Hoofdstuk 4

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1028 woorden
  • 10 maart 2004
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Beroepsbevolking: aantal mensen tussen 15-65 jaar
Werkzame beroepsbevolking: deel v/d beroepsbevolking dat een baan heeft
Werkloze beroepsbevolking: deel v/d beroepsbevolking dat geen baan heeft
Arbeidsparticipatie: arbeidsdeelname
Participatiegraad: deel v/d beroepsbevolking werk zoekt
Kapitaalintensief: minder arbeid (werknemers) meer kapitaal (machines) ADV: arbeidsduurverkorting verkorting werkweek roostervrije dagen, vervroegde uittreding
ATV: arbeidstijdverkorting (zie ADV) VUT: vrijwillige vervroegde uittreding

Arbeidsjaar: het aantal uren dat iemand met een volledige baan gedurende 1 jaar werkt
CWI: centrum voor werk en inkomen
BZB: bemiddelingsbestand zonder baan
CBS: centraal bureau voor de statistiek
EBB: enquête beroepsbevolking
Aanbod van arbeid: beroepsbevolking à afhankelijk van: - omvang en samenstelling bevolking
Veel kinderen, ouderen, migratie - wetgeving
VUT: vrijwillige vervroegde uittreding à uitkering (betaald door premies) Flexibele pensionering: voor je 65e stoppen met werken à zelf sparen om te overleven tot 65 - maatschappelijke opvattingen
Vroeger werkten alleen mannen, nu werken er ook veel vrouwen - organisatie arbeidsproces
Kinderopvang, flexibele werktijden, deeltijdbanen, aanpassing werkplek
Vraag naar arbeid: werkgelegenheid à afhankelijk van: - conjuncturele factoren: totaal aantal bestedingen (vraagfactoren) - structurele factoren: veranderingen in de manier van produceren (aanbodfactoren) Conjunctureel: - effectieve vraag: totale vraag (toename effectieve vraag = toename vraag naar arbeid) Structureel: - arbeidskosten/loonkosten per werknemer: hoge arbeidskosten = minder vraag en andersom - arbeidsproductiviteit: stijging arbeidsproductiviteit = daling vraag (korte termijn) stijging arbeidsproductiviteit = stijging vraag à minder arbeidskosten à lagere prijs product à betere concurrentiepositie à werkgelegenheid (lange termijn) - arbeidskosten/loonkosten per product: stijging kosten à stijging prijs product à minder vraag naar product à minder werkgelegenheid - arbeidstijd: arbeidsduurverkorting à daling arbeidsproductiviteit à stijging arbeidskosten per product à daling vraag naar arbeid - bedrijfstijd: verlening bedrijfstijd (langer open) à daling kapitaalkosten à stijging werkgelegenheid
Sectoren: - Primaire sector: landbouw, visserij en bosbouw - Secundaire sector: fabricage en verwerking van grondstoffen - Tertiaire sector: commerciële dienstverlening (reclame, horeca, winkels) - Quartaire sector: niet-commerciële dienstverlening (overheid, ziekenhuis, bibliotheken) - Informele sector: werk dat niet door het CBS geregistreerd wordt

Marktsector: primaire, secundaire en tertiaire sector
Collectieve sector: quartaire sector + instellingen voor sociale verzekeringen
Arbeidsjaren en personen: werkgelegenheid in arbeidsjaren altijd lager dan in personen
Geregistreerde werkloosheid: totaal aantal mensen zonder werk dat bij een CWI staat ingeschreven is als werkzoekende en direct beschikbaar is voor een baan van minstens 12 uur per week
CWI à totaal aantal ingeschreven personen bij alle CWI’s (BZB) CBS à uitkomst enquête beroepsbevolking (EBB) Verschil verklaart door: aantal werklozen met baan laat zich niet uitschrijven bij CWI
Verborgen werkloosheid: niet geregistreerd als werklozen, maar wel betaald werk willen doen à huisvrouwen, jongeren die doorstuderen, WAO-ers Werkloosheid
Structureel Conjunctureel Oorzaak: de bestedingen zijn te laag Kwantitatief Seizoen Kwalitatief te weinig productie- Frictie middelen (machines) verkeerde: 3 maanden - opleiding - schoolverlaters - woon/werkplaats - baan veranderen Uitrekenen participatiegraad: Nederland = 16 mln inwoners
10,5 = beroepsgeschikte bevolking 8 = beroepsbevolking 7,5 = werkenden
participatiegraad = deelname
8 mln v/d 10,5 mln (bruto) 7,5 mln v/d 10,5 mln (netto) 7,5 : 10,5 x 100 = 71,4 % à netto participatiegraad
8 : 10,5 x 100 = 76,19 % à bruto participatiegraad
Werkloosheid: Nederland = 16 mln inwoners
10,5 = beroepsgeschikte bevolking 8 = beroepsbevolking 7,5 = werkenden
8 mln 7,5 mln 0,5 mln
100 % 93,7 % 6,3 % beroepsbevolking werkenden werklozen

