Hoofdstuk 2, Klassiek toneel

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2067 woorden
  • 9 augustus 2005
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
54 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
§1 De Griekse tragedie *Inleiding: een opvoering in Epidaurus (op de Peloponnesos) de toeschouwers zitten in de buitenlucht in het toeschouwersgedeelte (=theatron) op brede traptreden die in iets meer dan een halve cirkel om een ronde dansplaats (de orchestra) liggen. Midden in de orchestra staat een altaar. Toneelgebouw=skene. *De oorsprong van de tragedie
bijna alle Griekse theaters maken deel uit van tempelcomplexen of liggen in de buurt van tempels. Het is aante nemen dat de tragedie is ontstaan uit de dithyrambe: een verhalend lied dat door een koor van jongens of mannen ter ere van Dionysus, de god van de wijn en de vruchtbaarheid, gezongen werd. De inhoud van het lied werd ontleend aan de heldensagen. Rond 600vchr werden er al zang en danswedstrijdengehouden ter ere van Dionysus, waarbij een koor, dat begeleid werd door een dubbelo hobo, liedereen zong en danste. Hoofdprijs was een tragos (bokje), daar zou dan de naam tragedie vandaan komen: bokkenzang. Op een gegeven moment maakte iemand zich los van het koor. Hij gaf antwoord op en uitleg aan het lied dat het koor zong. Deze solospeler vertolkte een rol, nam een personage aan, terwijl het koor het verhaal bleef vertellen. In de loop der tijd kwamen er nog twee ‘acteurs’ bij:: de tragedie.. In de vijfde eeuw v. Chr, de bloeitijd vande tragedie, werden de rollen van het stuk over drie acteurs verdeeld. Het waren altijd mannen, die dus ook vrouwenrollen speelden. De maskers die ze droegen hadden openingen voor de ogen en de mond. Er waren maskers met vaste gezcihtsuitdrukkingen (boos, verdrietig), maskers die hoorden bij de leeftijd van het personage en maskers die de sociale status van iemand aangaven. Ook aan de kleurige kleding kon men zien wat voor iemand er op kwam, oud, jong ,rijk of arm:herkenning was dus van groot belang. *Toneel voor de goden
Toneel opgevoerd om goden te eren. Belangrijkste festival: Grote Dionysia, eind maart in Athene werden gehouden. Voorafgaand aan het festival werd eerst het beeld van Dionysus naar een tempel in de buurt gebracht. En vervolgens in een feestelijke processie opnieuw de stad binnengedragen. Daarna volgde er een presentatie aan het publiek van wat ze te zien konden krijgen. Dag twee: er werd aan de goden geofferd en gezongen. De laatste drie dagen werden per dag van één schrijver drie tragedies(treurspelen) opgevoerd. Soms hadden de drie tragedies inhoudelijk een verband en vormde ze een trilogie. :Oresteia van Aeschylus.:eerste tragedie: moord op agamemnon door izjn vrouw en haar minnaar. In het tweede stuk wreekt agememnons zoon Orestes de dood van zijn vader door zijn moeder enhaar minnaar te doden en in de derde tragedie staat de straf van Orestes centraal. De drie tragedies werden afgesloten met een satyrspel en vervolgens werd er nog een komedie opgevoerd. Satyrs waren het vaste gevolg van de god Dionysus. De acteurs, die waren verkleed als satyrs, moesten het publiek weer n beetje wakker schudden. Het festival had het karakter van een wedstrijd en op de laatste dag werd de winnaar bekend gemaakt. *Het Griekse theater

