Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Via Cappello 23 door Christiaan Weijts

Beoordeling 8.2
Foto van Cees
Boekcover Via Cappello 23
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 7920 woorden
  • 1 november 2008
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
42 keer beoordeeld

Boekcover Via Cappello 23
Shadow
Via Cappello 23 door Christiaan Weijts
Shadow

Gebruikte editie voor het boekverslag
Gebruikte druk: 1e
Verschijningsdatum eerste druk: 16 oktober 2008
Aantal bladzijden: 326 blz.
Uitgegeven bij: Arbeiderspers te Amsterdam

Beschrijving voorkant
Op de cover staat een afbeelding uit Venetië. Via een doorkijkje krijg je zicht op het water van de kanalen en een hoge kerktoren.

Genre van het boek
Via Cappello 23 is een psychologische roman. Het is de tweede roman van Weijts die met Art. 385b debuteerde. Hij schrijft een vlotte en goed leesbare roman over kunst, de macht media, schilderkunst en erotiek.

De aangeleverde flaptekst
Venetië aan het begin van het derde millennium. Acqua alta, de vloedgolven die de kades steeds vaker blank leggen, is niet de enige bedreiging die de lagunestad treft. Toerisme verandert het voormalige centrum van de Europese kunst in een pretpark, de oorspronkelijke bewoners trekken er uit weg, en de gondeliers gaan geregeld in staking.

Journalist Daniël Schaaf komt verslag doen van zo’n gondelierstaking, en raakt in contact met een reisleidster. Als de blokkade van het Canal Grande uitloopt op een drama, krijgt hij een nieuwe rol toebedeeld.

Een heel andere band met Venetië heeft kunsthistoricus Arthur Citroen, die onderzoek doet naar schildersmodellen in de Renaissance. Hij raakt in de problemen als filmpjes die hij van een van zijn studentes maakt op internet opduiken. Citroen dreigt slachtoffer te worden van een trial by media, waar Schaaf hem uit denkt te kunnen redden.

Wat al deze personages bindt, is dat ze, zoals duizenden toeristen, hun namen schreven onder het balkon van Romeo en Julia in Verona, aan de Via Cappello 23, het adres waar de fictie vaste voet in de werkelijkheid heeft gekregen.

Via Cappello 23 is een veelstemmige, carnavaleske verkenning van onze tijd, een modern drama over toerisme, theater, media, privacy, schilderkunst, wetenschap en erotiek, tegen de achtergrond van een steeds sneller veranderende wereld en een stijgende zeespiegel

Over het schrijven van zijn tweede roman
Op 16 -10- 2008 oktober verscheen de tweede roman van Christiaan Weijts. In het NRC van 15 oktober 2008 laat hij zich over het boek interviewen door één van de personages in het verhaal, de journalist Daniël Schaaf

