Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 3.4 en 4

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1190 woorden
  • 15 januari 2004
  • 68 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
68 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
3.4 Reductiedeling: meiose kerndeling waarbij het aantal chromosomen gehalveerd wordt
Chromatiden: een helft van een verdubbeld chromosoom die tijdens de profase en de metafase
Homologe chromosomen: chromosomen met vergelijkbare genen die tijdens de meiose 1 in een paar gaan liggen
Karyogram: chromosomenportret waarbij de chromosomen gefotografeerd zijn en geknipt en geplakt in een bepaalde volgorde. Meiose: bestaat uit 4 fases
1) interfase chromosomen los in de kern en verdubbelen zich

2) profase de chromosomen zoeken hun partners
3) metafase chromosomen gaan in volgorde liggen in het chromatidennet
4) anafase delen van de chromosomen
5) telafase chromosomen gaan de cel in
tijdens meiose 2 gebeurt hetzelfde alleen de chromosomen verdubbelen zich niet ze delen zich
vrouwen die op latere leeftijd een kind krijgen hebben meer kans op een kind met het syndroom van down omdat de tijd tussen m-1 en m-2 lang heeft geduurd en dan kan er wat mis gaan bij de deling. 3.5 eeneiige tweeling: tweeling ontstaan uit een zygote
genotype: verzameling genen in een cel
fenotype: het uiterlijk van een individu (bepaald door erfelijke eigenschappen en milieu) kloon: verzameling genetisch identieke individuen
Dominant gen: gen dat tot expressie komt als het op beide genenpaar aanwezig is. Recessief: gen dat alleen tot expressie komt als het op beide genenparen licht
Homozygoot: met gelijke genen voor een genenpaar
Hetrozygoot: met ongelijke genen voor een genenpaar

Monohybride / dihybride kruising: kruising waar gelet wordt op een of twee genenparen
X- y chromosomen: chromosomen die betrokken zijn bij de geslachtsbepaling 3.6 hemofilie: bloederziekte, het bloed is niet in staat om te stollen veroorzaakt door een defect gen op het x- chromosomen. Defect gen: fout veroorzaakt door een defect gen denk aan spierdystrofie homofilie en kleurenblindheid, dit zijn geslachtsgebonden ziekten de ziekte ligt op het x- chromosoom. Stamboon onderzoek: onderzoek in de familie naar de aanwezigheid van geslachtsgebonden en of erfelijke ziekten. Bloedgroep a b o : bloedgroepindeling aan de hand van de aanwezigheid van bloedeiwit A en/ of B op de rode bloedcellen. X-chromosoomaal: eigenschap waarvan het gen op de x- chromosoom ligt komt bij mannen altijd tot uitdrukking. Resusfactor: eiwit dat ook aanwezig kan zijn op het celmembraan van rode bloedcellen veroorzaakt door de aanwezigheid van het dominante gen R 4.2 oestrogenen: vrouwelijke geslachtshormonen geproduceerd door de ovaria spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken
spermacellen: mannelijke geslachtscellen geproduceerd in de testes
schaamlippen: onderdeel van het vrouwelijk geslachtsorgaan
clitoris: onderdeel van het vrouwelijk geslachtsorgaan dat kan opzwellen bij sexuele prikkelingen gevoelig voor seksuele prikkeling
eicel: vrouwelijk geslachtscel ontstaat in de ovaria
menstruatiecyclus: de periode van menstruatie tot menstruatie tijdens de menstruatie wordt het slijmvlies dat de binnenkant van de baarmoederwand bekleedt afgestoten. Secundaire geslachtskenmerken: lichaams kenmerken die zich tijdens de puberteid ontwikkelen
Testosteron: mannelijk geslachtshormoon het beinvloedt de ontwikkeling van de secundaire geslachts kenmerken bij de man. Zaadblaasjes: onderdeel van de mannelijke inwendige geslachtsorgaan, ze voegen vocht toe aan de spermacellen bij een zaadlozing. Prostaat: een van de inwendige geslachtsorganen bij de man zwelt op bij seksuele opwinding voegt vocht toe aan de spermacellen bij zaadlozing

