Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Elektriciteit

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 660 woorden
  • 28 augustus 2006
  • 117 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
117 keer beoordeeld

Samenvatting Natuurkunde hst 4: elektriciteit in Huis een elektrische stroom vervoert elektrische energie van een energiebron naar een apparaat. In serie geschakeld: een meter meet de stroomsterkte door een apparaat, dus diezelfde stroom die door de lamp gaat moet ook door de meter gaan. Die moet er dus vlak naast staan. -> serieschakeling
Parallel geschakeld: dat de lampjes achter elkaar geschakeld staan. -> parallelschakeling
hoofdstroom: som van alle deelstromen, de stroom die uit het voedingskastje komt. Deelstromen: De opgesplitste hoofdstroom. Voor parallel geschakelde apparaten geldt: I¹ + I² = I (hoofd) Vermogen: Vermogen is Volt x Watt. P = U x I

Vermogen: Symbool: P
Eenheid: Watt
Spanning: Symbool: U
Eenheid: Volt
stroomsterkte
symbool: I
Eenheid: Ampère (A) De totale verbruikte energie is de verbruikte energie van elk apparaat bij elkaar opgeteld. E(el) = P x t
E(el) = de elektrische energie in Joule ( 1 joule is 1 Ws) P = het vermogen in Watt
T = de tijdsduur in seconden
3.6 x 10^6 J = 1 kWh. De elektrische energie die aan apparaten wordt meegegeven hangt af van: - Het aantal apparaten dat is aangesloten - De tijdsduur dat ze aanstaan - De vermogens van de apparaten
de spanning U van een elektrische energiebron is de elektrische energie die deze bron per seconde kan afgeven aan een stroom van 1 A. de eenheid van spanning is Volt.(V) de spanning die op het stopcontact staat is 230 V. de spanning over een elektrisch apparaat is het elektrisch vermogen dat door een stroom 1 A in dit apparaat wordt omgezet. Over apparaten die op een spanningsbron zijn aangesloten, staat een spanning die gelijk is aan de spanning van de bron. Het elektrisch vermogen van een apparaat is te berekenen met: belgendriehoek // // // P // //======== // // // U x I // P= U x I
U= P : I

I= P: U
de stroomsterkte door een apparaat hangt af van de spanning over het apparaat en het vermogen van het apparaat. Laagspanning: Spanning tussen de 1.5 V en de 24 V. o.a. batterijen en accu’s. Hoogspanning: Spanning die kan oplopen tot 380 KV. Gelijkspanning: Een spanning die altijd even groot is. Gelijkstroom: De stroom stroomt altijd dezelfde kant op: via de pluspool de stroomkring in en via de minpool de stroomkring uit en het voedingskastje/stopcontact weer in.-> i.v.m. gelijkspanning
Wisselspanning: o.a. elektrische trillingen. De grootte van die spanning veranderd steeds. In deze bronnen wisselen de polen en dus de richting van de stroom ongeveer 100 keer per seconde. Wisselstroom: De richting van de stroom verandert voortdurend -> i.v.m. wisselspanning
Weerstand
Als stroom een tegenwerking ondervind van een voorwerp waar de stroom doorheen gaat. Weerstand: Symbool: Ω Eenheid: Ohm
Geleiders: metalen, koolstof, zuren en water met zouten erin laten de elektrische stroom goed door, dat zijn geleiders. Isolatoren: Zuiver, droge lucht, glas, rubber, plastic, hout, etc. zuivere stoffen, door deze stoffen stroomt elektrische stroom niet of nauwelijks. Hun weerstand is heel groot. Als er door een voorwerp A bij dezelfde spanning een kleinere stroom loopt dan door een voorwerp B, dan heeft voorwerp A een grotere weerstand
Kortsluiting: de stroom kan via een korte weg met weinig weerstand terug naar de bron, de sterkte van de stroom wordt erg groot. Dat kan dodelijk zijn. Aardlekschakelaar: Vergelijkt de inkomende stroom met de uitgaande. Als er meer dan 30 mA verschil in zit, slaat de schakelaar om en zet alle stroom uit. Om in ons de veiligheid van elektrische apparaten te vergroten, wordt gebruik gemaakt van dubbele isolatie, zekering, aardleidingen en een aardlekschakelaar. Frequentie: Het aantal trilling in precies 1 seconde. Trillingstijd: Het aantal seconden in 1 trilling. (wordt vaak in milliseconden gemeten) Amplitudo: De maximale uitwijking van een trillend voorwerp. Hoe groter de frequentie, des te hoger is de toon. Hoe groter de amplitudo des te sterker is het geluid. Frequentiebereik: wat je met een oor kan horen. Tussen de 20 en de 20.000 Hz. Als je ouder wordt, wordt dit wat minder. Frequentie = 1 : tijd
Tijd = 1 : Frequentie. Hoe groter de frequentie, hoe hoger de toon. In een luidspreker zorgt een wisselstroom voor een geluidstrilling

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.