Zo, daar is hij dan, je tweede roman. Opgelucht? Of begint de spanning nu pas?
„Het inleveren van een manuscript bij een uitgever heeft veel weg van het dichttrekken van de voordeur als je op vakantie gaat. De aanvankelijke euforie ‘daar gáán we dan!’ slaat al na enkele stappen voorbij je eigen straat in twijfel om: ben ik echt niets vergeten? Het is bekend uit de psychologie: hoe meer je erover nadenkt of je het gas wel uitdraaide, hoe minder zeker je er van wordt. Angstvisioenen van een afbrandend huis flitsen je in het vliegtuig voor ogen.
„Zoiets overkwam mij afgelopen zomer, en ik herkende het van dertig maanden eerder, toen ik mijn debuut Art. 285b met één muisklik naar de uitgeverij teleporteerde. Niets aan de hand dus, zou je zeggen. Ook toen brandde het huis niet af. Sterker nog: het vulde zich met bloemen en prijzenbokalen. Maar ook in de literatuur gelden die kleine fluisterlettertjes die ongetwijfeld levensbreed gelden: behaalde resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.”
Drukte het succes van je eerste boek niet op dit tweede?
„Het eerste boek kwam ook niet zonder geploeter tot stand, vergis je niet. Tijdens het beklimmen van de berg genaamd Altijd Moeilijke Tweede had ik helemaal geen energie om achterom te kijken naar de Eerste. Jij en Arthur Citroen slokten al mijn aandacht op. Je wilt niet weten wat een moeite het me gekost heeft om jullie bijvoorbeeld met elkaar in contact te laten komen.”
Geef toe: de lat ligt nu wel hoger.
„Schrijven is iets wezenlijk anders dan hoogspringen. Want hoe dacht je die kwaliteit te gaan meten? Probeer jij maar eens een wiskundige formule te vinden waarin het aantal gewonnen prijzen, het gemiddeld recensentenoordeel, de verkoopcijfers en de lezerswaardering samen één cijfer vormen. Het slechte nieuws voor alfa’s zoals jij die afgunstig koekeloeren naar de grafieken en tabellen van hun bètabroertjes, is dat zo’n formule niet bestaat. De literatuur is geen exacte wetenschap. En ook geen competitie trouwens.
„Maar je zult vast gelijk hebben. De recensenten zullen strenger zijn dan ze voor mij als nieuwkomer waren. Dat zij zo. Het lijkt me geen reden om bij elk nieuw boek een nieuw pseudoniem te nemen.”
En de remmende werking van de roem? De literaire avondjes, de groupies, de meisjes die je op straat staande houden voor handtekeningen, de karrenvrachten aan royalty’s? Die houden je toch enorm van je werk?
„Ach, dat valt best mee.” (Glimlacht betekenisvol) „Ik heb gemiddeld één optreden per maand gehad, ben na het debuteren braaf gaan samenwonen, met één vriendin, en wie rijk wil worden, moet niet gaan schrijven. Ik heb voldoende verdiend om aan te schaffen wat ik het meest begeerde: tijd om te schrijven. Voorheen kon ik alleen schrijven in gestolen uurtjes naast een negen-tot-vijfbaan. Nu is het schrijven zelf mijn baan geworden. Me dunkt dat dat de kwaliteit van het geschrevene ten goede is gekomen.”

Bij Art. 285b had je nog de mazzel dat er een strafzaak tegen je liep. Nu moest je ineens alles verzinnen.
„Die stalkersroman is ook grotendeels uit m’n duim gezogen. Bovendien weet jij helemaal niet wat er voor Via Cappello 23 allemaal uit mijn eigen leven is geput. Misschien juist wel méér. Ik sluit niet uit dat jij naar mijn evenbeeld bent geschapen.”
Ik gelóóf je gewoon niet, Christiaan. Ergens moet je het spook van de Altijd Moeilijke Tweede zijn tegengekomen.
„Als het al gebeurde, dan was het ná het schrijven, in het stadium van de drukproeven, in mijn vak het equivalent van een echo. In die fase laat ineens de buitenliteraire wereld zijn gezicht weer zien, hoor ik ver weg het slijpen van recensentenmessen, en krijg ik allerlei interviewers zoals jij over de vloer.”
En dan begint het te knagen.
„Dan begrijp ik dat de buitenwereld er anders tegenaan kijkt dan ik zelf. Kijk, vóór ik debuteerde, schreef ik al duizenden pagina’s: journalistiek, columns, gestrande manuscripten... Dat zijn mijn vlieguren. Al die tijd was ik niet gericht op ‘een boek’ (zoals de buitenwereld over beginnende schrijvers altijd verwachtingsvol dan wel minzaampjes beweert: ‘hij is aan een boek bezig’) maar op een oeuvre. De afgelopen jaren was ik dan ook niet bezig aan ‘mijn tweede boek’ (pas vanaf boek drie heeft de buitenwacht het over ‘de nieuwe [auteursnaam invullen]’). Ik bouwde verder aan mijn oeuvre. Dat is de beste remedie, zowel tegen het debutanten- als het tweede-boek-syndroom.
„Als er in de kunsten al zoiets als een lat is, dan is het alleen de kunstenaar zelf die dat ding voelt drukken en slaan, en dat houdt niet op na het eerste, het tweede boek of het vijftiende boek, nee, dat is de rottige sater die je dwingt alsmaar verder te gaan, nooit tevreden te zijn….”
(Zucht diep, steekt een sigaret op en kijkt op zijn horloge.) „Denk je niet dat je het nu wel zo’n beetje hebt? Ik moet weer aan de slag.”

