Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De bespiegeling

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 6747 woorden
  • 15 augustus 2006
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
24 keer beoordeeld

KLASSIEK ERFGOED
Pygmalion (op Cyprus, eiland van Venus) maakte een beeld (was schoonheid) en werd er verliefd op. Hij vroeg aan Venus het beeld tot leven te brengen; zij deed dit en Pygmalion en het beeld leefden nog lang en gelukkig.
Beelden van de Grieken waren in hun bloeiperiode levensecht en geïdealiseerd tegelijk (perfectie).

De ontwikkeling van beelden bestond uit 3 perioden:
- Archaïsche periode (650-490 v. Chr.):
- Egyptische beeld: Schematisch, niet identiek

- Griekse beelden: Symmetrie, rechtvooruitkijkend, naakt, gewicht gelijk verdeeld
- Iets meer beweging, maar tegenstrijdige stijlen.
- Meer expressie, natuurlijkere pose, hoofd iets gedraaid, gewicht op één been, statistisch
- Geïdealiseerd
- Stelde een god voor of een gedenksteen bij het graf van een overledene
- Klassieke periode (490-323 v. Chr.):
- Klei en brons i.p.v. marmer (cire perdu), sterke beweging (‘de discuswerper’)
- Contraposto (goede verhouding tussen spanning en ontspanning), gewicht op één been, gebogen heup. (‘de speerdrager’)
- Eigen expressie (identiteit)
- Nog steeds geïdealiseerd
- Uit de plooien van de rok kun je opmaken uit welke tijd het beeld komt, hoe natuurlijker en speelser, hoe jonger het beeld is
- Beschildert
- Hellenistische periode (323-27 v. Chr.):
- Realistische, natuurgetrouwe weergave, geen idealisme
- Afbeelden van kinderen en ouderen, en niet alleen jonge mannen en vrouwen

- Afbeelden van lelijke mensen en niet alleen van mooie mensen
- Afbeelden van minder hooggeplaatste mensen
- Expressiteit en emoties op beelden vastgelegd

Van de huizen uit de klassieke oudheid is niets meer over, van openbare gebouwen zoals zuilengalerijen en schathuizen zijn op de agora (marktplein) te Athene nog fundamenten zichtbaar. Griekse theaters zijn goed bewaard gebleven, sommigen zijn nog in gebruik.
Tempel: plaats voor godenbeelden, er mochten maar weinig mensen komen, religieuze bijeenkomsten in de openlucht.

Tempel:
- Cella: Ruimte voor het godenbeeld, via trap van alle kanten bereikbaar
- Portaal: (voorkant) ingang naar de cella (achterkant, geen entree tot cella)
- Peristylium: galerij van zuilen rondom portaal en cella
- Architraaf: sluit zuilengalerij aan bovenkant af
- Fries: boven architraaf
-Tympanon (pedimenten): bovenste driehoek op een tempel
-Architraafbouw: gebouw waarbij een ruimte aan de bovenkant horizontaal wordt afgesloten
ipv schuin of met een koepel
- Een Griekse tempel stond altijd naar het oosten gericht.

In de Griekse bouwkunst 3 orden (stijlen):

- Dorische stijl (vanaf 600 v. Chr.)
- Ionische stijl (vanaf 570 v. Chr.)
- Corintische stijl (vanaf 420 v. Chr.)
- verschillen te zien in zuilen en het fries

De tempels op het Acropolis (propylaeen, nike-tempeltje, parthenon en erechtheion) waren woonhuis van de goden(beelden) en decoraties moesten herinneren aan de Griekse overwinning op de Perzen en de grootheid van Athene uitstralen.
Nike-tempeltje: voor Athene als godin van de overwinning
Propylaeen: voorpoorten, entree
Parthenon: tempel gebouwd voor de godin Athene-Parthenos (maagdelijke athene)
- Het fries is onderverdeeld in triglyphen en metopen (afbeeldingen) (doorlopend fries (processie) en metopen van parthenon werden in situ, ter plaatse gemaakt)
- in de hoek van de tympana knielende of zittende personen of dieren
Erechtheion: verschillende ruimtes, één gewijd aan god Poseidon en aan de godin Athene.
6 kariatiden, zuilen in de vorm van vrouwen (vrouwen waren slavin gemaakt nadat
Grieken de oorlog gewonnen hadden, Karyanen werden daarvoor gestraft)

Architectuur en decoratie met een ziel.
Tempels werden gebouwd ter ere van goden en godinnen die Athene welgezind waren. Ter versiering kozen ze onderwerpen die te maken hadden met die god(inn)en en een historische werkelijkheid verwezen en drukten de grootheid van Athene uit.

Er zijn alleen nog veel geschilderde vazen over van de Grieken. Vazen hadden een praktische functie, vloeistoffen en levensmiddelen opslaan. Grote vazen: wijn, water, olijfolie en droge etenswaren (olijven), werden tot aan hals in grond gegraven en niet versierd.
Sierlijke (beschilderde) vazen: parfum, olieën (+andere kostbare producten).
Afbeeldingen: vaak goden of helden of scènes uit mythologie, later ook uit dagelijks leven
Vaasschildering uit die tijd net zoals 16e en 17e eeuw: moeite met realistische weergave
Vanaf 530 v. Chr.: met zwartbakkende klei achtergrond bedekt, figuren niet, die werden tijdens bakken rood werden, lijnen later aangebracht (techniek was veel beter, met verkorting en perspectief)
Ontwikkeling schilderkunst:
- Wel beweging, maar schematische weergave, zwarte afbeeldingen op rode achtergrond.
- Rode afbeeldingen op zwarte achtergrond.
- Niet alleen en profil (volledig van opzij geschilderd), maar ook van voren.

Romeinen waren uit op het verwerven en uitoefenen van macht. Ze waren dus geïnteresseerd in grote gebouwen, wegen, openbare badgebouwen, waar recht werd gesproken (basilica’s). Gedenkbogen en gedenkzuilen moesten herinneren aan militaire successen en hun macht. Romeinen namen tempel- en theatervorm van Grieken over, typisch Romeins is wel de ronde
tempelvorm. De Romeinen maakten gebruik van natuursteen, baksteen en beton.