Omdat de tragedies ter ere van de goden werden opgevoerd, en oorspr een religieus karakter hadden, vinden vaak in de buurt van tempelcomplexen grote theaters. De Griekse tempels waren openluchttheaters. Men zocht bij een heiligdomeen heuvelrug uit, waar de toeschouwersruimte werd aangelegd. Theater::theatron::toeschouwersruimte. Beschrijving Grieks theater uit de vijfde eeuw voor Christus *De toeschouwersruimte
Brede traptreden vansteen in iets meer dan een halve cirkel om de ronde ruimte. Deze liepen naar boven op en waren vrij diep. : ruimte voor zitplaatsen en ook voor de voeten van toeschouwer in de rij daarboven. De zitplaatsen werdendoorkruist door trappen en loopruimten. De mensen konden er zo snel uit. Iedereen kon alles goed horen, goede akoestiek. Het theater an Epidaurus is hier nog steeds beroemd om. Omdat de zitplaatsen opliepen had iedereen bovendien een goed zicht op wat er beneden gebeurde, in de orchestra en op het toneel. *De orchestra
dit was oorspronkelijk een dansplaats van aangestampte aarde, als dansplaats voordat er van een theater sprake was. In het theater was de orchestra de plaats waar het koor zong en danste. In het midden stond een altaar. Aan de zijkant was een klein podium, waar de musici zaten. De orchestra werd aan de acherkant afgelsoten door een toneelgebouw of skene. *De skene
De skene (lett: tent) was aanvankelijk niet meer dan een verkleedhut. Van daaruit ontwikkelde hij zich in de loop der tijd tot een multifunctioneel gebouw van steen met drie deuren. De stenen skene diende niet alleen als kleedkamer en opslagruimte, maar de naar de toeschouwers gekeerde kant was tevens het decor voor de handeling en stelde bijvoorbeeld een paleis of tempel voor. Door de deur in het midden kon een plankier op wielen (een ekkuklema) naar buiten gerold worden. Daarop kon het publiek in een tableau vivant getoond worden wat er binnen gebeurd was. Het was namelijk ongepast om de gruwelijkheden op toneel te laten zien, dat gebeurde binnen, buiten hoorde men alleen kreten. De eigenlijke handeling speelde zich af op de proskene, het toneel dat zich voor de skene bevond. Aan weerskanten van de skene waren zijgebouwtjes (de paraskenia). Soms verscheen op het dak daarvan een god, die de ontknoping van een stuk bracht. De ‘god’ werd dan door een soort hijskraan uit de lucht neergelaten: deus ex machina. Het koor kwam op langs de zijgebouwtjes via de paradoi (toegangen). Ook acteurs konden deze toegang gebruiken. Een vaste afspraak hierbij was: wie van links opkwam, kwam van ‘buiten de stad’. *Vorm en inhoud van de tragedie *De stof van de tragedie
Het onderwerp van de tragedie was bijna altijd een mythe of een sage, een verhaal uit het verre verleden, waain helden als Herakles, Agememnon en Oedipus centraal stonden. De toeschouwers kenden de verhalen, maar de tragedieschrijver kon met die gegevens tot een zekere hoogte vrij omgaan, al stonden de grote lijnenen afloop vast. Hij kon kiezen welke momenten uit het verhaal hij opnam en kon hij de karakters van de personages anders schilderen en andere motieven voor hun handelen aanvoeren. *Vaste vorm-onderdelen
Een stuk begon altijd met eenproloog(voorwoord). Daarin werd duidelijk gemaakt waar de tragedie over ging en op welk moment we in het verhaal vallen. Dan komt het koor inprocessie op. Het lied dat het koor bij opkomst zingd, deparados, is het tweede onderdeel. Daarna volgen episoden (bedrijven), die telkens van elkaar gescheidenzijn door een stasimon (koorlied). Het stuk eindigt met de exodus ,het laatste bedrijf vanaf het laatste koorlied. In veel tragedieskomt ook nog een bodeverhaal voor, een lange, vaak emotionele monoloo, waarin een bode vertelt wat er elders is gebeurd. Het koor bestaat in de tragedie altijd uit mensen die betrokken zijn bij de handeling. Koor heeft eendubbele functie; het neemt deel aan de handeling, geeft in een dialoog bv advies en leeft mee; daarnaast zingt het koor tussen de verschillende episoden lederen (stasima) waarin het reageert op de handeling of zijngedachten erover lat gaan. *De ‘drie eenheden’, waaraan een goede tragedie moest voldoen!!!!!! De griekse filosoof Aristoteles (384-322) (Poetica) benadrukt dat een goede tragedie een eenheid van handeling heeft. =dat scenes niet los van elkaar staan, maar logisch op elkaar volgen. Er moet ook een eenheid van tijd zijn. Het verhaal van de tragedie ontwikkelt zich bij voorkeur binnen 1 dag, van zonsopgang tot zonsondergang. Een scene die zich bijvoorbeeld tien jaar later afspeelt dan de vorige afspeelt, is daardoor in feite onmogelijk. Wel kunnen er tussen de ene en andere scene meerdere uren liggen, di door een koorlied overbrugd worden. Over een eenheid van plaats vermeldt Aristoteles niets. Een wisseling van plaats op een en dezelfde dag komen we in de griekse tragedie eigenlijk niet tegen. *Dramatische ironie
een ander invloedrij literair procédé is de dramatische ironie. Daarvanspreken we, als de toeschouwer meer kennis bezit dan de hoofdpersonen, waardoor er eenbepaalde spanning onstaat. *De grote drie: Aeschylus, Sophocles, Euripides
