Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

1953 door Rik Launspach

Beoordeling 7.4
Foto van Cees
Boekcover 1953
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 5107 woorden
  • 1 april 2009
  • 216 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
216 keer beoordeeld

Boekcover 1953
Shadow
1953 door Rik Launspach
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Feitelijke gegevens over het boek
Gebruikte druk: 4e
Verschijningsdatum 1e druk: januari 2009
Aantal bladzijden: 476
Uitgegeven door: De Bezige Bij te Amsterdam

Beschrijving van de cover
Op de voorkant staat de afbeelding van een opgevangen slachtoffer van de watersnoodramp in 1953.

Genreaanduiding van het boek
Rik Launspach is bezig aan een filmscenario over de watersnoodramp in 1953. Bij de voorbereiding ervan deed hij zoveel kennis op dat hij een roman over het onderwerp kon vullen. De situatie is in feite te vergelijken met het eind 2007 verschenen boek “Bruidsvlucht”van Marieke van der Pol dat ongeveer dezelfde tijd bespreekt. Het boek is een mengeling van fictie (de geschiedenis van Julia) en non-fictie het klokkenluiderschap van Joost van ven, in werkelijkheid Johan van Veen) De film die “De Storm”zal heten, gaat in het najaar van 2009 in de bioscoop draaien.

De flaptekst
In een donkere nacht, in een door God verlaten provincie, tijdens de grootste ramp die naoorlogs Nederland trof, zijn twee zoekende zielen door het noodlot aan elkaar verbonden. Zij is het kind kwijtgeraakt dat ze een maand eerder baarde, hij verloor ooit het kind in zichzelf. Samen ondernemen ze een schijnbaar hopeloze tocht door de zoute modder van het verwoeste Zeeland.
Tegen de achtergrond van de watersnoodramp van 1953 vertelt Rik Launspach een aangrijpend verhaal over de vernietigende kracht van het water en de drijvende kracht van de liefde.


Motto
Er is geen motto.


Structuur en/of verhaalopbouw
Na een kort voorwoord waarin de verteller aangeeft dat God bij de schepping eigenlijk Zeeland heeft overgeslagen, wordt het verhaal van de watersnoodramp in vier grote delen die alle naar een plaats verwijzen verteld.

• Moesbosch ( verwijst naar de boerderij van de hoofdfiguur) Dit deel is onder verdeeld in 11 hoofdstukken)
• Oostennabije (verwijst naar het dorp vlakbij de boerderij van de hoofdfiguur) Dit deel is onderverdeeld in 21 hoofdstukken
• Worighsant (verwijst naar de naam van een hotel in Oostennabije, waar Julia vroeger vaak kwam en waarin ze nu terugkeert op haar queeste) Dit deel is onderverdeeld in 17 hoofdstukken
• In Excelsis (verwijst naar de naam van een sporthal in Hellevoetsluis waar de slachtoffers uiteindelijk worden opgevangen.)
Dit is het kleinste deel van de vier delen; het is onderverdeeld in 7 hoofdstukken. Het vertelt o.a. hoe het afloopt met de belangrijkste personages na de ramp. Daardoor krijgt het deel min of meer het karakter van een epiloog.
Het verhaal van de ramp en de zoektocht van Julia naar haar pasgeboren baby wordt chronologisch verteld.

Gebruikt perspectief
In deze roman hanteert Launspach een impliciet alwetende verteller, die zijn personages van binnen en van buiten kent. Hij doet zich dus niet als een expliciet aanwezige verteller voor, maar kruipt onopvallend in de huid van diverse personages, waardoor je met deze perspectiefwisselingen de gevoelens en de gedachten van Julia, Rutus, Joost van Ven, Regina kent. Dat perspectief heeft een voordeel, want een personaal vertelde geschiedenis alleen via Julia zou minder mogelijkheden scheppen om de watersnoodramp in zijn geheel in beeld te brengen. Het auctoriale karakter heeft ook een nadeel: je kruipt als lezer niet echt in de huid van een personage waardoor je toch een zekere afstand blijft behouden en identificatie met bijvoorbeeld Julia dus wat minder wordt. Voor het intens doorleven van het fenomeen van het verloren kind zou een personale verteller de identificatiemogelijkheden groter hebben gemaakt. De strijd tussen fictie en non-fictie (het verhaal van de watersnoodramp) heeft een klein beetje tol geëist.