Invloed van de Romeinen op de architectuur: bogen (wigvormige stenen met sluitsteen, moeten van zijkant gestut worden, andere boog of steunbeer), gewelven (tongewelf, meerdere bogen achter elkaar, kruisgewelf, 2 tongewelven kruislings over elkaar plaatsen, Collosseum=amfitheater, rond/ovaal theater waar wedstrijden tussen gladiatoren en dieren werden gehouden, basilica ook kruisgewelven, apsis=ronde uitbouw) en koepels (één van de grootste koepels is het Pantheon te Rome, was tempel voor alle goden, binnenkant koepel bestaat uit cassetten die oorspronkelijk met verguld brons bedekt waren, ook buitenkant)

Triomfboog en zuil hebben te maken met het karakter en ‘taak’ van het Romeinse volk, beiden herinnering aan de overwinning op vijandige buitenlandse volkeren.

Romeinen hebben na hun verovering van Griekenland in 168 v. Chr. talloze beelden naar Rome getransporteerd, daar zijn veel kopieën van gemaakt en zo dus bewaard gebleven. Hun eigen kenmerken kun je vooral terugvinden in portretten (Grieken idealiseerden ze, Romeinen maakten ze lijkend, gaat terug op de dodencultus, verzorging en verering van doden, het hoofd op een sarcofaag leek precies, lichaam standaardmal) en reliëfs.
Portretten van keizers waren vaak een afbeelding van geïdealiseerde schoonheid en persoonlijke kenmerken, moesten waardigheid uitstralen
Reliëfs zijn ook realistisch afgebeeld, op reliëfs van de Grieken vaak mythen, van Romeinen zijn ze vaak gekoppeld aan een specifieke historische gebeurtenis.

GODDELIJKE OORDE

Vanaf de middeleeuwen verspreid in europa het Christendom zich, in de vroege middeleeuwen rond 1000 na Christus zie je bijv. al dat paus gregorius de grote aan de macht komt. Deze verspreiding komt door kloosters, de regels voor kerkdiensten, muziek wordt genoteerd, en de bijbel wordt gekopieerd. 1 van die bijbel kopieerders is Eadwinus Psalter, hij is beroemd geworden omdat hij in 1170 na Christus een bijbel had gekopieerd met daarin ook een portret van zichzelf.
De kerken werden in Romaanse stijl gebouwd, dwz dat er veel bogen waren, deze bogen werden gedragen door dikke muren en pijlers (dit zijn de palen onder de bogen) De kerk is onderdeel van een klooster. Het klooster in weer verdeeld in een aantal ruimtes , slaapzaal , bakkerij , studieruimte enz. De muziek tijdens die eerste kerkdiensten in gregoriaans, dit is Latijns. In die tijd werd voor het eerst de Notenbalk gebruikt door Guido van Arezzo. Veel mensen ondernemen in die tijd ook een pelgrims tocht, tijdens deze toch kan je van je zonden afkomen, veel mensen waren namelijk bang dat ze tijdens het laatste oordeel (hiervan staat een illustratie in het evangelie (een deel van de bijbel)) Tijdens zo’n pelgrims tocht ga je naar de graven van Heiligen.

In de late middeleeuwen werden grote kathedralen gebouwd in de Gotische stijl, in deze stijl vind je o.a. veel spitsbogen, een voorbeeld hiervan is de Notre Dame die in 1254 in Rheims (Parijs Frankrijk) werd gebouwd.Op die kerkmuren staan ook vaak beelden van heiligen, deze komen ook uit het evangelie Ook ontstond er in die tijd polyfonie, dit is meerstemmige zang (dit kwam o.a. door de rondtrekkende troubadours rond 1100, deze hadden wereldlijke muziek of een mengeling van Latijns, en de spreektaal) Omdat veel mensen het Latijn tijdens de kerkdienst niet begrijpen, komen er ook aanwijzingen in de dialogen, dit is liturgisch drama, maar omdat dit zon deel van de mis verdreef, en mensen niet voor het plezier naar de kerk moesten, werden deze dialogen voortaal op pleinen opgevoerd, dit heet dan een Mirakel


Vanaf de middeleeuwen wordt dus het Christendom in europa verspreid, er ontstaan kerken , en muziek in de kerk, deze ondervinden in de late middeleeuwen grote veranderingen, de Romaanse stijl wordt overgenomen door de gotische, en de eenstemmige muziek wordt overgenomen door de polifonische muziek, het Latijns wordt voor de mensen vertaald, de kerken worden grote kathedralen

HOMO UNIVERSALIS

In de zestiende eeuw waardeerde men een volmaakte suggestie van levensechtheid. Leonardo da Vinci was hier het grote voorbeeld van met zijn ‘mona lisa’

Leonardo ontwierp van alles, zowel oorlogstuig als bijvoorbeeld toneeldecors. Het interesseerde zich vooral erg voor de anatomie, en vliegmachines en fietsen. Zijn beeld van ultieme wetenschap is de schilderkunst, als weergave van de zichtbare werkelijkheid en van menselijke gemoedstoestanden.

Humanisten richtten zich op de mogelijkheden van het individu. Het idee van de universele mens wordt in praktijk gebracht. Alle doelen leken voor hen bereikbaar. Vaak ondernamen de humanisten allerlei ontdekkingstochten naar verschillende landen. Da Vinci vereren ze bijna als een god. Alles aan hem werd geprezen. Zelfs zijn opdrachtgevers hadden zo’n diep ontzag voor hem dat hij in feite alles kon maken.

Michelangelo Buonarroti was een bekend beeldhouwer. Hij maakte een beeld van David, die in de bijbel de reus Goliath versloeg. Er was wat onrust: voor het eerst sinds tijden werd er iemand weer naakt afgebeeld. De David werd geplaatst bij het Palazzo Vecchio en staat daar symbool voor de jonge, strijdbare republiek Florence. Meer waardering kwam er voor de Romeinse kunsten en oude kunstwerken.

‘De schepping van Adam’ is een onderdeel van het plafondfresco van de Sixtijnse kapel, geschilderd door Leonardo da Vinci. De mensen en god worden afgebeeld met klassieke vormen. In de Fresco worden de christelijke leer en de bijbelse verhalen gekoppeld aan de idealen van de oudheid.

De paus was een van de belangrijkste machthebbers. De pausen, allemaal zeer rijk, zetten vaak aan tot vele culturele kunst. Paus Julius de tweede gaf zelfs opdracht voor de bouw van een geheel nieuwe Sint-Pieter. Het moest volmaakt zijn en daarom liet hij de beste kunstenaars vanuit alle windstreken naar Rome komen. Het moest nog wel informatie over de oudheid bevatten.