Titelverklaring
Via Capello 23 verwijst naar het adres in Verona, waar de virtuele Romeo en Julia (Shakespeare) hun virtuele balkonscène hebben gedaan. Zowel de hoofdfiguur uit het eerste hoofdstuk Gondeliersdood (Daniël Schaaf) als de verteller van de andere delen Arthur Citroen bezoekt de straat met het beroemde balkon met zijn geliefde. Het balkon van het verhaal heeft nooit echt bestaan: het is er later voor het toerisme bijgemaakt. Concessies doen aan het toerisme is trouwens wel één van de motieven van de roman.

Structuur en/of verhaalopbouw en gebruikt perspectief
De roman heeft een complexe structuur. Hij wordt onverdeeld in een aantal delen:


Deel 1: Gonderliersdood; de verteller is de ikfiguur Daniël Schaaf , een journalist die de gondelierstaking moet verslaan. Door een toeval ontmoet hij Fleur Reedijk. Dit deel wordt in zeven hoofdstukken aan de lezer verteld.
Deel 2: “Het temmen van de Fee”. Dit hoofdstuk heeft een tweetal vertellers. Er is een personale verteller, de kunsthistoricus Arthur Citroen die een relatie krijgt met één van zijn studentes. In dit deel worden elf hoofdstukken aangegeven. Delen van die hoofdstukken zijn dagboekfragmenten (genoteerd met datum en al) waarin Daniël Schaaf vertelt over zijn nieuwe carrière bij de radio.
Deel 3: “Opspraak” . In vier korte hoofdstukken personaal verteld deel met twee vertellers Daniël en Arthur.
Deel 4 : “Nachtinterview”. Verslag van het interview voor de radio dat Daniël afneemt bij Arthur. Het is in de vorm van een toneeltekst/dialoog weergegeven. De sprekers worden aangegeven met DS en AC:
Daarna is er nog een korte toevoeging ( een kort hoofdstuk) van Daniël Schaaf in de ikvorm.
Deel 5 : “Voetnoot…” een verslag in dagboekvorm (ik-verteller = Arthur Citroen) over zijn verblijf in Frankrijk. De aanduidingen van de data zijn op zich heel vreemd: 13vi04. (?)

De plaats van handeling
Deel 1 speelt zich geheel af in Venetië en Verona, waar Daniël en Fleur elkaar ontmoeten.
Deel II speelt zich voornamelijk af in Leiden, maar Arthur en zijn Felicia gaan eveneens vijf dagen naar Venetië en komen ook in Verona. Wat dat betreft lopen die verhaaldraden parallel.
In deel 3 en 4 zijn we weer in Nederland in Leiden, maar in deel 5 is Arthur uitgeweken naar Frankrijk waar hij een boerderijtje van zijn universiteitsvriend bewoont. Dara eindigt de roman.