De tijd van het verhaal
Er worden voldoende tijdsaanduidingen gegeven om de tijd van het verhaal nauwkeurig te kunnen vaststellen. Bovendien is er sprake van een belangrijke, historische gebeurtenis voor Nederland.

Deel “Moesbosch” beschrijft het voorjaar van 1952 tot aan de rampnacht eind januari 1953.
De delen “Oostennabije”en Worighsant” beschrijven de eerste drie dagen na de ramp (tot en met dinsdag 3 februari 1953)
In het deel “In Excelsis” wordt veel tijdverdichting toegepast. Dit deel begint waar het vorige deel is geëindigd en loopt tot de novemberdag in 1971, waarop het Haringvliet wordt afgesloten van de zee. Julia is daarbij aanwezig en met het sluiten van de zeearm is haar verleden eigenlijk ook afgesloten.

De plaats van handeling
Onder het kopje “Structuur” worden de vier plaatsen waar de delen zich afspelen genoemd.
Globaal gezien is de watersnoodramp in 1953 natuurlijk het decor van de roman.

Samenvatting van de inhoud
In een voorwoord geeft de verteller aan dat Zeeland eigenlijk door God vergeten is bij de schepping. Het is zo’n naar stukje land dat je er eigenlijk niet zou moeten willen wonen.

Moesbosch
Julia wordt in de zomer van 1952 achttien jaar. Ze woont met haar zus Bekka en haar ouders op een boerderij. Maar ze heeft besloten weg te gaan uit het streng gelovige Oostennabije in de streng gelovige provincie Zeeland. Ze kan echter niet meteen weg van huis en ze gaat helpen in het hotel Worighsant dat de liberale eigenaresse Minke heeft. Julia is een mooie meid die echter niet wil functioneren, zoals ze dat in het dorp zouden willen zien. De garnalenvisser Diewer heeft een oogje op haar. Hij zit vaak verlegen op het terras om door haar bediend te worden en Minke wil hen wel aan elkaar koppelen. Zijn beide broers zijn op zee gebleven (net toen hij een keer niet meeging) en hij moet zijn gehandicapte vader helpen bij het vissen. Hij helpt op een dag mee op de boerderij en Julia gaat als tegenprestatie een dag mee uit vissen met hem. Dat is het moment dat ze voor de eerste keer seks (op de boot) hebben en Julia zit meteen in het schuitje, naar later blijkt.. Diewer vertelt haar daarna dat hij ook niet in het dorp wil blijven,, maar dat hij op de grote vaart wil. Dat staat haar wel aan : zo’n onafhankelijke jongen. Ze willen wel op elkaar wachten. Julia droomt van een bestaan in Amsterdam.
Maar dan slaat het noodlot toe: ze is van die ene keer seks meteen zwanger geraakt (ze dacht dat ze in een veilige periode was) Ze krijgt thuis de hele hel over zich heen: haar vader praat niet meer met haar en alles wordt nog erger wanneer Diewer op een bepaalde dag de benen heeft genomen zonder afscheid te nemen van haar. Eigenlijk wordt Julia meteen daarmee de eerste Bom-moeder, want ze trotseert de afkeurende blikken van het dorp. In de maand november ontmoet ze in het hotel (de enige plek waar ze zich happy voelt) een jonge wetenschapper Heino die voor een knappe ingenieur werkt, Joost van Ven. Deze man heeft berekend dat de Zeeuwse dijken helemaal niet voor hun taak berekend zijn, maar de rapporten die hij bij zijn leidinggevenden aflevert, verdwijnen gewoon in de la.


Dan komt er ook verandering in het hotel. De zus van Minke, Regina, neemt haar intrek in het hotel en dan is er vrijwel geen plaats meer voor Julia. Die vindt dat erg jammer, want ze ontwikkelde zich door middel van de boeken uit het hotel. Ze leest bijvoorbeeld de geëmancipeerde Franse schrijfsters (o.a. Simone de Beauvoir) Regina heeft last van een postnatale depressie (zoals we dat nu zouden noemen) en moet in het hotel van haar zus bijkomen. Later blijkt dat ze haar zoontje Koen heeft verloren aan een streptokokkeninfectie.