Donato Bramante ontwierp het Tempietto. Hierbij combineerde hij moderne inzichten met klassieke kenmerken. Het gebouw heeft de vorm van een Grieks kruis waarvan het midden gekroond wordt door een grote koepel. Na Bramante’s dood krijgt Michelangelo de leiding over de bouw van het Tempietto. Hij probeert het werk van Bramante precies voort te zetten. Pilasters komen te staan tegen de buitenmuren. De koepel krijgt een cilindervormige trommel.

Julius de tweede dreigde zijn macht de verliezen aan koning Lodewijk de twaalfde, en daarom probeerde hij roem te verkrijgen door kunstwerken te laten maken. Hij geeft Rafaël de opdracht de kerkelijke macht in schilderingen af te beelden als superieur. Dit deden ook sommige burgerlijke machthebbers. Bijna alle pausen komen voort uit adellijke families.


Veel mensen verlangden terug naar het platteland en lieten huizen bouwen aan de rand van de stad, villa suburbana. Hun inspiratie haalden ze uit de klassieke oudheid. Andrea Palladio krijgt de opdracht een huis te ontwerpen voor een kanunnik. Hij ontwerp een huis dat veel weg heeft van een tempel. Hij neemt de klassieke punten, maar werkt ze op zijn eigen manier uit. Het past in het landschap, terwijl het toch een geometrisch en symmetrisch gebouw is.

Overal in de stad etaleerden mensen hun rijkdommen. Uitbundige feesten werden gegeven, zoals de stravaganza, waarbij levensechte decors deel uitmaakten van een spectaculair toneel. De toneelstukken, vaak met humor, werden regelmatig onderbroken door de intermedi. Hierbij werd, niet samenhangend met het toneel, vaak muziek gemaakt, gedanst en gezongen.

Ook in Frankrijk dringt de Italiaanse stijl door. De macht van het koningshuis werd naar buiten gebracht door vele uitbundige feesten. Tijdens feestelijke parades werden vaak wagens met musici en zangers langs het publiek gesleept. Ook stonden er dansers op de wagens, die een dans deden waarvan de stijl figuur-dansen wordt genoemd.

Mensen uit Nederland en Vlaanderen met talent reisden naar Italië, waar het grote geld te verdienen was. Orlando di Lasso is daar een groot voorbeeld van. Hij werkte veel in dienst van hoven of kerken in Palermo, Milaan, Napels en Rome. Daar ontdekte hij villanella en moresque, liedjes in de volkstaal over luchtige onderwerpen.

Er kwam de mogelijkheid om muziek te drukken. Hierdoor begonnen muziekstijlen elkaar steeds meer te beïnvloeden. Door het muziekdrukken worden de musici minder afhankelijk, financieel gezien. Di Lasso werd in de adelstand verheven, door de paus geridderd en door de koning ontvangen.

Bij de polyfonie is de cantus firmus geen hoofdrol meer. Giaches de Wert wordt beschouwd als een voorloper op de opera.

De klassieke oudheid was ook van grote invloed op het toneel. Het toneel speelde een grote rol bij feesten. De leden van het Olympisch genootschap wilden zo dicht mogelijk bij de oudheid blijven met hun spelen, in een meer passende omgeving. Ze ontwerpen een ‘klassiek correct’ theater. Sebastiano beschreef drie decors. Het tragediedecor, komediedecor en satiredecor. In Palladio’s theater zijn deze ideeën in uitvoering gebracht.

Er ontstond ook het volkstoneel als kunstvorm, commedia dell’arte, waarbij het vooral draaide om improvisatie. Het gaat vaak over twee jonggeliefden. De hoofdrolspelers (maschere) maken vaak van hun rol een karikatuur. De magere Pantalone stond model voor vrek. De Capitano is altijd de opschepperige Milanese veldheer. De Zanni zijn de komische knechten, die iedereen voor schut zetten en ook acrobatische kunsten vertoonden.

Straatartiesten bleven populair en sommige genoten zelfs veel roem. Sommige toneelgezelschappen begonnen de voorkeur te geven aan een vast theater. Sommige gezelschappen, waaronder dat van William Shakespeare laten zelf hun eigen theater bouwen.

Shakespeare’s gezelschap werd Lord Chamberlain’s men genoemd.

Shakespeare is de eerste moderne toneelschrijver. Nog steeds wordt veel van zijn werk gebruikt. Zijn populariteit dankt hij aan zijn dichterlijke taal.

Ook de beeldende kunst raakte verspreid door de drukkunst. De prentdrukkunst, uitgevonden door Albrecht Dürer, maakte grote oplages mogelijk door kopergravure. Hij had zijn eigen bedrijf en was dus niet afhankelijk van anderen.

In Nederland was er nog weinig te merken van Italiaanse invloed. Pieter Bruegel gebruikte bijvoorbeeld wel perspectief, maar gebruikte deze niet voor de constructie van ideale klassieke decors. Er zijn ook maar weinig andere kenmerken van de klassieke oudheid te vinden. ‘In Vlaanderen wordt de werkelijkheid afgebeeld, in Italië wordt de ideale werkelijkheid geconstrueerd’.

In 1517 spijkert Martin Luther King een protest tegen de kerkdeuren van de Duitse Wittenberg. Het protest is tegen de buitensporige geldstroom naar Rome, voor het bouwen van de Sint-Pieter. Het lukt niet deze kritiek de kop in te drukken, vanwege de drukpers. Luthers’standpunten verspreiden zich snel over heel europa. Uiteindelijk resulteert het een reformatie, de protestantse kerk ontstaat.

Luther vindt dat je alleen kunt rechtvaardigen door geloof. Geloof en vertrouwen is nodig om in de hemel te komen. De organisatie en rituelen van de kerk keurt hij af. Sommige van zijn vele volgelingen uitten hun ontevredenheid door middel van beeldenstormen, het vernietigen van beelden en andere religieuze objecten als een protest tegen de katholieke kerk.

De kerkmuziek ging van ingewikkelde polyfonie naar gemeentezang. Iedereen zingt mee. Het zijn gezangen die bestaan uit een aantal coupletten. Er is nog polyfonie, maar de mensen zingen mee met de tenorstem. Johannes Calvijn verbiedt liederen die niet rechtsreeks uit de bijbel komen. In de calvinistische kerken worden de teksten van de 150 psalmen gebruikt.