Zij leefdenalledrie rond dezelfde tijd in Athene en het is waarschijnlijk dat ze elkaars stukken hebben gekend. Aeschylus (525-456) heeft zelf als soldaat in de perzenoorlogen gevochten. In zijnt ragedie de Perzen, beschrijft hij de reacte van het perzische hof op het bericht van de nederlaag van de perzen bij Salamis. Alle drie hebben de bloeiperiode van Athene (479-431) meegemaakt. Sophocles en Euripides waren daarna ook nog getuige van de neergang van Athene en de strijd met sparta. Het is echter een hoge uitzondering dat de stof van een tragedie wordt ontleend aan een historische of actuele gebeurtenis. De Grieken zelf beschouwden de tragedies van deze drie al tijdens hun leven als de besten. De invloed van hen is enorm geweest. Blabla
AESCHYLUS (525-456) Was van de drie het meest religieus van aard. In zijn stukken spelen de traditionele goden nog een belangrijke rol. Daarnaast erkent hij de kracht van het noodlot en van goddelijke gerechtigheid. Een belangrijke rol speelt het conflict tussen de macht vd goden en die vd mensen, waaraan de mens ten gronde gat. Somber mensbeeld: misdaad en hybris (overmoed). Het enige zinvolle is dat de mens daarvan kan leren . (de perzen) SOPHOCLES (495-406) De intrige van zijn stukken zijningewikkelder dan die van Aeschylus. Bovendien treedt er gewoonlijk op het dramatisch hoogtepunt een peripetie(omslag) op: een plotselinge ommekeer van hoopvolle verwachting naar totale ondergang. Hij zet heldhaftige koninklijke en onverzettelijke personages neer. Maar ze staan machteloos tegenover de goden om dat ze een tragische misstap hebben gedaan en daardoor verblindt zijn (hamartia). Antigone: koning Kreon, zijn peripetie. EURIPIDES (480-406) In het werk van hem staat de mens in ieder geval wel centraal.hij schildert personages van vlees en bloed,mensen beheerst door emoties. Stemmingen en hartstochten weet hij bijzonder goed weer te geven. Hij kon zich sterk inleven in de positie van de vrouwen, vooral wanneer ze bedreigd worden in hun bestaan:medea andromache, hecabe, euripides laat ook de zwakke kanten van de mens zien. Hij had kritiek op de goden, voorliefde voor het uitbeelden van passies en neiging tot het redeneren. Kritiek op filosofie, religie en politiek. *Wat maakt de Griekse tragedie zo bijzonder?? De mening van Aristoteles: Volgens hem is de functie van de tragedie om ‘door het opwekken van mee-lijden en angst tot zuivering (katharsis) van dergelijke gevoelens te komen’. Katarchis: reiniging, schoonmaken. Het verhaal moet een nobele handeling bevatten en het handelingsverloop moet natuurlijk en dwingend zijn; de ontknoping van het drama (de peripetie of omslag van geluk naar ongeluk) moet dan ook logissch uit de handeling voortvloeien. Tijdens de peripetie is het medelijden en de angst het sterkst bij het publiek. Het effect is het grootst asl in de peripetie het onvermijdelijke en het onverwachte samenvallen. Eisen aan personages. Een geschikte hoofdpersoon is iemand die niet uitzonderlijk goed en rechtvaardig is en ook niet slech of gemman, maar iemand die aanzien geniet, die het goed gaat en die door een vorm van falen (hamartia) in het ongeluk stort. De functie houdt dus in dat de toeschouwer meebeleeft wat de personages op het toneel ondergaan, iets wat hem ook had kunnen overkomen om dan met een gevoel van bevrijding het theater te verlaten. *een twintigste-eeuwse opvatting: Doorlezen...
§2. De Grieks Komedie *oorsprong en inhoud
religieuze achtergrond. In het oude Athene bestond de gewoonte dat mensen verkleed in de meest rare gevallen dansend en zingend in een komos (processie) de straat op gingen om de goden van de vruchtbaarheid, vooral Dionysus te eren. Grappen waren daar ook een deel van. Uit deze komos ontwikkelde zich de komedie, met zang en dans, vol woordspelingen, grappen. Waarin met name in de vijfde eeuw v chr. Ook actuele en politieke gebeurtenissen op de hak genomen werden en waar in prominente tijdgenoten en zelfs goden belachelijk werden gemaakt. De komedie had net als de tragedie een koor. De acteurs droegen ook maskers. Defantasie speelde bij de plot een grote rol
Latijnse komedies waren lang niet zo spottend als de Griekse. *de “Oude Komedie” belangrijkste vertegenwoordiger was Aristophanes (466-385). Politici, filosofen dichters en traditionele goden werden door hem belachelijk gemaakt. (vb de kikkers) (in de wolken: Socrates) *de ‘Nieuwe Komedie” het verliest haar politiek en absurdisch karakter en wordt meer een blijspel, waarin het dagelijks leven en verwikkelingen in de relationele sfeer centraal staan. Vaste types: vb vrek, opschepper. Het gaat daarbij vaak om vergissingen en wat daaruit voortvloeit. Vb: iemand een poets bakken. Menander (343-291) de invloed van de nieuwe komedie via de Latijnse schrijver Plautus op latere toneelschrijvers is enorm.

REACTIES

J.

J.

Is dit gekopieerd uit t boek?

7 jaar geleden

S.

S.

Niet normaal veel typfouten. Verder niet anders als het boek dus een echte samenvatting is het niet te noemen. Maargoed een 6 voor de moeite

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.