Met Kerstmis gaat Julia met haar zus Bekka naar de kerk. Ze is te laat en mag eigenlijk niet naar binnen, maar ze is verbaal sterker dan de koster en trotseert alle boze blikken van de dorpsbewoners. Kerst is juist voor de minder bedeelden. Het hele dorp spreekt schande over haar gedrag, maar daar heeft Julia lak aan. Op oudejaarsdag krijgt ze weeën en haar zoontje Ernst komt een aantal weken te vroeg ter wereld. (de symboliek van het te vroeg breken van haar “vliezen” wijst natuurlijk vooruit naar het breken van de dijken een maand later.) Het wordt op 31 januari 1953 slecht weer. Het rapport van Joost van Ven wordt door een ambtenaar op een grote stapel gelegd.

Oostennabije
De 24-jarige student Rutus ( eigenlijk Brutus) moet in militaire dienst. Hij wordt boordwerktuigkundige bij de enige helikopterpiloot die Nederland op dat moment rijk is. Hij ziet eind januari 1953 de weersverwachting snel slechter worden.

Julia komt uit het ziekenhuis op die dag ervoor. Ze is echter thuis niet welkom met haar pasgeboren zoontje. Haar vader spreekt niet tegen haar en ook haar moeder is laf. Ze besluit van huis weg te lopen, maar het weer is zo slecht dat ze weer terugkeert. Ze moet in de schuur slapen van haar vader en de baby legt ze in een hutkoffer: ze heeft namelijk geen wiegje. Er is een parallel met het kerstevangelie. Maar dan breken de dijken door en de boerderij loopt onder water. Haar vader en moeder proberen er alles aan te doen om de schade te beperken. Maar ze worden mee gespoeld en ook Bekka verdwijnt in de golven. Julia is haar kind kwijt dat ze in de koffer heeft gestopt.

Heino en Joost zien de ernst van de situatie in en gaan naar het zuiden van de Randstad. Daar is ook al een dijk doorgebroken en Rotterdam ligt open voor het water. Joost krijgt een goed idee en laat twee rijnaken in het gat varen. Een schip slaat om en de opvarenden verdrinken, maar met het andere schip behoedt hij de Randstad voor een grote ramp.

Dan komt Rutus weer in het verhaal. Hij maakt met zijn piloot een vlucht boven het overstroomde gebied. Hij redt een vrouw en twee kinderen in de helikopter en terug naar de veilige basis ziet hij een vrouw zwemmen. Hij springt zonder na te denken in het water en redt Julia die zich echter fel verzet. Ze wil namelijk niet zonder zoontje gered worden. Vanwege zijn roekeloze daad wordt hij twee dagen geschorst en dan trekt hij met Julia mee die nog steeds tekenen van waanzin vertoont. Ze is gek omdat ze haar zoontje kwijt is. Hij reist af met de auto van de piloot en gaat op weg van Brabant naar Zeeland. Ze stuiten onderweg op hulpeloze vluchtelingen. Julia is eigenwijs en gaat zelfs lopend verder en daarna weet ze een veerman (Charles = Charon, de veerman van de Griekse onderwereld) te verleiden haar mee te nemen. Onderweg drijven de kadavers van de dieren en de lijken van de mensen in het water. Ze komen weer op Schouwen-Duiveland. Het is toevallig eb en de weg is weer begaanbaar. Ze loopt naar de boerderij en ziet ook de koffer weer terug, maar hij is leeg. Ernst is verdwenen.

In een tussenhoofdstuk hebben we ook Joost en Heino kunnen volgen. De communicatie over de ramp is heel slecht (het is bovendien zondag) en de hulpverlening komt in Nederland nauwelijks op gang. Er wordt nog geen leger ingezet en de verantwoordelijken van Waterstaat en de regering geven voorlopig niet thuis. De rapporten van Joost zijn genegeerd en de leidinggevenden doen net alsof ze van niets weten. De rapporten hebben nooit officieel bestaan. Die lui schrikken wel van de foto’s die in De Volkskrant zijn verschenen, want een oplettende journalist heeft er wel werk van gemaakt en heeft luchtfoto’s gemaakt van de ramp, waaruit de grote omvang van de overstroming blijkt.