In 1545 werd door de paus het consilie belegd als poging een gemeenschappelijk front te creëren tegen de reformatie. Het betekent het begin van de contrareformatie, de beweging die de kerk weer moet laten schitteren als enige echte kerk. De liederen moeten minder werelds, maar de polyfonie moet ook niet te complex, ook luidruchtige instrumenten werden weggelaten. Giovanni da Palestrina krijgt van paus Gregorius de 13e de opdracht de kerkmuziek te hervormen. Deze nieuwe muziek is kenmerkend voor de kerkmuziek.

VERLEIDING DOOR PRACHT EN PRAAL

Giovanni Lorenzo Bernini werd in 1926 aangesteld door de paus voor het voltooien van de bouw van de st. Pieterskerk. Hij maakt gedraaide zuilen die een baldakijn dragen, traditioneel een doek gedragen op stokken boven de hoofden van hoogwaardigheidsbekleders. Opvallend is het gebruik van koper. Daarvoor wordt zelfs de koperen dakbedekking van het Pantheon gesloopt. De overkappende koepel wordt aangepast, in de dragende pijlers worden nissen aangebracht met beelden. Zo vormt de koepel met het grafmonument één geheel. Symbolisch vormde Giovanni het plein ovaal.


Een van de kenmerkende werken van Bernini is de vierstromenfontein, propagandakunst genoemd door sommigen. Op verhoogd voetstuk is de obelisk, waarvan aan de voet vier stromen ontspringen, als een axis mundi. Bovenop de zuil is een duif met een olijftak, symbolisch voor goddelijke vrede en een verwijzing naar de paus. Antieke, christelijke en historische en actuele motieven zijn hiermee vermengd. Het werk heeft veel kenmerken van de Barok: beweging, verhogen van contrasten, voorliefde voor theatrale effecten en integratie van verschillende kunstvormen.

Concurrent van Giovanni was Francesco Borromini. Hij verschilt van hem doordat hij ng sterker de barok toepast. Hij overschreed veel van Vitruvius’ regels. Caravaggio was een schilder met als beroemdste schilderij ‘de roeping van Mattheus’. In het schilderij komt het belang van geld en bezittingen duidelijk naar voren.

De keuze van kardinaal Mattheus Contarelli voor dit schilderij was niet vreemd, het voor hem een patroonheilige. Hij koos er later ook voor zich aan te sluiten bij de franciscanen en al zijn bezittingen op de geven. Contarelli legde in een contract precies vast wat Caravaggio moest schilderen, in het belang van de verwijzingen. Licht is belangrijk in het schilderij. De lichtbundel valt op het gezicht van Mattheus. Het geeft de wedergeboorte aan. Caravaggio plaatst zijn schilderijen in zijn eigen tijd.

De st. Pieterskerk staat bol van de kunst en alles verwijst naar het graf van Petrus. De trotste architectuur moet de overwinning van de Contrareformatie symboliseren. Het was ook de bedoeling de mensen te verleiden.

Claudio Monteverdi maakte L’Orfeo, een muziek/operastuk. Hij schreef het niet voor een bepaalde gelegenheid. Hij probeerde het oude Griekse theater te reconstrueren. Theater integreert in de muziek. De voorkeur wordt gegeven aan de monodie, een enkele stem. De boodschap was belangrijk en moest duidelijk zijn. De basse continuo komt op als begeleiding. Belangrijk was het uitdrukken van emotie.

Monteverdi onderscheidt prima en seconda practica. Prima is de stem en seconda practica is de muziek om het te versterken. Hij wisselt hier met verschillende instrumenten, afhangend van de tekst.

Monteverdi wordt kapelmeester van de San Marco in Venetië. Ondanks dat schrijft hij naast kerkelijke teksten ook veel teksten voor niet-kerkelijke opdrachtgevers. Opera wordt een vermaak voor een breder publiek. De eerst mythologische figuren krijgen meer menselijke trekjes. Koren verdwijnen. De muziek wordt eenvoudiger. Er zijn wel meer aria’s om de emotie goednaar voren te brengen.

Nicolas Poussin deed ook een poging de klassieke oudheid te laten herleven. Het schildert op een afgemeten en verstandelijke manier, die zich afspelen in een historisch correcte omgeving.

Pieter Paul Rubens ontwikkelt uit het werk van Caravaggio en Poussin een eigen stijl. Hij heeft veel diplomatieke kwaliteiten en een grote kennis van de Italiaanse kunst en is hierom zeer geliefd bij kerk en vorstenhuizen. Maria De’Medici geeft hem opdracht 25 schilderijen ter verfraaiing van haar paleis over de goede daden in haar leven te maken. Rubens heeft een losse picturale schilderstijl, tegenstellend aan de lineaire stijl van Poussin, dit veroorzaakt een tweesplitsing tussen verstand en emotie.

Veel schilders krijgen een werkplek aangeboden in het paleis van de vorst. Diego Valázquez is hiervan een voorbeeld. Het schilderij De hofdames lijkt levensecht, het lijkt op een foto maar een aantal dingen kloppen niet. Door blikrichting, perspectief en spiegelingen wordt de kijker in het schilderij betrokken.


Lodewijk XIV liet strenge en formele statieportretten maken. Afbeeldingen en portretten van Lodewijk werden over heel frankrijk verspreid. Onderdanen moesten aan de afbeeldingen dezelfde eerbied vertonen als aan de koning zelf. Hij verving zijn aanwezigheid dikwijls met zijn portret. Kunst speelt een belangrijke rol in zijn absolute handhaving. Zo laat hij hier een standbeeldencampagne opzetten.

Lodewijk XIV is een absoluut vorst. “L’état c’est moi!”. Het Franse koningshuis heeft veel familiebanden met het Spaanse en het Italiaanse hof. Al snel overtreft de pracht en praal van Lodewijk XIV die van de Italianen en Spanjaarden. De luxe is niet alleen voor zichzelf, hij wil het volk ook laten denken dat hij alles kan, alles weet, nooit fouten maakt en door god is gezonden. Voor het handhaven hiervan oefent de regering groot gezag uit. Gilden worden buiten spel gezet door allerlei academies met politiek correcte ideeën op te richten.

