Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Het wereldrijk der farao's door Bob Tadema-Sporry

Beoordeling 6
Foto van een scholier
Boekcover Het wereldrijk der farao's
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2787 woorden
  • 3 september 2011
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 6
2 keer beoordeeld

Boekcover Het wereldrijk der farao's
Shadow
Het wereldrijk der farao's door Bob Tadema-Sporry
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Gegevens van het boek
Auteur: Bob Tadema-Sporry (1912 – 1987)
Titel: Het wereldrijk der farao’s
Voor het eerst gepubliceerd in: 1975
Uitgeverij: Fibula – Van Dishoeck, Bussum, 1975, 1e druk
Aantal pagina’s: 191
Genre: geschiedenis van Egypte



Samenvatting van het boek

De belangstelling voor de Egyptische oudheid is al heel oud. Ze bestond al ten tijde van de farao’s zelf. Maar ook in de Grieks-Romeinse tijd was men al in de oud-Egyptische beschaving geïnteresseerd. Het hoorde bij de opleiding van een ontwikkelde Romein om een reis door Egypte te maken. De moderne egyptologie ontstond in het begin van de negentiende eeuw, na Napoleons veldtocht in Egypte. In zijn kielzog kwamen geleerden en kunstenaars naar Egypte, waardoor de interesse voor Egypte in West-Europa een nieuwe impuls kreeg. Door de ontdekking in 1799 van de Steen van Rosette - Rosette was een stad aan de monding van de rivier de Nijl - kon men uiteindelijk (in 1822) de Egyptische hiërogliefen ontcijferen. Dat was het werk van Jean-François Champollion (1790 – 1832). Na Champollion kwamen vele anderen naar Egypte. Aanvankelijk ging het alleen om het plunderen van en het meenemen naar West-Europa van Egyptische oudheden. Later werd er meer wetenschappelijk werk verricht, o.a. door Richard Lepsius (1810 – 1884), Auguste Mariette (1821 – 1881) en Sir William Flinders Petrie (1853 – 1942). En zo is de beschaving van het oude Egypte een herkenbaar onderdeel van ons eigen verleden geworden.

De beschaving van Egypte was te danken aan de rivier de Nijl. Deze doorstroomt Egypte van Zuid naar Noord. De Nijl vormt een groene oase tussen twee woestijnen, de Libische en de Arabische. Door de jaarlijkse overstromingen van de Nijl ontstond een vruchtbaar landbouwgebied waar mensen zich vestigden om voedsel te verbouwen. Er was een verschil tussen Beneden-Egypte (de delta) en Boven-Egypte. Rond het jaar 5000 voor Christus werden de eerste nederzettingen gevestigd in Beneden- en Boven-Egypte. Er zijn vele overblijfselen uit deze tijd te vinden, waaronder stenen werktuigen zoals vuistbijlen. Langzamerhand ontwikkelde Egypte zich. De mensen gingen in huizen wonen, er was een gevestigde landbouw en men kende irrigatie. Het meest gebruikte bouwmateriaal voor huizen was de gebakken steen (“tichel”). Men begon kleding van linnen te dragen en vlas werd verwerkt tot ragfijne stoffen. Men kende koper en goud. De eerste koning van de eerste dynastie was Narmer (ongeveer 3200 voor Christus). Hij was koning van Boven-Egypte en regeerde in de stad Abydos. Hij liet zijn oog op de vruchtbare delta vallen en veroverde Beneden-Egypte. Hij verenigde de twee rijken van Egypte dus en droeg voortaan de gecombineerde kronen van de twee voormalige landen. Hij bouwde een nieuwe regeringsstad, namelijk Memphis. Na Narmer volgde een lange rij farao’s die Egypte tot steeds grotere ontwikkeling en bloei brachten. Veel kunstwerken in de diverse musea laten dat ook zien. Al deze koningen lieten zich begraven in grote grafmonumenten die uit meerdere vertrekken bestonden. Veel van deze vertrekken waren bestemd voor de grafgiften, zaken die de farao’s in het hiernamaals nodig hadden.