Seizoenswerkloosheid: Winter: 347200 310000
112 100
Zomer: 280000 304320
92 100
Marktmechanisme → - gedecentraliseerde besluitvorming - de ondernemingen en de consumenten bepalen namelijk ieder voor zich welke keuze ze maken - vraag en aanbod bepalen de prijs
Nadelen marktmechanisme: - gebrek aan collectieve goederen - milieuvervuiling (negatief welvaartseffect) - starre markten/prijzen - varkenscyclus (schoksgewijze aanpassing van het aanbod aan de vraag als je productietijd van een goed lang is) - individuele onzekerheid (krijgen/behouden baan) - sociale onrechtvaardigheid (inkomensverschillen) Collectieve goederen → goederen die niet in aparte eenheden te leveren zijn: ze zijn niet splitsbaar in individueel leverbare eenheden (brandweer, justitie, defensie, politie) Gemengde economische orde → zowel het marktmechanisme als het bureaucratisch en democratisch budgetmechanisme spelen een rol
CAO (collectieve arbeids overeenkomst): - afgesloten door vakbonden en werkgeversorganisaties binnen 1 bedrijfstak - vakcentrales (FNV, CNV) - werkgeverscentrales (VNO, NCW) Vormen van loonstijging: - prijscompensatie → lonen en leefkosten stijgen met hetzelfde percentage - initiële loonstijging → extra loonstijging bovenop de prijscompensatie - incidentele loonstijging → loonstijging vanwege overwerk of promotie - winstdelingsregelingen → werknemers delen mee in de winst v/d onderneming
Algemeen verbindend verklaren: - goedkeuring overheid CAO - CAO geldig voor hele bedrijfstak - ter voorkoming van concurrentie ten koste v/d arbeiders
Redenen voordeel overheid van lagere lonen: - de overheid kan bezuinigen op ambtenarensalarissen, omdat de ambtenarenbonden hun looneisen vaak afstemmen op de looneisen in het bedrijfsleven - de overheid kan bezuinigen op sociale uitkeringen, omdat veel sociale uitkeringen een percentage zijn van het laatstverdiende loon - lagere lonen verbeteren de internationale concurrentiepositie van NL en dat zorgt voor meer werkgelegenheid, de overheid hoeft dus minder werkloosheidsuitkeringen te verstrekken - nadeel: gezinnen hebben minder te besteden, toename conjunctuurwerkloosheid
Manieren waarop de overheid mensen stimuleert ergens te gaan wonen waar werk is: - verhuiskostenregelingen → verhuiskosten zijn aftrekbaar v/d inkomstenbelasting - verlaging vervoerskosten → kosten woon-werkverkeer zijn aftrekbaar v/d inkomstenbelasting en de werkgever mag er belastingvrije vergoedingen voor geven - verbetering infrastructuur → betere bereikbaarheid woon- en werkplaatsen

Loon-prijsspiraal: lonen en prijzen zwepen elkaar op (lonen hoger → prijzen hoger) Sterke loonstijging → stijging prijzen → hoge looneisen (behoud koopkracht) → werkgevers akkoord → loon-prijsspiraal
Conjunctuurwerkloosheid: de vraag naar arbeid is lager dan het aanbod van arbeid (minder bestedingen → minder productie → minder personeel nodig) Oplossingen conjunctuurwerkloosheid: - vergroten overheidsbestedingen - verlagen belastingstarieven - vergroten hoeveelheid geld (verlagen rentestand) Procesinnovatie → nieuwe/verbeterde productietechnieken
Productinnovatie → nieuwe/verbeterde producten
Kwantitatieve structuurwerkloosheid: te veel werklozen, te weinig arbeidsplaatsen (verslechtering v/d internationale concurrentiepositie) Bestrijding kwantitatieve structuurwerkloosheid: - stimulering en innovatie → procesinnovatie + productinnovatie () - arbeidsduurverkorting, vervroegde uittreding en deeltijdbanen → meer mensen nodig om 1 arbeidsjaar vol te krijgen - verlenging bedrijfstijd → daling kapitaalkosten per product - verlaging arbeidskosten → lagere lonen, werknemer is eerder ‘zijn loon waard’ Kwalitatieve structuurwerkloosheid: uit het aantal werklozen kunnen onvoldoende geschikte mensen worden aangetrokken (ontbreken werklozen met een geschikte opleiding, te grote geografische afstand tussen woon- en werkplaats) Bestrijding kwalitatieve structuurwerkloosheid: - om-, her- of bijscholing → werklozen kunnen in een andere sector gaan werken - reiskostenvergoedingen → makkelijker banen accepteren met grote afstand woon- en werkplaats - loonsubsidies → aantrekkelijker voor werkgevers om bepaalde categorieën werklozen in dienst te nemen (langdurig werklozen, allochtonen, afgekeurde WAO’ers) - quotering → een bedrijf belooft een bepaald percentage mensen in dienst te nemen uit bepaalde categorieën
Bestrijding seizoenswerkloosheid: - ontwikkeling productieprocessen die ook in de winter doorgaan
Bestrijding frictiewerkloosheid: - beter voorlichting voor werkzoekenden - beter arbeidsbemiddeling door Centra voor Werk en Inkomen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.