Een andere lijn die in dit deel wordt geopend, is de mededeling van Rutus, die door zijn vader (een classicus) eigenlijk Brutus was genoemd, maar dat is een Romeinse verradersnaam en zijn moeder had dat niet gewild. Er is blijkbaar in de oorlog(1944) iets gebeurd. Later wordt die geschiedenis uit de doeken gedaan. Rutus heeft zijn jongere broertje verloren: op zijn aanraden was die in een appelboom geklommen om op een kazerneplein van de Duitsers te kunnen kijken. Maar een wachtpost had hem doodgeschoten. Ook Rutus wordt opgepakt, maar hij ontkent steeds dat hij een spion is, waarna de verhoren steeds harder worden. Dan bekent hij dat ze thuis een illegale radio hebben. Zijn vader wordt daarvoor opgepakt en kort daarna doodgeschoten. Nomen = omen want Rutus blijkt nu ook eigenlijk een verrader te zijn. Hij wordt ’s nachts gepijnigd in zijn dromen vanwege het verraad, waarover hij met zijn moeder natuurlijk niet kan spreken.


Worighsant
Julia is verbijsterd: de koffer is leeg. Omdat de binnenkant wel droog is, oppert Rutus dat Ernst misschien door iemand meegenomen is. Ze gaan op weg naar het dorp, maar zijn er onderweg getuige van dat een heel gezin dat zich had vastgeklampt aan stukken hout verdrinkt. De godsdienstige Zeeuwen kijken er naar en beschouwen het als een straf van God, zoals ze de gehele ramp als een straf van God beschouwen. Julia wordt in het dorp verwezen naar het hotel Worighsant, waar enkele baby’s zijn ondergebracht. Dan hoort ze van omstanders dat er een kind is gevonden; ze gaat erheen, maar het dode kind is niet Ernst. Wanneer ze in het hotel is, doet Minke niet zo aardig tegen haar als in deel I. Ze ontloopt haar een beetje.

Haar zus Regina is er nog steeds en dan wordt aan de lezer verteld dat zij kort na de bevalling haar kind heeft verloren aan een streptokokkeninfectie. Ze beschouwt het als een straf op haar profane gedachte dat ze een soort Verlosser had gebaard. God heeft haar een lesje willen lezen. Ze heeft echter van iemand een baby gekregen en ze beschouwt dit als de tweede geboorte van Koen. God heeft haar het kind opnieuw geschonken. Ze geeft het de borst en de baby is natuurlijk Ernst. Minke houdt het geheim maar ze vindt wel dat ze het kind terug moet geven aan de moeder.

’s Nacht hoort Julia een kind huilen en instinctmatig weet ze dat het Ernst is. Zelfs haar tepels beginnen te lopen, wat een natuurlijke moeder reactie is.
Ineens is ook Diewer weer van de partij. Ook hij heeft gehoord dat er een kind gevonden is. Julia is al weg. Rutus weet niet wat hij moet doen nu ook Diewer er is. Dan besluiten ze samen achter haar aan te gaan. Onderweg wordt de lezer meegedeeld dat het avontuur van Diewer op de wilde vaart al heel snel mislukt was. Bovendien is hij met een longbeschadiging door een vuil karweitje in Marseille op te knappen teruggekeerd. Niettemin gaat hij een toekomst bij de marine tegemoet. Ze gaan met zijn drieën op pad en stelen een bootje. Ze varen naar het huisje van de sluiswachter en treffen er twee dode mannen aan: van Ernst geen spoor. Ernst zou door de sluiswachterzoon gevonden zijn.
Ze gaan weer terug. Er komt een bevel dat ze moeten worden geëvacueerd, maar Julia weigert met de eerste boot mee te gaan zoals Minke wel doet. Rutus blijft bij haar en Diewer gaat wel mee. Julia voelt dat ze nog steeds in de nabijheid van Ernst is. Dan hoort ze haar kind weer huilen, maar Regina heeft snel de baby’s verwisseld. Het huilende kind blijkt een meisje te zijn en zelfs Rutus weet het nu niet meer. Dan neemt ook Julia plaats in een reddingsbootje. Achter haar zit Regina met een kind in doeken gewikkeld. Ze gaan naar Zuid-Holland, waar opnieuw een dijk gedicht moet worden. Julia steekt als eerste de handen uit de mouwen en vult zakken met zand die ze in het dijkgat stort. Maar het is een heilloze zaak.