Het hof van Lodewijk XIV wordt ook een theaterstaat genoemd. Het openbare leven van de vorst is tot in de kleinste details geregisseerd. Soms deed hij mee aan balletvoorstellingen. Het hofballet wordt ook ballet de cour genoemd. Lodewijk wordt vaak vergeleken met Apollo. Zijn kwaliteiten als danser worden dan ook een vast onderdeel van zijn roem.

Moliere en Lully ontwikkelen het eerste ballet-komedie. Via de personages worden dans en muziek als logisch bestanddeel van het blijspel geïntroduceerd. Er worden weinig eisen gesteld aan decor en theatrale effecten. Er worden ook veen invloeden van de ook in Frankrijk populaire commedia dell’arte in verwerkt. Moliere ‘plaagde’ over de zwakheden van de gegoede burgerij en de lagere adel. Vaak worden zijn stukken verboden. De koning blijft hem wel steunen, dus uit Moliere geen kritiek op de koning.

Moliere baseert zijn stukken voornamelijk op de klassieke tragedie. Dat houdt in dat er altijd een proloog is gevolgd door drie tot vijf bedrijven. De inhoud is altijd gebaseerd op klassieke mythologie of geschiedenis. Er is een eenheid in tijd, plaats en handeling. Lully componeert ook ballet-opera’s. Hierbij zijn er geen tussenstukken met gesproken dialoog. De opera’s zijn geschreven om de vorst te behagen. In het stuk werd de vorst dan ook altijd uitgebreid geprezen. Om Lodewijk te behagen komt er ook veen dans in voor.

Eerst werden dansvoorstellingen gegeven in binnenplaatsen en feestzalen, waardoor de nadruk werd gelegd op figuurdansen en de horizontale beweging. Later vinden de optredens plaats in theaters waarbij de dansers op een verhoogd toneel staan, waardoor de dansen verticaal waren met veel verticale sprongen. Doordat balletdansers nu ook een rol moesten kunnen aannemen kwam er een speciale academie. Hierbij werden allerlei dingen vastgelegd die nu nog steeds worden gebruikt bij ballet.

De koning is vooral in zijn eigen hof te vinden. Omdat hij weinig reist, doet hij veel aan de tuin van Versailles. Hij stimuleert zijn onderdanen het paleis te bekijken. Charles le Brun krijgt te opdracht alle kunst samenhangend te maken. Hij ontwikkelt de stijl ‘Style Louis XIV’. Het is meer ingetogen, voornaam en streng karakter dan de Italiaanse barok. De stijl is onpersoonlijk. Door de politiek van minister Colbert (wel export, geen import) komt er minder Italiaanse invloed op de Franse hofkunst.

Lodewijk XIV verhuist van Parijs naar Versailles. Dit paleis zit vol met koningsprijzende kunst en is zeer imposant. Een trap naar het verblijf van de koning gaf je plaats in de samenleving aan. Gewone burgers moesten de hele trap op, de hoogste hiërarchen werden halverwege de trap tegemoetgekomen door de koning. Ook in de stoelen zijn rangen: geen stoel, een krukje, een stoel , een stoel met armleuningen.

Alle handelingen van de vorst zijn vastgelegd, protocol en gaan volgens een ceremonie. Zelfs het opstaan en slapen gaan van de koning. Alle rituelen staan in het teken van Apollo, de zonnegod. Versailles is een totaalkunstwerk. Alles past bij elkaar en de manier van wetgeving van de koning.


De tuin is zelfs volgens een strak schema aangelegd. In het midden van alles het graf van Petrus, als belangrijkste. De thematiek van de beelden enz. in de tuin komt ook overeen met de thema’s binnenshuis.

De Apollo-fontein in het midden symboliseert overwinning op de ongecultiveerde natuur. Ook kenmerken van de Barok zijn zichtbaar: de natuur moet worden overwonnen. Een door mensen geschapen orde werd ook meer op prijs gesteld dan de grillige natuur. Alles paste zich aan aan de leefwijze van de koning. Anders dan tegenwoordig, is in die dagen spontaniteit een eigenschap die beteugeld moet worden.

GEVOEL OF VERSTAND

Matthäuspassion: uitvoering voorafgaand aan Pasen in veel Nederlandse kerken. Lijdensverhaal, de passie van Christus. De beroemdste is van Johann Sebastiaan Bach (cantor van de Thomaskerk in Leipzich). Tekst: grotendeels uit de bijbel. Rollen: Christus, Judas, Pilatus en een verteller.

Concerten: Solo-instrument en orkest spelen belangrijke rol. Ontstaat doordat er geen kerkelijke muziek nodig is. Muziekinstrumenten worden verbeterd vanwege belang solo-instrumenten. Barok: beweeglijkheid, tempoverschillen en contrasten tussen hard en zacht.

Après nous le déluge: Beeldende kunst niet langer barok. Opleiding met klassieke literatuur vereist. Adel wordt minder afhankelijk van de vorst. Besteedt veel aandacht aan interieurs, met decoraties gebaseerd op Italiaanse barok.

Elegantie en luxe: Rococo is eigenlijk een spotnaam. Veel stucwerk. Pasteltinten overheersen.

De verlichting: Bij de opkomst van de verlichting komt ook weer het classicisme naar boven. De verlichting draait om de rede, het verstand. De mens zou in staat zijn alles met het verstand te begrijpen. Drang tot kennis verzamelen en ordenen. Classicisme is streng en sober, er gelden vaste wetten ontleend aan de oudheid.

De symfonie: instrumentale muziek wordt een apart genre. Muziek werd gemaakt om een bepaald beeld over te brengen op de luisteraars. De symfonie is qua opbouw in strenge regels vastgelegd, waarmee het aansluit op de verlichting en het classicisme.

Figaro: Een toneelstuk dat oproer bracht door in de strijd tussen een bediende, Figaro met zijn meester Figaro te laten winnen. Er wordt in het stuk kritiek geuit op de adel. De koning liet een privé-voorstelling geven met alleen genodigden.


Dans op eigen benen: Opera buffa: variant op franse komedie-opera’s, er ontbreken toneelscènes en alle tekst wordt gezongen. Handelingsballet: met dansen wordt een verhaal verteld.

Vrijheid, gelijkheid, broederschap: Religie en de verlichting staan tegenover elkaar. De verlichting pakt godsdienst aan met ratio. De invloed van de kerk wordt sterk bekritiseerd.
De staatsinrichting wordt ook bekritiseerd.