De eerste farao die zich in een piramide liet begraven was Djoser (ongeveer 2750 voor Christus). Zijn piramide staat in Sakkara; het is de bekende “trappenpiramide”. De geniale architect hiervan was Imhotep, die tevens vizier van Djoser was. De trappenpiramide was omgeven door een enorm tempelcomplex, waarin zich alles bevond wat de farao in het leven na het aardse leven nodig mocht hebben. Het hele complex was omgeven door een elf meter hoge muur, waarin slechts een ingang was. In de loop van de eeuwen verdween het piramidecomplex van Djoser onder het Egyptische zand. De bloeitijd van de piramidebouwers begint in de vierde dynastie (rond 2680 voor Christus). Toen bouwden met name de farao’s Cheops, Chefren en Mycerinus hun beroemde piramides op het plateau van Gizeh. De gevoegde steenblokken van deze piramides vertonen zelfs nu nog geen spleten die breder zijn dan een millimeter. Ook de hoeken van de stenen zijn nog steeds messcherp (afgezien uiteraard van de gevolgen door verwering). Bij de piramides werden vaak ook boten in zogenaamde bootputten aangetroffen. Bij die van Cheops werd in 1954 een in perfecte staat verkerend exemplaar gevonden die bedoeld was voor de farao om in het hiernamaals op de hemelse Nijl te kunnen varen. Ook bij deze piramides op het Gizeh-plateau is weer een uitgebreid tempelcomplex te vinden die een verbindingsweg heeft naar de Nijl. De piramide van Cheops is de grootste piramide en wordt ook wel de “grote piramide” genoemd. Sinds de oudheid geldt hij als een van de zeven wereldwonderen. Er zijn 2.300.000 steenblokken van ongeveer een kubieke meter per stuk voor de bouw van de grote piramide gebruikt. Volgens Tadema-Sporry werden de piramides gebouwd door de boeren in de maanden, dat hun akkers blank stonden als gevolg van de overstroming door de Nijl. Op deze wijze vulden ze dan hun bestaan aan. Hoe de piramides precies gebouwd werden is een lastig te beantwoorden vraag, aldus Tadema-Sporry, maar de meest aanvaardbare theorie gaat er vanuit, dat er vier oplopende wegen aan de vier zijden van de te bouwen piramide aangelegd werden, waarover de stenen aangevoerd werden. Vervolgens werden van boven naar beneden de bekledingsstenen aangebracht, waarbij de wegen ook weer afgebroken konden worden. Helaas zijn praktisch alle piramides geplunderd door grafrovers die de mummies en de schatten geroofd c.q. vernield hebben.

In een aantal piramides werden de zogenaamde piramideteksten ontdekt. Het zijn magische teksten en hymnen die de overleden farao beschermden en hem een gelukkig leven na de dood garandeerden. De teksten in de piramide van farao Oenas (ongeveer 2420 voor Christus) zijn bijzonder fraai uitgehakt. Datzelfde geldt voor de in lichtblauw aangebrachte hiërogliefen in deze piramide. Rondom de piramides van Gizeh verrezen de mastabasteden, die bestonden uit tempels en graftombes. Veel van deze mastaba’s zijn prachtig versierd. De verering van de zonnegod Ra werd steeds belangrijker en resulteerde uiteindelijk in een staatsgodsdienst rondom deze zonnegod. Iedere farao liet een tempel voor Ra bouwen en priesters zorgden voor de eredienst. Veel tempels werden schatrijk. Langzamerhand trad echter het verval in. De macht van de farao werd geleidelijk minder. Het bestuur werd steeds meer gedecentraliseerd en daarmee steeg de macht van de locale leiders. Zij bouwden hun eigen graftombes in nieuwe steden, zoals Assoean of Thebe. Naast deze adel kwam ook de middenstand op. Ambtenaren zorgden voor een bureaucratische elitevorming. De farao’s uit de zesde dynastie (ongeveer 2420 – 2258 voor Christus) waren nog wel machtig, maar bouwden aanzienlijk minder c.q. helemaal niets. Bedoeïenen deden invallen in de Nijldelta. Het centrale gezag in Memphis verloor steeds meer macht en invloed. De Eerste Tussenperiode (ongeveer 2250 – 2040 voor Christus) trad in en was voor Egypte een periode van grote ellende.