In Excelsis
De naam van dit deel verwijst naar een sporthal in Hellevoetsluis, waar Julia ondergebracht is. Daar is ook Regina aanwezig met Ernst (Koen de tweede) . Vrouwen met kinderen krijgen een bewijs dat ze ergens in Nederland worden opgevangen in een gastgezin. Regina vindt Meppel te ver en wisselt het adres in voor één uit Bussum. Ze trouwt later met de zoon van de bewoners: die wordt miljonair en zij emigreert mee. Ze wordt zo rijk dat ze een fonds opricht voor niet-geïdentificeerde slachtoffers van de ramp.

Rutus moet weer terug naar zijn basis. Julia laat hem vertrekken. Ze wordt een psychiatrisch patiënte die het verlies van haar zoontje niet kan verwerken. Maar er zijn ook complicaties: Ernst is nooit aangegeven bij de Burgerlijke Stand vanwege de situatie bij zijn geboorte. Ze wordt opgenomen in het ziekenhuis in Rotterdam, waar Rutus haar later komt ophalen. Ze vraagt hem haar mee te nemen. Dat doet hij en ze wonen één jaar samen in Amsterdam. Dat gaat best goed, hoewel ze geen liefdesrelatie hebben. Ze mist intussen een vinger die door een roestige ring en een wondje is ontstaan. De vinger moest vanwege het koudvuur worden geamputeerd. De symboliek is hiervan duidelijk: de ontbrekende vinger is het symbool van het ontbrekende kind in haar leven


Maar na precies een jaar komen de problemen. De Volkskrant brengt op 1 februari 1954 een reportage uit met een foto waarop ze zich zelf en Regina met baby herkent. De doek waarin hij is gewikkeld, is die van haar. Weer wordt de wond opengereten en Julia gaat als een waanzinnige tekeer. Ze gaan terug naar Worighsant dat weer wordt opgebouwd. Ze gaat boven op zolder zoeken en Rutus begint aan het bestaan van het kind te twijfelen: het heeft immers officieel nooit bestaan. Hij doet weer zijn naam als (B) rutus weer eer aan, vindt ze. Hij verraadt haar immers: hij beschouwt haar ook als een zottin. Dan rijdt hij weg uit haar leven. Ze houdt hem niet tegen. Ze besluit met het geld dat ze krijgt uitgekeerd als slachtoffer van de ramp de boerderij weer op te bouwen en gaat zich ook bekwamen als lerares.. Langzamerhand leert ze het verdwijnen van Ernst accepteren. Julia woont alle activiteiten van het Deltaplan actief bij. Bij het sluiten van het Haringvliet 1971 is ze ook aanwezig. Dan heeft ze zich met haar lot verzoend. Ze weet dat Ernst in leven moet zijn, maar Regina heeft ze nooit kunnen vinden: alle sporen zijn uitgewist.
Met de sluiting van de Haringvlietdam in 1971 sluit ze het verleden af. Julia is op dat moment 37 jaar.

Joost van Ven heeft nooit de eer gekregen die hem toekwam. Hij was een soort klokkenluider en dat “vak “wordt niet gewaardeerd. Veelal wordt het als een soort verraad tegenover een leidinggevende gezien. Na interviews in de kranten wordt hij ontslagen. Hij staat niet in zijn ontwikkeling stil. Hij stort zich nu op het broeikaseffect en berekent dat de uitgangspunten van het Deltaplan in de toekomst ontoereikend zullen zijn. Maar ook nu wordt hij genegeerd. In de trein op weg naar de sluiting van de Haringvlietdam krijgt hij een hartinfarct en overlijdt.

Titelverklaring
De titel “1953” hoeft uiteraard geen nadere verklaring.