Beethoven: schakel tussen classicisme en romantiek. Thema’s hartstocht, lijden en eenzaamheid. Tegen de keizer. Wens een psychologisch portret van de held neer te zetten.

Romantiek 1800-1850

In deze stijl verschenen romantisch elementen.
Het gevoel of de emotie ging in de kijk op het leven een alles overheersende rol spelen.
Denkers van de Romantiek zijn: Rene Descartes, Rousseau en Diderot.
Ze verzetten zich tegen het burgerlijke en hadden liefde voor de natuur.

Verschillende stromingen binnen de Romantiek zijn:
1 Droom en Fantasie
De wereld v/d Romanticus, de mystieke wereld v/d droom, de fantasie (zie Fussli: De nachtmerrie). In deze tijd (+- 1782) dachten de mensen dat dromen ontstonden door geesten die rondwaarden in het slaapvertrek.
2 Terug naar de natuur

Mensen waren van nature goed maar bedorven door allerlei maatschappelijke toestanden.
Hierdoor ontstond innig contact met de natuur.
Kunstenaars werden geïnspireerd door schrijvers.
Schilder: Caspar David Fiedrich. Hij zag de mes als nietig wezen dat tegenover der grootsheid van de natuur maar zeer weinig in te brengen had.
3 Vluchten naar vreemde en exotische culturen
Schilders en schrijvers bezochten exotische streken en verwerkten ervaringen in hun werk.
4 Vluchten uit de werkelijkheid naar het verleden.
Hieronder vallen een aantal stromingen:
-de Nazareners (1800-1820) spotnaam voor een groep Duitse schilders die inspiratie zochten bij de Renaissance. Schilders zijn: Durer en Rafael.
-prerafaelieten: zij protesteerden tegen het beschaafde en onwaarachtige v/d academies.
-neogotiek: Gotiek(1150-1400) werd weer populair. Cuypers (architect) was een grote voorganger v/d neostijlen (zie Rijksmuseum en Centraal Station.
-de neorenaissance

-de neobarok: de neobarok is de laatste fase v/d romantiek. Overeenkomst van neobarok en barok is het pompeuze, overdadige en rijk versierde.

Een kooi vanmetaal en paardenhaar
Rond 1820 kwam de taille in de kleding v/d vrouw langzaam weer op de natuurlijke plaats.
Rok werd kegelvormig en de mouwen zeer wijd rond de schouders en bovenarmen.
Men droeg onderrokken (ook van paardenhaar).
Rond 1850 ontstond er een kooiconstructie als rok (crinoline)
In de 2e helft v/d 19e eeuw ontstond de tournure.

Het Realisme 1840-1890

Het realisme was een reactie op het ongrijpbare v/d romantiek.
Het onderwerp was eigentijds.
Arbeiders werden nu de helden van een schilderij.

De eerste wereldtentoonstelling (1851)
De invloed van een wereldtentoonstelling is vaak het grootst geweest op de bouwkunst.
Voor architecten was dit een geweldige stimulans.
Ook de beeldende kunst kwam hier bij ruim aan bod.

De Engelse of Industriële revolutie
Groot-Brittannië bouwde een wereldimperium op Politieke en economische chaos in de andere landen van West-Europa maakte die landen kansloos als concurrent.

James Watt vindt in 1769 de stoommachine uit.
Achtereenvolgens werden de elektrische stroom, de loopfiets, fotografie, schtijfmachine/phonograaf en de automobiel uitgevonden.
Sociale onrust
Vele van het platteland trokken naar de grote steden.
Dit bracht ook woningnood en ziekte.
Dit liep uit op dronkenschap, diefstal en prostitutie.

Een nieuwe leer
In 1848 verscheen Das Kapital.
In dit boek predikte Karl Marx de leer van de klassenstrijd.
Nieuwe produkten, nieuwe vormen.
De industrialisatie maakte het mogelijk om snel veel produkten te maken.
William Morris keerde zich af van alles wat met machinale produktie te maken had. Hij richtte de beweging ‘Arts and Crafts’ op
Architecten en ingenieurs
Men vond versiering belangrijker dan constructie.
Al spoedig ging de toepassing van gietijzer, staal en glas hand in hand met het idee dat alles eenvoudig en helder moest zijn.
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond er een verlangen naar een nieuwe kunst.

Zo ontstond Art Nouveau of Jugendstill.
Bij kleding werd de confectie belangrijk.
Het warenhuis ontstond.

Jugendstill/Art Nouveau (1890-1910)

Vormen die sierlijk gebogen lijnen lieten zien, ontleend aan de planten en dieren wereld moest in alle kunsten toepasbaar zijn.
Voor Frankrijk, Duitsland, Nederland, België en Engeland kwamen onder invloed.
Kenmerkend zijn:
-plant en bloemmotieven
-de beweeglijke groeiende vormen en draak, slang en vlechtwerkmotieven.
Handgemaakte produkten kwamen weer sterk in de belangstelling.
Deze stijl vooral de ‘rijkeren’ kostbare materialen als goud en edelstenen werden gebruikt naast hoorn, halfedelstenen en vooral email.

Antoni Gaudi
Deze architect ontwierp de meest fantastische en bizarre bouwwerken.
Ze zijn uniek.
Zie Casa Battlo. Deze veranderde hij drastisch in een exotisch paleis.

Om ruimten te overkoepelen kreeg het dak de drukte te verwerken van zijn eigen gewicht.

Dit moest gelijkmatig verdeeld worden.

IMPRESSIONISME

Na de reformatie verstrekte de kerk steeds minder opdrachten aan kunstenaars.
Aan het eind van de 19e eeuw werd de kunstenaar duidelijk autonoom.
De wereld kon op 2 manieren weergegeven worden:
-de objectieve realiteit
-de subjectieve kijk op de samenleving

Monet is de 1e kunstenaar die een schilderij beschouwt als een zelfstandig object als een eigen werkelijkheid.
Hiermee opent hij de weg naar het impressionisme.
De stijl van impressionisten wordt bepaald door de volgende aspecten:
zie blz 51

Enkele kenmerken:
-het impressionisme is een stroming die vooral in de schilderkunst tot uiting kwam.
- het was een reactie op de toen heersende academisme.
- onder invloed van de fotografie probeerde men een moment in beeld te brengen.
- licht maakte vormen en kleuren zichtbaar

- het schilderij kreeg iets zelfstandigs.
Het schilderij was niet noodzakelijk in opdracht ontstaan
Niet compleet

EXPRESSIONISME
Woordenboek: kunststroming waarbij men tracht het wezen der dingen uit te drukken met verwaarlozing van de objectieve vormen.
Bespiegeling: voor veel kunstenaars uit het begin van de 20e eeuw wordt deze functie van kunst zo belangrijk, dat al het andere hiervoor moet wijken. Deze stroming in zowel dans, muziek als in beeldende kunst, heet expressionisme. In het expressionisme ligt de nadruk dus op het rechtstreeks tot uitdrukking brengen van -vaak heftige- emoties.
Het expressionisme kenmerkt zich dan ook door een persoonlijke en soms wat chaotische stijl. Die stijl sluit niet altijd aan bij de smaak van het publiek.