De stad Thebe werd op een gegeven moment belangrijker dan andere steden en van daaruit kwamen nieuwe en sterke farao’s op. Farao Amenemhet I, de stichter van de twaalfde dynastie (ongeveer 1991 voor Christus), was er zo een. Hij bleek een echte krachtfiguur te zijn die orde op zaken stelde. Hij werd opgevolgd door farao Sesostris I (ongeveer 1971 voor Christus) die het rumoerige Nubië onderwierp. Ook zijn opvolgers versterkten het centrale gezag van de farao en breidden het Egyptische rijk verder uit. In de Sinaï werden de rijke kopermijnen geëxploiteerd. De Fajoem werd gedraineerd en de landerijen daar werden bevloeid, waardoor de rijkdom van het gebied enorm toenam. Maar ook aan deze bloeitijd van het Middenrijk kwam een einde. De Tweede Tussenperiode (ongeveer 1786 – 1570 voor Christus) trad in. Het centrale gezag nam weer af en de locale gouverneurs bestreden elkaar weer om de macht. Veel farao’s regeerden slechts kort. Sommige van die farao’s behoorden tot de Hyksos, Aziatische stammen die Egypte binnengedrongen waren en er de macht grepen. Toen de Hyksos de macht grepen, probeerden ook de Nubiërs zich van Egypte los te maken. De Hyksos zorgden echter ook voor nieuwe elementen in Egypte. Zo voerden ze paarden in die strijdwagens trokken en ook werden de wapens voortaan van brons gemaakt. Tijdens de Hyksos-periode ontstond er in Thebe een nieuwe koningsdynastie die de Hyksos uiteindelijk weer verdreef.

Het Nieuwe Rijk begon met farao Ahmose van de achttiende dynastie (1570 – 1545 voor Christus). Hij maakte definitief een einde aan de macht van de Hyksos in Egypte en daardoor trad een nieuwe periode in van bloei en rijkdom. Ahmose was een goed militair en hij wist dus hoe men soldaten tevreden moest houden. Hij beloonde hen voortreffelijk. Ahmose beknotte ook de macht van de locale bestuurders. Handel en verkeer begonnen weer te bloeien. Farao Thoetmosis I (1520 – 1508 voor Christus) was een geweldig veldheer. Hij sloeg de Nubische opstand neer en trok zelfs naar de rivier de Eufraat waar hij slag leverde met zijn vijanden en overwon. Thoetmosis I liet zijn graf uitgraven in de Vallei der Koningen. Zijn opvolger Thoetmosis II (1508 – 1490 voor Christus) was eveneens een bekwaam veldheer. Hij huwde zijn halfzuster Hatsjepsoet die hem als farao opvolgde (1490 – 1468 voor Christus). Dit laatste was zeer bijzonder, omdat de troon altijd via de mannelijke lijn vererfde. De zoon van Thoetmosis II, Thoetmosis III (1490 – 1436 voor Christus), was nog een kind toen zijn vader stierf. Hatsjepsoet trad op als regentes, maar trok op een gegeven moment alle macht naar zich toe. Ze kleedde zich voortaan als man en was zeker niet de slechtste farao van Egypte. Ze liet vele bouwwerken bouwen en zond expedities uit, o.a. naar het magische land Poent (dat in Somalië ligt). Haar graftempel in Deir el-Bahari is zeer fraai. Haar opvolger Thoetmosis III zette de veroveringstochten van zijn vader en grootvader voort. Hij onderwierp de vorsten van Palestina en Syrië opnieuw.

