Dossier lezen h. 2 t/m 9

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 656 woorden
  • 23 oktober 2007
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting dossier lezen:

Hoofdstuk 2

Je kunt teksten indelen op:
Zakelijk teksten hebben de doelen overtuigen, activeren en informeren.
Niet- zakelijke teksten willen vooral inspelen op emotie ook fictie genoemd.
Escapistisch lezen: kiezen voor fictie om even weg van de wereld te zijn.
Confronterend lezen: Je denkt na over het verhaal en identificeert je met personen uit het boek.
Criteria om te bepalen of iets literatuur is, kunnen zijn:
• Mate van originaliteit in het verloop van het verhaal.

• Mate van originaliteit in taalgebruik.
• Diepgang van de thematiek, van de problematiek.

Hoofdstuk 3

Meningen kunnen gebaseerd zijn op:
• Gevoelens die door de gebeurtenissen in het boek zijn opgeroepen.
• Gevoelens die door de stijl opgeroepen worden
• Je morele normen
• De realiteitswaarde
• De structuur, opbouw van het boek.
• Doel van het verhaal
Spanning: oproepen van vragen die je beantwoord zou willen zien.
Werking: effect dat de opgeroepen vragen en de antwoorden op je hebben.

Hoofdstuk 4

Redenen om te schrijven:
• Willen alleen een mooi, spannend, geestig verhaal schrijven, voor de ‘kick’ en ze kunnen er ook nog geld mee verdienen.
• Iets kwijt willen wat je hoog zit, een onderwerp bespreekbaar maken.
Motto: een citaat uit een ander werk, waarin kernachtig de bedoeling van de schrijver of de sfeer van het boek staat.


Hoofdstuk 5
Een boek is een koopwaar: veel mensen zijn betrokken bij de productie en verkoop.
Dingen die gebeuren in de maatschappij zie je weer terug in boeken en andersom.

Hoofdstuk 6
Waaraan herken je een gedicht?:
• uiterlijke vorm (veel wit, regels worden niet vol gemaakt soms geen hoofdletters of leestekens, witregels.)
• Maat (metrum): ritme in het verhaal, strak patroon van sterk naar zwak.
Enjambement: een zin op de volgende regel laten doorlopen.
Rijmverdoezeling: Sterke, merken.
Dichtbundel: bundeling van gedichten die bij elkaar horen
Leesstrategie van een gedicht:
• Herhaal het lezen (hardop).
• Ga na welke gevoelens en associaties worden opgewekt.
• Vertel het gedicht in eigen woorden.
• Zoek verwante woorden.
• De toon en de sfeer omschrijven.

A. Vertelperspectief

1- Auctoriaal vertelperspectief, er is een verteller die rechtstreeks tot de lezer richt zelf speelt hij geen rol in het verhaal maar geeft wel commentaar.
2- Personaal vertelsperspectief, Via een van de verhaalpersonages zien we de gebeurtenissen. Verhaal staat in de hij/zij vorm.

3- Ik perspectief, Ik- vorm, vertellende ik en belevende ik.
Variaties: Meervoudig ik-perspectief elk hoofdstuk ander ik-perspectief
Meervoudig personaal perspectief steeds kijken door een ander persoon in de hij/zij vorm.

B. De volgorde

Een sprong terug in de tijd is een terugverwijzing. (bijvoorbeeld door herinneringen) Sprong vooruit noemen we vooruitwijzing.
Sujet: volgorde van de gebeurtenissen in het verhaal.
Fabel: volgorde van de gebeurtenissen in de werkelijkheid.

C. De verteltijd en de vertelde tijd

Verteltijd: tijd die een verteller nodig heeft in regels of pagina’s.
Vertelde tijd: de tijd die wordt besproken in het boek dagen, weken of jaren.
Tijdverdichtingen: iets wat is gebeurd in 3 jaar in een half uur vertellen.
Tijdrekking: iets wat 5 minuten duurde in een heel hoofdstuk vertellen.

D. De verhaalruimte
Achtergrond van het verhaal, de plek waar het verhaal zich afspeelt. Ook het weer, de sociale en politieke omstandigheden vertellen veel over het verhaal.

E. De personages

Personages leer je kennen door:

• Door de dingen die ze doen, zeggen en denken.
• Via de verteller.
• Via een ander verhaalfiguur.

F. Thema, motieven en visie

Thema: korte omschrijving waar het verhaal over gaat.
Motief: een steeds terugkerend element.
Visie: houding tegen over leven en de maatschappij

Hoofdstuk 8
Wanneer je gaat lezen rondom een thema, zinnige werkwijze:
• Je bedenkt je wat je al weet over het thema.
• Bij het lezen vraag je je af: wat je vindt van de manier hoe het thema is uitgewerkt. Welke kijk is geboden op het thema en het vergelijkt met andere boeken met het zelfde thema.

Hoofdstuk 9

Secundaire literatuur is een verzamelnaam voor alle teksten over literatuur: recensies, interviews etc.

Recensies: beoordelingen van het literaire werk, centraal staat de subjectieve mening!

Monografieën: studies over 1 boek of auteur.

Tertiaire literatuur is tekstmateriaal dat literatuur in een breder kader zet: artikelen en boeken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.