtscheiding voor de wet gemakkelijk gemaakt. De ontkerkelijking nam snel toe. Door de feministische bewegingen veroverden vrouwen een plaats in de maatschappij die in principe hetzelfde is als die van mannen.
Het ouderlijke gezag brokkelde af: het gezin veranderde van een bevelshuishouden, waar vader de baas was en de kinderen moesten gehoorzamen, in een onderhandelingshuishouden, waar de kinderen het recht hadden om mee te praten. De jeugdcultuur van deze tijd, gevoed door de media, is opvallender aanwezig dan ooit tevoren.
Deze revolutie was in hoge mate een seksuele revolutie. De ontdekking van penicilline leek het probleem van geslachtsziekten voorgoed op te lossen. De introductie van de pil, in het midden van de jaren zestig, maakte anticonceptie zo eenvoudig en doeltreffend, dat seks en kinderen krijgen werden losgekoppeld. Het gemiddeld aantal kinderen per gezin daalde tot minder dan twee.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.