Een bijzondere farao was Amenhotep IV (1367 – 1349 voor Christus) die zijn naam veranderde in Echnaton. Hij voerde het monotheïsme in. De rijksgod Amon werd vervangen door de zonneschijf Aton. Echnaton verplaatste zijn hoofdstad vanuit Thebe naar een nieuwe hoofdstad die hij liet bouwen: Achetaton, het huidige Tell el-Amarna. Op deze wijze wilde hij de macht van de Amon-priesters breken. Omdat Echnaton vooral met de binnenlandse politiek van Egypte bezig was, zagen zijn vijanden hun kans. De Egyptische suprematie in Voor-Azië begon te wankelen. Vooral de Hethieten belaagden de noordelijke Egyptische grenzen. Na de dood van Echnaton regeerde farao Toetanchaton (1349 – 1341 voor Christus). Hij was nog maar een kind, maar herstelde de Amon-godsdienst. Hij veranderde zijn naam toen ook in Toetanchamon en als zodanig is hij bekend geworden door zijn graf met schitterende inhoud, dat in 1922 door Howard Carter in de Vallei der Koningen ontdekt werd. De laatste farao uit de achttiende dynastie was de bekwame generaal Horemheb (1337 – 1314 voor Christus). Hij haalde Egypte uit het slop en stelde weer orde op zaken. Horemheb benoemde zelf zijn opvolger en dat was farao Ramses I (1314 – 1312 voor Christus). Met hem begon de beroemde negentiende dynastie. Deze dynastie was afkomstig uit de delta van Egypte en behoorde niet tot de oude, voorname families. De zoon van Ramses I, farao Sethi I (1312 – 1298 voor Christus), was een groot bouwer en een bekwaam veldheer. Hij onderwierp zijn vijanden in Gaza en Libanon. Ook Kadesj en Nubië werden weer getemd. Het graf van Sethi I in de Vallei der Koningen is een koning waardig. Het is in de rotsen uitgehouwen en meer dan honderd meter lang! Na de reus Sethi I kwam zijn opvolger, de titaan Ramses II (1298 – 1231 voor Christus).

Ramses II was ruim zevenenzestig (!) jaar farao van Egypte. Hij vestigde zich in de nieuwe bestuurlijke hoofdstad Pi-Ramses. Thebe bleef de religieuze hoofdstad. Ramses maakte korte metten met zijn grootste vijand, de Hethieten, in de slag bij Kadesj. Het is echter de vraag hoe deze slag geïnterpreteerd moet worden. De Hethieten zelf geven in hun overgebleven geschriften een andere uitleg aan de uitslag van de gevechten. Zestien jaar na de genoemde slag sloten Ramses en de Hethieten een niet-aanvalsverdrag, waarbij Ramses tevens trouwde met een Hethietische prinses. Ramses’ regering betekende voor Egypte een periode van grote welvaart. Ramses’ opvolger kreeg het een stuk zwaarder, omdat Libische stammen hun begerige ogen op de vruchtbare delta lieten vallen. Ook diverse zeevolken vielen Egypte toen aan. Pas met farao Sethnacht (1200 – 1198 voor Christus) stabiliseerde de situatie weer. Hij stelde weer orde op zaken. Zijn opvolger was de eerzuchtige farao Ramses III (1198 – 1166 voor Christus). Hij versloeg de Libische stammen en de zeevolken definitief, zodat weer tijden van vrede en voorspoed konden aanbreken. Maar samenzweringen en hongersnood waren voortekenen van latere moeilijkheden. Inflatie, corruptie en ondoelmatig bestuur deden langzamerhand de economie verslechteren. Na Ramses III brak voor Egypte een periode aan van vele eeuwen verval en ondergang, slechts af en toe onderbroken door een opleving van het eens zo machtige wereldrijk. Diverse buitenlandse bezittingen gingen verloren en de Amon-priesters begonnen een staat in de staat te vormen. Ook de positie van de farao verloor aan belang. Praktisch alle koningsgraven werden leeggeplunderd. Onder Ramses XI was het koningschap zelfs van alle luister ontdaan. Toen hij stierf (ongeveer 1075 voor Christus) viel Egypte ook weer uiteen in Boven- en Beneden-Egypte. De Derde Tussentijd (1075 – 710 voor Christus) was aangebroken.

Diverse Libische en zelfs Ethiopische farao’s wisselden elkaar af. Uiteindelijk viel Egypte in Assyrische handen. Toen de Assyrische macht afbrokkelde, kon Egypte weer opkrabbelen. Farao Psammetichos I was een krachtige vorst die maar liefst vierenvijftig jaar regeerde (663 – 609 voor Christus). In 525 voor Christus kwam Egypte in Perzische handen. Aan de echte onafhankelijkheid van Egypte was daarmee een einde gekomen. Voortaan zou Egypte door vreemdelingen worden overheerst. Na de Perzen kwam Alexander de Grote. Hij versloeg in 333 voor Christus Darius III bij Issus. Alexander trok Egypte binnen en werd de nieuwe farao. Hij reorganiseerde het bestuur en zette betrouwbare personen op sleutelposities. Zo werd zijn vriend en generaal Ptolemaios onderkoning van Egypte. Toen Alexander in 323 voor Christus stierf, liet Ptolemaios hem in Alexandrië begraven. In 305 voor Christus riep Ptolemaios zichzelf uit tot farao van Egypte en begon een lange en succesvolle regering. De Grieken werden daarmee de heersende klasse in Egypte. Ptolemaios was een kundig bestuurder en een bekwaam generaal. Hij legde de basis voor een nieuwe bloeitijd van Egypte die tot het jaar 30 voor Christus zou duren. Kunst en cultuur bloeiden. De bibliotheek van Alexandrië was wereldberoemd. Dat gold ook voor de vuurtoren van de stad die een van de zeven wereldwonderen was.