Sperma: het vocht met daarin de spermacellen dat bij zaadlozing naar buiten wordt gebracht. 4.3 polygaam: huwelijk tussen een man en veel vrouwen. Hetrosekueel: aangetrokken voelen tot iemand van het ander geslacht
Homoseksueel: aangetrokken voelen tot iemand van het andere geslacht
Biseksueel: voelt zich aangetrokken tot zowel iemand van het zelfde als iemand van het andere geslacht
Geslachtsgemeenschap: hierbij wordt de penis in de vagina gebracht
Orgasme: het seksuele hoogtepunt voor zowel de man als de vrouw bij de man ook wel zaadlozing genoemd
Seksuele intimidatie: tegen wil in lastig gevallen worden waarbij gezinspeeld wordt op seksuele handelingen
Incest: geslachtsgemeenschap tussen twee nabije familieleden
Besnijdenis: een stukje van het geslachts orgaan weg snijden mannen voorhuid vrouwen clitoris
Verkrachting: het tegen je wil een geslachtsgemeenschap ondergaan bij aanranding is spraken van seksuele handelingen 4.4 voorbehoedsmiddel: anticonceptiemiddel verschillende manieren om aan gezinsplanning te doen of anders gezegd om ongewenste zwangerschap te voorkomen
Periodieke onthouding: vermijden van seksueel contact gedurende de dagen rond de ovulatie. Coïtus interruptus: het terugtrekken van de penis uit de vagina voordat de man tot een zaadlozing komt. Safe: pil is safe de pil is een veilige methode tegen ongewenste zwangerschap

Sterilisatie: man en vrouw kunnen zich beiden laten steriliseren. Castratie: hierbij worden operatief de zaadballen of de eierstokken verwijderd
Overtijd- behandeling: als de menstruatie 10 dagen is uitgebleven word de baarmoeder leeggezogen
Abortus provocatus: de zwangerschap wordt met opzet afgebroken. Het embryo wordt op een onnatuurlijke manier vroegtijdig uit het lichaam gedreven 4.5 witte bloedcellen: bepaalde bloedcellen die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem van de mens
T-lymfocyten: specifieke witte bloedcellen die belangrijk zijn voor de specifieke afweerreacties
Antibiotica: verzamelnaam voor een groep geneesmiddelen die bacteriën doden
Seropositief: als iemand besmet is met HIV virus dan vertoont zo’n patiënt heel lang nog geen ziekte verschijnselen
Schaamluis: schaamluis is een insect dat voor jeuk in de schaamstreek kan zorgen
Schurftmijt: is een spinachtige dat voor jeuk in de schaamstreek kan zorgen
Soa: seksuele overdraagbare aandoening verzamelnaam voor geslachtziekten die via seksueel contact overdraagbaar zijn. 4.6 Navelstreng: de verbinding tussen foetus en de placenta in de navelstreng bevinden zich een groot aantal bloedvaten. Placenta; ook wel moederkoek of nageboorte genoemd een schijf vormig orgaan dat de weefsel van de moeder en de foetus in nauw contact met elkaar brengt
Grenslaag: de laag tussen de placenta en de baarmoederwand hierdoor diffunderen stoffen uit het bloed van de moeder en het bloed van de foetus

Ontsluitingsweeen: voor de geboorte van een kind trekt de baarmoeder zich samen door deze ontsluitingsweeen wordt de baarmoedermond wijder. .persweeën: nu trekken ook de buikspieren samen en perst de moeder het kind naar buiten
verloskundige: iemand die na een speciale opleiding in staat is om de moeder bij te staan bij haar bevalling
consultatiebureau: na de geboorte zorgt dit bureau voor een regelmatige controle op de gezondheid van het kind het zorgt ook dat het kind de prikken krijgt die nodig zijn. Wanneer de eicel bevrucht is ondergaat de zygote enige malen mitose er ontstaat een massief bolletje na een week nestelt het blaasje zich in het baarmoederslijmvlies. Het ontwikkelt zich en wordt een embryo de cellen gaan zich nu specialiseren. naar 2 maanden zijn alle organen ontwikkeld het is nu een foetus. Het vruchtvlies zorgt voor bescherming tegen uitdroging en schokken stoten en infecties. 4.7 steriel:iemand is steriel als hij of zij geen kinderen kan verwekken of krijgen
FSH; Follikel Stimulerend Hormoon hormoon dat in de hypofyse van de vrouw wordt geproduceerd en zorgt voor de rijping van de eicel in de follikel
LH: Luteiniserend Hormoon, hormoon dat in de hypofyse van de vrouw wordt geproduceerd in een bepaalde verhouding met fsh veroorzaakt het de eisprong het follikel veranderd in het gele lichaam
Oestrogeen: vrouwelijk hormoon die de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken stimuleren de aanleg van het baarmoederslijmvlies wordt er door bevordert en ze stimuleren de hypofyse tot de aanmaak van lh
Progesteron: vrouwelijk hormoon dat wordt geproduceerd door het gele lichaam stimuleert de groei van het baarmoederslijmvlies en houdt het intact
Gele lichaam: blijft over na de ovulatie en gaat vervolgens progesteron produceren
Negatieve terugkoppeling: regelsysteem een toename van het effect werkt remmend op de productie van de veroorzaker.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.