Het begin van het expressionisme:
In 1905 richt Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938) de kunstenaarsgroep Die Brücke op. Dit is het begin van het expressionisme als stroming. Voor expressionisten is de houtsnede een favoriete techniek. Het maken van een houtsnede vraagt meer kracht dan schilderen of tekenen en fouten kunnen niet worden hersteld.
Dans: de dansbewegingen van Wigman, waaronder knielen, hurken, vallen en kruipen, sluiten niet aan bij de voorgeschreven regels van het academische ballet. (Ausdruckstanz)
Muziek: speelt tijdens haar optreden een ondergeschikte rol en beperkt zich vaak tot alleen maar slagwerk. Op die manier bereikt ze een optimale bewegingsvrijheid voor de danser.

Expressionisten hebben een zekere voorkeur voor de nachtkant van het bestaan.
Kirchner

ONDERHUIDS
In Die Traumdeutung doet Freud verslag van de duistere wereld die in dromen opduikt.
Edvard Munch

ABSRACTIE
Abstractie: 1 niet als vorm voorstelbaar => conceptueel, immaterieel, onstoffelijk, ontastbaar; concreet 2 niet door aanschouwing verkregen maar door redenering afgeleid 3 geen verband houdend met de zichtbare werkelijkheid figuratief
Bespiegeling: als in een schilderij de voorstelling geen rol speelt, noemen we dat abstract.
In een abstract schilderij lijken kleuren, vlakken en lijnen niet meer op de dingen om ons heen maar spelen ze een zelfstandige rol. Je kijkt niet naar de voorstelling, maar naar vormen en kleuren.
Volgens Schonberg en Kandinsky is abstracte kunst geen doel op zich. Abstracte kunst is nodig om uitdrukking te geven aan het onderbewuste, het innerlijke of, wat Kadinsky betreft, het geestelijke. Het begin van de abstracte kunst heeft dus alles te maken met het expressionisme.
Kandinsky


PRIMITIEF
Woordenboek: 1 behorend tot het vroegste stadium in een ontwikkeling, met name van het leven en de maatschappij => barbaars, wild, woest 2 gebrekkig 3 [bk.] behorend tot die periode die aan de Italiaanse renaissancekunst voorafging 4 van de eerste orde => primair
Bespiegeling: omdat kunstenaars in het begin van de 20e eeuw direct uiting willen geven aan gevoel en emotie, zijn ze geïnteresseerd in het ongecultiveerde en het primitieve.

Kubisme:
Met het schilderij: Les Demoiselles d’ Avignon wordt het kubisme ingeluid. Het onderwerp lijkt te zijn gekozen om te shockeren. Het opdelen van het schilderij in allerlei losse hoekige fragmenten is kenmerkend voor het kubisme.
Pablo Picasso

JAZZ
Woordenboek: 1 muziekstijl die rond 1900 ontstaan is bij de negerbevolking in Amerika, vooral gekenmerkt door syncope en vermenging van ritme en door improvisatie => jazzmuziek
Bespiegeling: de belangstelling voor ’regeerkunst heeft in Europa een wat elitair karakter. Het ontstaan van jazzmuziek in de VS is een ander voorbeeld van vermenging tussen blanke enzwarte cultuur.

Jazz is geboren in de rosse buurten van de havenstad New Orleans. Hier wonen veel soorten culturen bijeen. Spirituals, gospels en blues ontstaan vanuit deze voedingsbodem en ook de ragtime vertoont de ritmische kenmerken hiervan.

Blues is een soort volksmuziek die vanaf +- 1900 door de Noord Amerikaanse zwarte bevolking beoefend en beluisterd wordt. Blues heeft een neerslachtig karakter. Ze gaan over de zorgen van het dagelijks leven.


Ragtime kenmerkt zich door een strakke baspartij, terwijl de melodie hier ritmisch tegen ingaat. (Verscheurde maat) Hierbij hoort de cakewalk, een dans waarin de negers spottend het dansen van de blanken imiteren.

‘Blue notes’: noten die in combinatie met de begeleidingsakkoorden spanning oproepen.
Scott Joplin

SNELLER
De technische ontwikkelingen volgen elkaar op in het begin van de 20e eeuw. Records worden gebroken. Dit alles leidt tot een groot enthousiasme. Hieruit komt ook het futurisme, kunstenaars mogen zich alleen nog maar bezig houden met de toekomst van het machinetijdperk.

Het Futurisme formuleert een totaalvisie, hoe weinig beredeneerd deze ook is, en ziet voor de kunst hierbij een voortrekkersrol weggelegd. De futuristen zouden zelfs de mens zelf opnieuw willen scheppen. Je kunt beter een mens samen hebben met techniek, dan een mens alleen.
Giacomo Balla

FRAGMENTATIE
In de eerste helft van de twintigste eeuw worden in de kunsten opvallend vaak gehelen opgedeeld in losse fragmenten. Er is een neiging om overal maar de schaar in te zetten, van alles te demonteren, te verscheuren en te versnipperen.
Fragmentatie wil zeggen dat een bom wordt gelegd onder het geruststellende idee dat alles compleet en af is: de spiegel aan scherven.
In een kubistisch werk gelden perspectiefregels niet meer. Dat maakt het mogelijk om ook onderdelen zonder enig perspectief, dus helemaal plat, rechtstreeks op te nemen.
Marcel Duchamp


OORLOG
In de 1e wereldoorlog blijft Zwitserland neutraal en daarom wordt Zurich een verzamelpunt voor jonge kunstenaars. Een andere wijkplaats is New York. Het is niet toevallig dat in deze twee steden de kunststroming dada ontstaat.
Woordenboek: kunststroming uit 1916, die alle betrekking tussen de gedachte en de uitdrukking ervan wilde opheffen => dada
Georg Grosz

MONTAGE
Fragmentatie gaat vooraf aan montage, een geliefde techniek van de avant-gardekunstenaars. Montage, zoals die door kunstenaars wordt toegepast, richt zich niet op het herstel van de oorspronkelijke samenhang. In plaats daarvan wordt deze techniek een middel om vraagtekens te zetten bij alles wat vertrouwd is.

