Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 11 Mens en milieu

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1735 woorden
  • 18 juli 2006
  • 93 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
93 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 11 Mens en milieu S1. Wat is een ecosysteem? Milieu: De omgeving waarin je leeft. Natuurlijk milieu: De natuurlijke omgeving waarin je leeft. Ecosysteem: Systeem waarin planten, dieren, lucht, bodem en water in een bepaald gebied elkaar nodig hebben en elkaar in evenwicht houden. Voorbeelden van ecosystemen: Tropisch regenwoud, woestijn, bos en heideveld. Lokale schaal: Bijvoorbeeld een bos of moeras
Regionale schaal: Een groter aaneengesloten gebied, bijvoorbeeld een tropisch regenwoud, een peel, de Sahara, een toendragebied of Indonesië. Mondiale schaal: De aarde als geheel. Kwetsbaar ecosysteem: Soordrijk ecosysteem dat minder goed veranderingen in de leefomstandigheden kan opvangen. Robuust ecosysteem: Soortarm ecosysteem dat zich vrij gemakkelijk aanpast aan verandering. • Ecosystemen staan met elkaar in verbinding door stromen van water, lucht en voedingsstoffen. • Overeenkomsten tussen ecosystemen zijn: - Ze bestaan uit planten, dieren, water, bodem en lucht. - De diverse onderdelen staan met elkaar in verbinding: planten halen bijvoorbeeld