Thematiek en interpretatie
“1953” is natuurlijk in eerste instantie een roman over de watersnoodramp van dat jaar. Launspach heeft het filmscenario voor “De Storm”al eerder geschreven en merkte dat er ook een roman in het verhaal. Een verhaal over zo’n gebeurtenis (vgl. de oorlog) gaat natuurlijk pas echt leven wanneer je het persoonlijke lot van mensen eraan verbindt. Immers dan wordt het fictie, waar het anders een documentaire of non-fictie is. Launspach heeft met zijn film ongetwijfeld willen aangeven wat de impact van die gebeurtenis op de provincie Zeeland is geweest. In één nacht was deze provincie geheel van de kaart geveegd en heeft dat tot op de dag van vandaag zijn gevolgen gehad. Ook zal het collectieve gevoel van veiligheid zijn verdwenen. Omdat hij zich voor de film moest documenteren, zal de schrijver gemerkt hebben dat Nederland zich niet goed had voorbereid op de ramp en dat het mensen als Joost van Ven in de roman die toen al als klokkenluider fungeerden had genegeerd. De onheil aankondigende studies belandden in de bureaula. Dat was een oorzak voor de slecht op gang gekomen hulpverlening. Ook wordt natuurlijk wel duidelijk dat het verhaal in 1953 met zijn gebrekkige communicatiemiddelen speelt. (vgl. daarbij de mondiale berichtgeving van de Tsunami in Azië op Tweede Kerstdag 2004) Naar de huidige maatstaven zou het uitblijven van directe hulp geleid hebben tot het aftreden van een gehele regering. Door zijn roman zo te construeren dat hij zijn klokkenluider in de roman kan opnemen, krijgt Launspach de mogelijkheid de mogelijkheid het probleem op macroniveau te bekijken, maar dat heeft tevens (m.i. althans) een nadeel tot gevolg. Door het perspectief van Julia te wisselen naar dat van Heino met Joost, blijft er teveel afstand tussen lezer en personages.

Launspach heeft natuurlijk wel begrepen dat de menselijke factor een rol moet spelen voor de identificatie van de lezer met zijn verhaal en hij verbindt het macrothema van de overstroming met het menselijke motief van de liefde in diverse opzichten. Er is natuurlijk met motief van de onvoorwaardelijke liefde van moeder en kind, waarvan zowel Julia als Regina blijk geven. In zekere zin zijn beide vrouwen ook met elkaar te vergelijken. Ze hebben beiden een kind verloren, wat misschien kan worden opgevat als een straf van God ten opzichte van hun menselijk gedrag: in de ogen van de zeer godsdienstige bevolking van Zeeland was Julia een zondig mens die er bovendien nog provocerend voor uitkwam. (Dat laatste wordt duidelijk in de scène met Kerstmis wanneer ze tegen de zin van de koster de kerk betreedt daarbij nota bene een beroep doend op de boodschap in de Bijbel.) Maar ook Regina verliest haar eerste kind als een soort straf, vindt ze zelf. Ze had de hovaardige gedachte gehad dat zij de Verlosser ter wereld had gebracht, waarna God het toch beter had gevonden haar even op haar nummer te zetten. Ze beschouwt de vondst van Ernst als de tweede geboorte van Koen en mede daarom staat ze het kind niet af aan de rechtmatige moeder . Ook al zo’n Bijbels motief, maar in zeeland lopen geen wijze Salomons rond.

Een tweede aspect van liefde is de relatie tussen man en vrouw. Ook daarvan schetst Launspach enkele voorbeelden. De vader en moeder van Julia hebben een ouderwetse man-vrouwrelatie, waarbij de vrouw wordt geacht de opvattingen van haar man te eerbiedigen. Maar dat ze ook zo ver gaat om haar dochter in navolging van haar man te negeren, moet toch eigenlijk wel bestraft worden. Ze verdwijnt dan ook in de golven haar man achterna.

Zelf denkt Julia al in 1953 heel anders over de relatie met een man. Ze wil onafhankelijk zijn. Ze wil eerst het huis op haar 18e jaar verlaten, gaat werken in het liberale hotel (ook op de heilige zondag), leest boeken met een moderne inslag en laat Diewer vrij om te gaan. Jammer genoeg slaat voor haar het noodlot toe omdat ze zo’n vruchtbare Zeeuwse akker bezit, waarbij na één keer zaaien al resultaat wordt geboekt. Het is een klap om daarna te merken dat Diewer een beetje een flapdrol is die met de noorderzon op de wilde vaart gaat, maar ook bij hem weet God of het Fatum hem te treffen. Op Rutus die nota bene haar leven redt en haar daarna op haar queeste naar haar zoontje, vergezelt, is Julia niet verliefd. Maar hij is een aantal keren haar redder en dat schept een band. De laatste keer haalt hij haar uit het ziekenhuis en leeft een jaar met haar samen: het wordt niet duidelijk of ze dat “als man en vrouw”doen. Wanneer hij zelf gaat twijfelen aan de waarheid van Julia’s verhaal is het voor beide partijen maar beter dat hij ervan door gaat. De tweede man die er stiekem van doorgaat: het is maar de vraag of de term “drijvende kracht van de liefde” op de cover geldig is. Immers uit zijn persoonlijk verleden blijkt de motivatie van Rutus eigenlijk een verborgen karakter te hebben. Hij kampt met een enorm schuldcomplex, omdat hij schuldig is aan de dood van zijn broertje en zijn vader. Zijn naam was een voorteken, want eigenlijk was deze Rutus een “Ook Gij, Brutus” een aanduiding die zijn vader uit historische overwegingen voor hem had uitgekozen. Een verrader was hij inderdaad geworden. Wat de man-vrouwliefde betreft is er dus niet een echt gelukkige liefde te bespeuren. Immers, ook Regina ondervindt niet al te veel steun van haar echtgenoot die haar na de ramp verlaat. Gelukkig vindt die nog een miljonair in een gastgezin.

