Overzicht

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1117 woorden
  • 24 december 2004
  • 74 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
74 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting ckv 1 kunst volgens boek: alles wat krant, radio en tv de moeite waard vinden om als een vorm van
kunst aan de orde te stellen
doel ckv: wegwijs maken in wereld van kunst en cultuur
4 domeinen: -culturele activiteiten -kennis van kunst en cultuur -kunstdossier -praktische activiteiten
theater: als er sprake is van een speelplek waarop een of meer spelers voor een publiek
optreden
uitingsvormen: toneelspel
mime

dans
zang
muziek
voorstellingen in theater
toneel
opera
operette
musical
cabaret
bewegingstheater
totaaltheater: als in een voorstellingen veel kunstvormen worden gecombineerd
wortels theater Europa: kerken, markten, kermissen
eerste vaste overdekte theaters in west europa: 16e eeuw
eerste schouwburg ned: 3 januari 1638 in Amsterdam met Gijsbreght van Aemstel van vondel
2 categorieën theaters: lijsttoneel en vlakke vloertheater
lijsttoneel: traditionele schouwburg, afgebakend verhoogd podium, voordoek, publiek zit op
afstand in zaal, zijkanten van podium bevinden zich de coulissen, gordijnen of schotten waaruit

de spelers komen en weer verdwijnen, speelt zich af in een lijs (kijkdoos) achterdoek en bovendoeken: versterken illusie dat de personages zich in een andere wereld
bevinden
vlakke vloertheater: geen verhoogd podium en meestal geen omlijsting, gespeeld op vloer, publiekzit op steil oplopende tribune
open speelvlak: als speelvlak en zaal 1 geheel vormen (fabriekshallen, kerken) theater op locatie: theatervoorstellingen zijn niet gebonden aan een daartoe bestemd gebouw
2 categorieën theatervoorstellingen: amuseren
diepere betekenis
theatrale middelen van regisseur bij vormgeving: -spel (manier van spreken, zingen bewegen) -mise-en-scène (beweging van de personages over het toneel en de manier waarop ze in
verschillende scènes een plaats hebben ten opzichte van elkaar)zegt altijd iets over de relatie
tussen de personages -decor (meubels rekwisieten) -kleding en grime -belichting -muziek -geluidseffecten
symbolische functie: hele theatervoorstelling kan ook iets meedelen over de manier van denken
van de regisseur over een bepaald onderwerp
productie voorstelling: -artistiek leider (bepaald wat er gespeeld word, en door wie) -zakelijk leider (beheert financiën, hoeveel voorstellingen etc) -regisseur (vormgever van voorstelling, hoe het eruit ziet, leid repetities, verantwoordelijk voor
uiteindelijke voorstelling) -dramaturg (geeft regisseur en acteurs informatie over achtergrond van het stuk, historische

psychologische achtergronden) -decor- en kostuumontwerpen (in samenwerking met regisseur zorg over algehele aankleding
van stuk) -lichtontwerper (maakt in overleg met regisseur draaiboek voor verlichting) -spelers (spelen stuk volgens aanwijzingen van regisseur) -grimeurs (make up) -productieleider (ziet toe op hele proces: verzorgt tijdsplanning, regelt afspraken met
betrokkenen, controleert rekeningen, regelt inkoop materialen, maakt repetitieschema’s) -pr-mederwerker (regelt publiciteit) productieproces toneelstuk: -regieconcept -uitwerken werktekeningen -doorlopen (spelen zonder onderbreking) -lichtplan -foto’s pers -try-outs -première
overheid geeft subsidies: eis: gezelschap moet vernieuwend bezig zijn
ad-hocproducties: niet gesubsidieerde groepen krijgen geld voor 1 speciale productie
vrije producties: investeren zonder subsidie veel geld in toneelstuk en rekenen erop dat ze het
zelf terugverdienen
onderscheid informatie via tekst en spel: -mededelingen van anderen -zelfkarakterisering (monologen, dialogen, gedrag, houding, taalgebruik) -relatie tot andere personages
dramatisch conflict: voorstelling toont meestal een conflict tussen persoenen/groepen/innerlijke
strijd van hoofdpersonen
handelingsverloop: volgorde van gebeurtenissen
punten van houvast in toneelstuk: -verloop en afloop van conflict -personages -expliciete boodschap (boodschap kant en klaar aangereikt (monoloog tot publiek) -vormgeving (regisseur geeft persoonlijk commentaar op tekst door theatrale middelen) twee soorten toneel structuur: -traditioneel handelingsverloop -scénische bouw
traditioneel handelingsverloop: -voorstelling begint met expositie (meest noodzakelijke informatie om stuk te kunnen volgen) -motorisch moment (handeling komt goed op gang, spanning word opgevoerd) -climax (omslag in de situatie van het hoofdpersonage veroorzaakt) -afloop (ontknoping) aristotelisch: overzichtelijk handelingsverloop, alle gebeurtenissen zijn gerangschikt lang