De Romeinen hadden grote belangstelling voor Egypte, niet in de laatste plaats omdat Egypte de graanschuur van het Middellandse Zeegebied was. De laatste koningin van Egypte, Cleopatra VII (ongeveer 69 – 30 voor Christus), wist de Romeinse veldheer en consul Julius Caesar aan zich te binden. Ze schonk hem ook een zoon, Caesarion (47 – 30 voor Christus). Na de moord op Caesar in 44 voor Christus wist Cleopatra de Romeinse consul Marcus Antonius (83 – 30 voor Christus) eveneens aan zich te binden. Ze heersten samen een aantal jaren over het oostelijke deel van het Romeinse Rijk. Rome vond echter, dat Antonius te veel macht kreeg en dat vond zijn mededinger in Rome, Octavianus (63 voor Christus – 14 na Christus), trouwens ook. In 32 voor Christus verklaarde Rome Egypte de oorlog en in 31 voor Christus versloeg Octavianus Antonius in de zeeslag bij Actium. Zowel Antonius als Cleopatra pleegden zelfmoord. Egypte werd vervolgens een deel van het Romeinse Rijk.



Beoordeling van het boek

Dit boek geeft in vogelvlucht een overzicht van de Egyptische geschiedenis. Het is een vlot geschreven boek, dat vooral ook door de vele foto’s zeer aantrekkelijk vormgegeven is. Het boek is een co-productie van schrijfster Bob Tadema-Sporry en haar echtgenoot Auke A. Tadema (1913 – 1989). Bob schreef de tekst en Auke verzorgde de foto’s. Ze hebben meer boeken op hun naam staan.

Als tiener verslond ik boeken over Egypte. Met name alles over Toetanchamon en de ontdekking van zijn graf vond ik buitengewoon boeiend en vooral spannend. In 1995 kreeg ik de kans om Egypte met eigen ogen te gaan bekijken. Ik maakte toen een rondreis en de bezoeken aan het Egyptisch Museum in Caïro, het graf van Toetanchamon in Luxor en de piramide van Chefren op het plateau van Gizeh waren voor mij absolute hoogtepunten. Het zelf kunnen aanschouwen van het beroemde gouden dodenmasker van Toetanchamon in het genoemde museum en het zelf kunnen rondlopen in zijn graf waren voor mij momenten van ultieme schoonheid. En ook het “kruipen” in het binnenste van de piramide van Chefren was een ervaring die ik mijn leven lang niet meer zal vergeten. Op zo’n moment weet je je verbonden met duizenden jaren geschiedenis en dat is letterlijk een levenservaring. Ik raad iedereen een bezoek aan Egypte dan ook van harte aan!

Voor de geïnteresseerde leek is dit een uitstekend boek om de geschiedenis van Egypte te leren kennen. De hoofdstukken zijn niet al te lang en ingewikkeld taalgebruik wordt vermeden. Wie meer diepgang en achtergronden zoekt, zal andere literatuur ter hand moeten nemen. De opzet van het onderhavige boek laat immers geen diepgravende wetenschappelijke beschouwingen toe. Dat is ook helemaal niet erg, want dit boek zal zijn weg naar de lezer ongetwijfeld wel hebben gevonden. Het boek sluit overigens af met een beknopt literatuuroverzicht, dat een uitstekende basis vormt voor verdere studie.

REACTIES

S.

S.

wtf ge moet echt een schrijver of schrijfster worre da is echt de max da verslag zeg maar groot verslag ik vin da echt chappeau

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.