Op deze manier kan de schrijver enkele belangrijke literair-historische motieven in zijn roman vervlechten en dat tilt zo’n verhaal natuurlijk meteen boven het klein huiselijke milieu uit.
• Het queestenmotief met de drie bekende kenmerken:
o begin en einde op dezelfde plaats
o avonturen op een onbekend gebied (de omzwervingen)
o de goede afloop (want Ernst blijft wel leven)
• Het oorlogsverleden
o het schuldgevoel (oorlogstrauma)
o het verraad
o de nawerking van de oorlog
• Het noodlot dat onverwacht toeslaat (de ramp)
• Het godsdienstmotief
o Het strenge Zeeland met het harde oordeel van zijn bewoners
o Regina en haar opvattingen over hovaardij

Beoordeling scholieren.com
“1953” is een dikke en lezenswaardig roman over een grote ramp. Het is een spannend verhaal dat meteen zijn licht laat schijnen over één van de belangrijkste gebeurtenissen in Nederlands geschiedenis. De lezer krijgt daarmee meteen een goed beeld over het reilen en zeilen van de overheid in die tijd. En dat ziet er niet zo rooskleurig uit. In de film die in het najaar verschijnt, zal dat ook wel de rode draad zijn die door het filmverhaal loopt. Niettemin blijf ik het jammer vinden dat Launspach gekozen heeft voor het perspectief van de alwetende verteller, waardoor er teveel aftand blijft bestaan tussen lezer en personages. Als lezer vind ik trouwens dat zijn verhaal van Rutus uit de oorlog het gedeelte is waarmee ik me het best kan identificeren.

Af en toe ligt de literaire symboliek er wel wat duidelijk op:

- vgl. het vroegtijdig breken van de vliezen bij haar bevalling met het doorbreken van de dijken
- het ontsteken van de ringvinger door de ring van Dieuwer ( mislukte relatie)
- het amputeren van de ringvinger, wat te vergelijken is met het ontbrekende kind
- het dichten van het Haringvliet als symbool voor het afsluiten van het verleden

Niettemin is het een heel lezenswaardig verhaal geworden. Al in de inleiding verwees ik naar de gelijkenis van de opzet met “Bruidsvlucht “(van Marieke van der Pol- geen familie!) Wie “1953 op zijn lijst wil zetten, moet bijna 500 bladzijden “schoolzwemmen” en dat verdient een bovengemiddelde waardering (3 punten op onze leeslijst)
Het nummer op je literatuurlijst krijgt bovendien een meerwaarde wanneer een lezer (vwo?) ook nog “ De verdronkene”van Margriet de Moor op zijn lijst zet. In die roman is immers ook de watersnoodramp van 1953 het thema en vergelijkingen tussen de beide personages zijn niet al te lastig te maken. Wie daarna mondeling tentamen over beide boeken moet doen, weet in ieder geval wat zijn docent zal vragen.

Toch heb ik nog enkele kleine foutjes in de roman kunnen ontdekken: o.a.
- Regina’s man wordt in 1952 al leraar in een brugklas ( die vorm van onderwijs werd pas in 1968 met de Mammoetwet ingevoerd)
- In de sporthal van Hellevoetsluis hangt een korfbalnet (volgens mij wordt die sport met palen en manden gespeeld en zal dus wel een basketbalnet worden bedoeld)
Ik geef toe dat het beroepsdeformatie is, maar toch….