Een kunststroming die veel gebruikmaakt van montage is dada. De naam dada duikt in 1917 voor het eerst op in Zurich. Een internationaal gezelschap van jonge kunstenaars keert zich hier ’vol afschuw af van de slachthuizen van de wereld om ons tot de kunst te wenden’. Voor dada heeft de ’oude’ wereld, die heeft geleid tot de waanzin van de oorlog, afgedaan. Dada valt ook de kunst aan die aan de zijkant bleef staan tijdens alle vernietigingen. Voor dada gelden geen regels en wetten meer. Montage is voor de dada een prima middel om de oude wereld op zijn kop te zetten. Dada wilt niets gladstrijken. Dada wil blijven irriteren om zodoende de creatieve geest wakker te houden.
Picasso

SURREEEL
Woordenboek: richting in de kunst, die van het denkbeeld uitgaat dat de dingen niet zijn wat zij schijnen, maar een onderbewuste lading hebben
Bespiegeling: het surrealisme, in gang gezet door Breton, is vanaf 1925 tot de directe aanloop van de 2e WO de belangrijkste vernieuwende stroming in de westerse kunstwereld.

De bekendste surrealistische kunstenaar is Salvador Dali (1904-1989)

Kunstenaars ontwikkelen twee technieken om de droomwerkelijkheid te verbeelden:
* een onwerkelijke situatie ‘natuurgetrouw’ weer te geven.

* rechtstreeks -automatischs- vanuit een droomtoestand te schilderen.
Dali, Rene Magritte

Constructie in de eerste helft van de 20e eeuw.
Expressionisme en andere stromingen staan dan ook vooral in het teken van het afbreken van allerlei regels en wetten die in de 19e eeuw nog golden. Maar als kunst de rol krijgt de opbouw van een beter toekomst voor iedereen te versnellen, dan moeten er regels te vinden zijn die voor iedereen gelden. In Nederland is de kunstenaarsgroep De Stijl hiervan een voorbeeld. Met haar voorkeur voor rechthoekige vormen en primaire kleuren stelt De Stijl een wereld van innerlijke rust, harmonie en orde in het vooruitzicht. De mensheid, aldus De Stijl, moet zich sterker bewust worden van het tijdloze en universele evenwicht dat schuilgaat achter de uiterlijke chaos van alledag.

HET NIEUWE PARADIJS
De eerste volledig abstracte schilderijen zijn gemaakt met de liniaal binnen handbereik en alleen maar met primaire kleuren. De rechttoe- rechtaan schilderijen doen wat kil en berekend aan. Maar ze zijn gemaakt dor gedreven kunstenaars- kunstenaars met een missie.

Abstracte kunst:
Woordenboek: 1 niet als vorm voorstelbaar => conceptueel, immaterieel, onstoffelijk, ontastbaar; concreet 2 niet door aanschouwing verkregen maar door redenering afgeleid 3 geen verband houdend met de zichtbare werkelijkheid figuratief

Mondriaan probeert in zijn werk orde en wetmatigheid te laten zien die schuilgaat achter de wanorde die we dagelijks om ons heen zien.
Mondriaan, Malevich

SYSTEMEN
Twaalftoonsysteem: in deze compositietechniek brengt hij de atonaliteit onder in een systeem. In plaats van de volgestrekte willekeur waarmee tonen elkaar opvolgen, gelden nu vaste regels. Na de eerste wereldoorlog komen op alle fronten nieuwe wetten.
Bartok, Graham


REVOLUTIE
Als Malevich het Suprematisme in 1915 lanceert, staat het bewind van de Russische Tsaar al onder grote druk. He bijna feodale staatsbestel sluit niet aan bij de ontwikkelingen, zoals de opkomst van de industrie en het ontstaan van een arbeidersklasse.

Suprematisme:
Bespiegeling: de politieke breuk met het verleden zich ook moet vertalen in een breuk met de traditionele opvattingen over kunst en vormgeving.

De revolutionaire kunstenaars van het constructivisme gebruiken dezelfde abstracte vormen, maar met een heel ander doel. Voor hen is abstractie de enige manier om te breken met de ouderwetse kunst voor de revolutie, de kunst uit de tijd van de tsaren.
Stepanova, Eisenstein

THEATER
In het theater aan het begin van de 20e eeuw geldt dat alles op toneel er zo echt mogelijk moet uitzien. Hierdoor komt naturalisme. Het naturalisme is een vorm van lijsttoneel. Maar na de Russische revolutie moet dit alles verdwijnen.

INDUSTRIE
In Duitsland wordt in 1919 het Bauhaus opgericht. Deze kunstopleiding ziet een belangrijke rol weggelegd voor de industrie. Alleen de industrie is bij machte een goed ontwerp in de grote oplage voor het volk te produceren. Een goed ontwerp is eerlijkheid ten opzichte van het gebruikte materiaal en functionaliteit.

Het Bauhaus wordt allereerst het verzamelpunt van diegenen die gelovend in de toekomst, hemelbestormend de kathedraal van het socialisme willen bouwen.

Oskar Schlemmer, Marcel Breuer

DE NIEUWE STAD
Internationalisering is in de jaren twintig en dertig een van de kenmerken van progressieve kunstenaars. Voor het Nieuwe Bouwen is functionalisme een eis: geen historische stijlcitaten, gene decoraties en geen onnodig dure imponeermaterialen zoals marmer. Maar gewoon glas of staal.
JJP Oud

DE NIEUWSTE HUISKAMER
Het uitgangspunt van moderne architecten en vormgevers is duidelijk: weg met alles wat burgerlijk en ouderwets is en beginnen bij nul. (Sober en functioneel)
Rietveld

DICTATUUR
Stalin bevordert de opkomst van het sociaal-realisme. In deze stijl worden de resultaten van de revolutie op een figuratieve manier herkenbaar gemaakt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.