voedingsstoffen uit de bodem en koolzuurgas uit de lucht. - De verschillende delen kunnen elkaar niet missen, zo komt het dat de pandabeer alleen voorkomt op plaatsen waar bamboe groeit. - Er zijn stromen en kringlopen, een gezond ecosysteem gebruikt alle stoffen telkens opnieuw; er is geen afval. - Er is een natuurlijk evenwicht, het ecosysteem probeert zichzelf in stand te houden. • Verschillen tussen ecosystemen zijn: - Het aantal onderdelen en dus ook in het aantal verbindingen, het aantal soorten planten en dieren in een tropisch regenwoud is bijvoorbeeld erg groot vergeleken met een woestijn. - De omvang of schaal; lokale-, regionale-, en mondiale schaal. S2. Is de mens het grootste milieuprobleem? Remote Sensing: Waarnemen op afstand. Vanaf grote hoogte, meestal vanuit de ruimt, wordt informatie verzameld over de aarde. Remote Sensing kan gebruikt worden om milieuproblemen op te lossen. Draagkracht: Vermogen van de natuur om de gevolgen van menselijke ingrijpen op te vangen zonder dat er sprake is van blijvende schade. • Milieuproblemen ontstaan door: - De snelle bevolkingsgroei - De ontwikkeling van techniek waarmee de mens de natuur probeert te regelen. - Het streven naar meer welvaart, waardoor schaarse grondstoffen en energiebronnen snel opraken. - Het lozen van grote hoeveelheden afval. • Oplossingen liggen voor de hand: - Minder afval dumpen - Meer afval opnieuw gebruiken ( recycling). - Zuiniger omgaan met grondstoffen en energie. - Het gebruik van schadelijke stoffen verminderen. • Door toedoen van de mens kan de draagkracht van de natuur overschreden worden. Natuurlijk evenwicht is dan verstoord. • Milieuproblemen kun je verdelen in: - Milieuvervuiling: Er komt teveel afval in de bodem, het water of de lucht. - Milieu-uitputting: We maken de grondstoffen en energiebronnen te snel op. Ook de uitputting van de bodem door de landbouw valt hieronder. - Milieu aantasting: Hiervan is sprake als de mens ecosystemen geheel of gedeeltelijk vernielt. In dichtbevolkte landen komt dat veel voor. In Nederland is bijvoorbeeld het oorspronkelijk ecosysteem loofbos helemaal verdwenen. • Welvaart = Geld en Goederen. Welzijn = Geluk, voldoende voeding, gezondheidszorg. S3. Lukt dat samen, boer en natuur? Overmesting/Vermesting: Meer mest op het lang brengen dan voor de groei van gewassen nodig is. Zure regen: Neerslag met verzurende stoffen die er zijn terechtgekomen door menselijke activiteiten. Verzuring: Vervuiling van de bodem en het oppervlaktewater door verzurende stoffen. Verdroging: Het dalen van de grondstofwaterspiegel. Natuurgebieden hebben daarvan te lijden. Biologische landbouw: Milieuvriendelijke landbouw, waarbij geen chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest worden gebruikt. • Milieuproblemen in de landbouw zijn: - Milieuvervuiling * De bio-industrie heeft voor een enorme toename van dieren en mest gezorgd. * Een deel van de meststoffen komt via het grondwater in sloten, meren en rivieren terecht. Daardoor ontstaat algengroei. Als de algen afsterven wordt de zuurstof uit het water verbruikt, waardoor de vissen sterven. * Uit mest komt ammoniakgas vrij. Dit gas komt in de lucht terecht. Samen met andere afvalgassen ontstaan zuren die door de wind overgrote gebieden word verspreid. Er komt zure regen, gevolg is verzuring. * Bestrijdingsmiddelen: Drijfmest en kunstmest vergiftigen de bodem. - Milieuaantasting * Akkers en weiden worden steeds groter, waardoor veel heggen en houtwallen verdwijnen. * Kleine hoogteverschillen zijn verwijderd, omdat ze lastig zijn voor de boeren. * Door beregening en drainage, maar ook door de drinkwaterwinning daalt de grondwaterspiegel. * Recreatie en steden vragen steeds meet ruimte. * Landbouw– en natuurgebieden worden steeds vaker doorsneden door infrastructuur. Dit heet: versnippering. • Boeren pakken de milieuproblemen aan door: Verminderen van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, afspraken maken over de mestproductie en mestopslag, groei van veestapel beperken. Grond uit productie te nemen. • Boeren kunnen subsidie krijgen als ze geen kunstmest te gebruiken en na de broedtijd te maaien. S4. Welke milieuproblemen kennen de stedelijke gebieden? Broeikaseffect: Het vasthouden van de door de aarde uitgestraalde warmte door de aanwezigheid van koolzuurgas in de atmosfeer. Ozonlaag: Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen gevaarlijke zonnestraling. Stadsklimaat: Klimaat in grote stedelijke gebieden dat iets warmer en natter is dan het klimaat in de omgeving. Inversie: Situatie waarbij de temperatuur met de hoogte toeneemt. Smogvorming: Luchtverontreiniging door vermenging van stof, rook en gassen. • In en rond dichtbevolkte stedelijke gebieden zijn de milieuproblemen groot: - Milieuvervuiling: * Bodem- en grondwatervervuiling door het storten van ( chemisch ) afval. * Vervuiling van het oppervlaktewater door de lozing van giftige stoffen, ook door de lozing van warm afvalwater kunnen planten en dieren sterven. * Luchtvervuiling door industrie, elektriciteitscentrales en verkeer, boven de stedelijke gebieden hoopt de vuile lucht zich op. - Milieuaantasting; In de stedelijke gebieden is veel plaats nodig voor fabrieken, huizen, havens, vliegvelden en wegen. Dit gaat te koste van natuur- en landbouwgebieden. • Bij verbranding van steenkool, aardolie en aardgas komt koolzuurgas vrij. Dit gas hoopt zich op aan de rand van de atmosfeer, het broeikaseffect is het gevolg. • Stedelijke gebieden stoten behalen koolzuurgas nog andere gassen uit. Die tasten de ozonlaag aan, die op ongeveer 25 km hoogte in de atmosfeer