Relevante recensies
In Trouw van zaterdag 17 januari bespreekt Jann Ruyters de relatie tussen het boek en de uit te brengen film. Hij wist ook op het succes van een rampenfilm als The Titanic. Het verhaal gaat heen en weer tussen deze roepende in de woestijn, heldin Julia, een jonge vrouw die haar baby kwijt raakt in de rampnacht, en held Rutus, een militair met oorlogstrauma die Julia bijstaat in haar zoektocht. Voor het introduceren van zijn personages neemt Launspach erg lang de tijd (meer dan 100 bladzijden): Julia’s gereformeerde achtergrond, haar dromen, haar ongehuwde zwangerschap, Rutus’ dode broer en vader. En toch blijven de dilemma’s waar ze voor staan voorspelbaar en schematisch, een beetje zoals die van ‘Kate’ en ‘Leo’ in de film ‘Titanic’: een ramp heeft nu eenmaal een verhaal nodig, maar het gaat om de ramp. En die redt, zou je kunnen zeggen, niet alleen de bekende rampenfilm, maar ook deze roman. De figuren blijven soms in barre romantische clichés steken („ze zag er kwetsbaar en teer uit in die te grote trui, dacht Rutus”) maar de watersnood blijft de verbeelding tarten. Launspach heeft zich goed gedocumenteerd en tekent het natuurgeweld, de overlevingsdrift en -strijd beeldend en meeslepend: „Die grauwwitte band aan de horizon die op hem afkwam….dat was de zee”. Je ziet de film van Sombogaart al voor je. Als dat een beetje goed gedaan wordt, steekt dat beeld straks dat van de Titanic, die zich voor de ondergang nog even rechtop heft, naar de kroon.

In
De Volkskrant van 23 januari 2009 is Edith Koenders niet zo positief. “Dan volgt een heroïsche zoektocht naar de baby met meer toevalligheden dan je kunt verdragen. Julia wordt afgeschilderd als een Zeeuwse Jeanne d’Arc, die dagenlang loopt, roeit en zwemt om terug te keren naar Schouwen dat helemaal ondergelopen is. Met in haar kielzog Rutus, die zich om onduidelijke redenen verplicht voelt haar te helpen. Een alwetende verteller zoemt nu eens in op de vastberaden jonge moeder, dan weer op de soldaat die terugdenkt aan de oorlog waarin hij zijn broertje en vader verloor. Vervolgens focust hij op ingenieur Van Ven (geïnspireerd op een klokkenluider die echt bestaan heeft) die al jaren tevergeefs de autoriteiten probeert te overtuigen van de ernst van de situatie van de dijken. Het is vooral deze afstandelijk alwetende stem, hoewel flink dramatisch aangezet, die alle emotie op afstand houdt en van de personages marionetten maakt. Launspach vergeet dat je in een roman veel meer aan de verbeelding kunt, en zelfs móet overlaten dan in een film, waardoor er in 1953 voor echte tragiek geen plek is.

In “8weekly” zegt Aafke Koole over de dikke roman op 26 maart 2009: 1953 is beeldend geschreven en heeft een tijdlang veel vaart. Launspach maakt van de watersnoodramp weer levende geschiedenis en dat is zeker een verdienste. De zoektocht naar Ernst wordt soms wel erg uitgesponnen en dan moet je als lezer wat onwaarschijnlijkheden op de koop toe nemen. Het verhaal lezen, verandert uiteindelijk in het verhaal uitlezen. Daarnaast is Launspach erg expliciet in wat hij wil beschrijven. In een mogelijk volgende roman mag best iets meer aan de verbeelding van de lezer worden overgelaten.

Over de schrijver
Bron: Wikepedia
Johannes (Rik) Launspach (Arnhem, 19 juli 1958) is een Nederlands acteur en schrijver. In 1985 studeerde hij af aan de Toneelschool Amsterdam.Hij maakte zijn debuut bij Toneelgroep Centrum in de voorstelling Mata Hari van Ton Vorstenbosch. Op televisie was hij regelmatig te zien op Schooltelevisie. In 1993 won hij een Gouden Kalf voor beste acteur in de film Oeroeg. Met zijn echtgenote Marjolein Beumer schrijft hij scenario's, zoals in 2004 voor de film Bezet. In 2005 was hij te zien in de film Manderlay waarin hij speelde met acteurs als Danny Glover, Willem Dafoe en Lauren Bacall.
In 2009 verscheen bij De BezigeBij zijn debuutroman 1953, een verhaal dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de watersnood van 1953.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "1953 door Rik Launspach"

Ook geschreven door Cees