duidelijk herkenbare rode draad
eenheid van tijd, plaats en handeling: alles moet zich binnen 24 uur op 1 plaats afspelen en de
aandacht moet gericht zijn op 1 intrige
scenische bouw: vergelijkbare structuur als soap, maar met minder wisselingen
episch theater: scènes staan als zelfstandige, losse episodes naast elkaar, als snoer losse kralen
plaats, tijd en handeling kunnen per scène verspringen
absurde toneel: houdt zich aan geen enkele toneelwet, benadrukt absurditeit van wereld door
ontbreken van een normale logische/causale samenhang in gebeurtenissen, geen duidelijke lijn
cabaret begint in 1895 in Amsterdamse quellijnstraat met programma van satirische liedjes en
politiek getinte conferences
inzet cabaretier: maken van kritische kanttekeningen bij het dagelijks leven
soorten cabaret: -literair-satisrisch (Wim Sonneveld) -geengageerd, maatschappijkritisch (Wim Kan) -beschouwend-verhalend (Youp van ’t Hek) -muzikaal (Hans Liberg) -nonsens (Herman Finkers) -fysiek (duo Waardenberg en de Jong) -stand-up comedians
belangrijkste onderscheid tussen toneel en cabaret: hoofdrolspelers presenteren zich op

persoonlijke titel (cabaret is écht, niet andere toneelwerkelijkheid) muziektheater: theater waar muziek een belangrijke plaats inneemt, voornaamste genres: -opera -operette -musical =toneelstukken waarin acteurs een deel van hun tekst of gehele tekst zingend ten gehore
brengt (zangspel) bekend opera: Nederlandse opera
opera voorstelling begint met ouverte
recitatief: gezongen tekst in spreektaal
aria: lied waarin de zanger meestal uiting geeft aan zijn de gemoedstoestand op dat
moment, maar geeft hem vooral de kans alle registers van zijn stem te demonstreren
beroemd opera koor: slavenkoor uit nabucco van Verdi
belangrijke operacomponisten: Mozart, Verdi, Wagner, Schat. prima donna: belangrijkste zangeres
primo huomo: belangrijkste zanger
libretto: tekst van opera
veelgebruikte onderwerpen: -verhalen uit geschiedenis, bijbel -verhalen uit dagelijks leven -bekende liefdesverhalen
buffospel: grappige onderbreking van serieuze opera
komische opera: zelfstandig genre: buffospel
operette: zangspel, onderwerpen zijn luchtiger, muziek is eenvoudiger dan opera, meer
gesproken tekst, gaat bij voorkeur over geliefden, geen diepere betekenis, komt vaak uit wenen

hoofdstadoperette: ned. musical: realistisch, showachtige presentatie, ernstige ondertoon
moderne musical: resultaat van gedegen teamwerk tussen
tekstschrijver, componist, arrangeur, choreograaf, decor/kledingontwerper, meestal is elk aspect
nauwkeurig en dwingend vastgelegd
bekend ballet: nationale ballet, Nederlands danstheater
2 westerse danstechniek: -klassiek (academisch) ballet -moderne dans
showballet: populaire vorm van moderne dans
ballet: klassiek ballet
dans: rest danssoorten
choreografie: verhaal of idee in danspassen uitwerken
functies gezelschap: solisten
half-solisten
corps de ballet
balletmeester
3 dansvoorstellingen: -verhalend/uitbeeldend -thematisch (uiting...) -absoluut/abstract (bewegingsconstructie) mime: kunst van suggestie
bewegingstheater: toneeltheater
cameragebruik en montage maakt film uniek
3 belangrijke cameragebruiken: -camera-afstand -camerabeweging -camerastandpunt
vogelperspectief: situatie van bovenaf filmen

kikkerperspectief: onderen filmen
neutraal perspectief: op ooghoogte
subjectief perspectief: meekijken met een van personen
meervoudig subjectief perspectief: vanuit meerdere mensen
objectief perspectief: camera registreert alleen wat er gebeurt
flashforward: beelden in toekomst
film productie mensen: -schrijver scenario -producent -regisseur -decorontwerpers en makers -cameramensen en technici -acteurs -grimeurs, kappers, kleedsters -componist
scenario: beschrijft handelingen en personen die voorkomen met dialogen
dramaturgische laag: beschrijven regisseur: spanningsopbouw, locatie, regieaanwijzingen
draaiboek: camerabewegingen en instellingen, waar microfoons, wat verschillende technici moeten
doen
enscenerende laag: aanwijzingen draaiboek: kostuum, kapsel, ruimte, decor, belichting, geluid
filische laag: regisseur monteert de beelden
laag van werking: : of publiek film ervaart op de wijze dat regisseur bedoelt
filmgenres: western

melodrama
screwball comedy
film noir
animatie film: tekenfilms, videoclips
melodie: opgebouwd uit tonen van verschillende toonhoogte
ritme: geeft lengte, duur van noten aan
lichte muziek: popmuziek, jazz, musical, volksmuziek
klassiek: orkestrale
kamer
vocale
oratorium: gezongen bijbelverhaal
basiselementen muziek: toonhoogte, toonduur, dynamiek, klankkleur

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.