zit. Deze laag beschermt ons tegen de schadelijke straling aan de zon. Als de ozonlaag dunner word, zal de aarde meer gevaarlijke straling ontvangen. Mensen worden ziek en planten roeien minder. S5. Zijn er overal dezelfde milieuproblemen in Europa? Verwoestijning: Uitbreiden van de woestijn, meestal door menselijke oorzaken. • Grenzen houden vervuiling niet tegen. Daardoor ondervinden grote delen van europa vergelijkbare milieuproblemen. • In Zuid-Europa is sprake van verwoestijning. Een dor woestijnachtig landschap met hier en daar stuikachtige begroeiing is het resultaat. - De landbouw: De boeren gebruiken het overgrote deel van de schaarse hoeveelheid water voor de irrigatie. - Ontbossing: *In grote delen zijn ( vroeger ) de bossen gekapt, afgebrand of afgevreten. Dat komt voort uit de behoefte aan timmerhout, brandhout, weidegrond of akkerland. *De onbedekte bodem droogt vervolgens heel snel uit kan geen water meet opnemen. Het schaarse regenwater stroomt over de oppervlakte weg. * In de reliëfrijke gebieden ontstaan daarvoor bodemerosie. • In West-Europa spelen de volgende problemen: - Lucht-, bodem-, en watervervuiling door industrie, landbouw en verkeer. - Verdroging veroorzaakt door: * De winning van drink- en industriewater. * Ontwatering door de landbouw. * De snelle afvoer van het regenwater in bebouwde gebieden via het riool. - Verwerking van grote hoeveelheden ( chemisch ) afval. • Oost-Europa heeft weer andere problemen: - Door het slecht onderhoud en de verouderde techniek vormen veel Oost-Europese kerncentrales een extra groot gevaar voor het milieu. - Veel nadruk is in het verleden gelegd op de zware industrie en de elektriciteitsproductie. Beide zijn zonder meer sterk vervuild door de verouderde techniek. Daarbij komt dat ze ook nog grote hoeveelheden steenkool en ruinkool als energiebron gebruiken. - Opvallende grote tegenstellingen: Zwaar vervuilde gebieden worden afgewisseld door uitgestrekte natuurgebieden. • Probleem aan kerncentrales; Radioactief afval. Licht afval wordt in vaten opgeslagen, zwaar afval wordt nog niet veilig opgeborgen. Vanwege het radioactieve afval en de gevaren wijzen veel mensen kernenergie af. S6. Wie wint en wie verliest? Afwenteling: Nadelen van onze welvaart bij anderen of in het milieu terecht laten komen. • Er is sprake van afwenteling op: - Het milieu, denk maar aan de lucht-, bodem-, en waterverontreiniging. - De arme landen. * In hoog tempo worden de arme landen ontbost. Op een groot deel van de vrijgekomen grond worden producten voor rijke landen verbouwd. Een deel van die ontboste gronden is meestal na enkele jaren ongeschikt voor de landbouw van wegen bodemuitputting. Na ontbossing spoelen de voedingsstoffen gemakkelijk met het grondwater weg. * De grondstoffen voorraden en energiebronnen waarover veel arme landen beschikken, worden door de rijke landen in hoog tempo opgemaakt. * Ondernemingen uit rijke landen dumpen soms hun ( chemische ) afvalproducten in arme landen. - De toekomstige generatie, zij moeten een bestaan opbouwen in een wereld waar: * Minder natuur aanwezig is. * Minder grondstoffen en energiebronnen voor de hand is. * Het natuurlijke evenwicht mogelijk verstoord is. • De mens kan in het milieu ingrijpen op verschillende schaalniveaus. - De aantasting van de ozonlaag heeft wereldwijde gevolgen: de aarde ontvangt meer gevaarlijke zonnestraling, het klimaat kan mondiaal veranderen, veel mensen kunnen ziek worden, planten minder goed groeien, enz. - Menselijk ingrijpen in kleinere ecosystemen heeft meestal minder grote gevolgen. Als er bijvoorbeeld te veel duinwater gewonnen wordt, zijn gevolgen beperkter. Sommige planten zullen verdrogen, het klimaat in het duingebied kan wat droger worden en de temperatuur kan wat stijgen. • De verdunning in de ozonlaag zal veel aardbewoners in de problemen brengen, de leefbaarheid van de aarde zal afnemen doordat de kwaliteit van het milieu en de natuur achteruit gaat.
S7. Welke oplossingen zijn er? Duurzame ontwikkeling: De natuur gebruiken zonder onherstelbare schade toe te brengen voor toekomstige gebruikers. • Nationaal: De overheid streeft naar een duurzame ontwikkeling door de maatregelen toe te spitsen de doelgroepen die de vervuiling veroorzaken of die zich actief bezighouden met het milieu. • Mondiaal: Vragen milieuproblemen als het gat in de ozonlaag, het broeikaseffect en de vervuiling van de wereld zeeën om een oplossing. • Internationale aanpak: Vervuiling trekt zich weinig aan van landsgrenzen. Internationale afspraken zijn nodig om de mondiale problemen te kunnen oplossen. Het maken van afspraken, bijvoorbeeld om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, lukt meestal wel. Maar controlemogelijkheden op naleving van de afspraken ontbreken vaak. Strafmaatregelen ook. Dit komt omdat dikwijls economisch belangen, zoals de vermindering van de werkloosheid, uiteindelijk zwaarder wegen dan het milieubelang. Daarbij komt dat de rijke en arme landen tegenstrijdige belangen hebben. • Veel arme landen kunnen zich een duurzame ontwikkeling nauwelijks veroorloven. Dikwijls is er in die landen sprake van roofbouw. Die natuurlijke rijkdommen worden in een té hoog tempo verbruikt om: - In de eigen behoefte aan bijvoorbeeld brandhout te voorzien. - wekgelegenheid te behouden of te scheppen. - Inkomsten te verkrijgen om buitenlandse schulden af te betalen. - De welvaart te verhogen. Wereldwijde duurzame ontwikkeling vereist daarom een oplossing van de tegenstelling tussen rijke en arme landen.

REACTIES

P.

P.

Poep slecht GWEN

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.