Samenvatting van de inhoud
Deel I ; Gondeliersdood

Het is zondag 8 mei 2003. Venetië. Daniël Schaaf is journalist: hij moet verslag doen van een gondelierstaking die in Venetië op handen is. De gondeliers komen in opstand tegen de vaporettos, de snel varende bootjes in de kanalen van de stad die ter wille van het toerisme de gondeliers in problemen brengen.. Wanneer Schaaf in zijn hotelkamer komt, merkt hij dat hij de verkeerde koffer van de band heeft geplukt. Hij maakt de koffer natuurlijk open en merkt later via Transavia dat hij toebehoort aan een vlotte reisleidster Fleur Reedijk. Ze stellen voor elkaar te ontmoeten en de koffers te ruilen. Daniël heeft al gezien dat er een vibrator in de koffer ligt en via een sms-je op haar telefoon heeft hij gezien dat ze min of meer in onmin leeft met een vriendje. Hij ziet wel wat in een kortstondige affaire. Ze ontmoeten elkaar inderdaad en Fleur moet een gezelschap naar een opera in Verona begeleiden. Hij mag met haar mee. Natuurlijk gaan ze in Verona naar de Via Cappello 23, waar het huis van Romeo en Juliet zou hebben gestaan. Het is natuurlijk allemaal fake, de hele toeristische situatie erom heen, want Romeo en Juliet zijn literaire figuren.. Wanneer hij in Verona naar de opera geweest is, zou hij terug moeten naar Venetië, maar hij mist nogal klungelig de laatste trein. Hij keert terug naar Fleur en mag op haar kamer slapen, maar ze hebben geen seks, dat moet hij haar beloven. Ze spreken af elkaar die week nog een keer te ontmoeten. Dan keert Daniël terug naar Venetië om zijn rapportage te maken. Hij heeft een interview met een oude gondelier. Het is echter het laatste interview dat de oude peddelaar geeft, want bij onlusten later die week komt hij ongelukkigerwijs om het leven. Maar Schaaf is wel wat te weten gekomen. Zo zou de dochter van de stakingsleider om het leven zijn gekomen door zelfmoord, omdat ze een kind verwachtte van een tegenstander van haar vader.
Dat zijn dus twee primeurs voor Daniël: hij heeft het laatste interview en hij rakelt de zelfmoord van het meisje op. Daarmee haalt hij de wereldpers want die primeurs gaan hem boven de ontmoeting met Fleur.. De batterij van zijn mobiel is namelijk leeg en hij heeft geen oplader bij zich. Dat is natuurlijk dom, naar hij mist daardoor de afspraak met Fleur. Deze wilde wel met hem afspreken ondanks haar vriendje Dennis dat in Nederland zat. Daarom gaat hij alleen naar huis. Zijn werk (het mediagebeuren) heeft hij boven een mogelijke liefde gesteld.

Deel 2: Het temmen van de Fee
Er zijn twee verhaallijnen in dit tweede deel.
De hoofdfiguur van de eerste verhaallijn van dit deel is Arthur Citroen: hij is docent kunstgeschiedenis aan de universiteit in Leiden aan o.a. eerstejaars studenten. Zo komt hij in aan aanraking met de jonge Felicia/ Fay . Arthur is een dertiger en Fay is ongeveer 18 jaar. Ze valt op door haar scherpe, seksueel getinte opmerkingen. Ze moet hem via de mail wat huiswerk toesturen en omdat hij haar wachtwoord te weten is gekomen, kan hij ook in haar mailbox lezen. Ook zij heeft een vriendje (Guido) maar ze schroomt niet om hem te prikkelen.
Hij krijgt een relatie met haar en die is ook flink seksueel getint. De ex-vriendin van Arthur is Fleur Reedijk en via die connectie is zij bereid om met haar reisagentschap een deel van de reis naar Venetië te sponsoren voor de docenten van de universiteit. Het is een kunstreis waarvoor de universiteit geen geld over heeft.
Maar Arthur gaat hier in de fout: hij waagt het om Fay mee te nemen en ze hebben natuurlijk een heel leuke tijd samen. Fay is een meesteres in orale seks en Arthur kan zijn seksuele lusten botvieren. Ze heeft minder belangstelling voor de klassieke kunst waarvoor Arthur natuurlijk wel interesse toont: hij is namelijk aan het promoveren op de relatie tussen de schilders en zijn modellen. Hij is erg geïnteresseerd in de relatie tussen modellen en hun schilder en wil op die relatie afstuderen. Hij ziet wel overeenkomsten met de huidige technieken van amateurporno-video. Bij professionele pornofilms wordt er veel gefaket, naar bij amateur-porno lijkt het erop alsof de beelden veel meer de werkelijkheid benaderen.
Fay steelt tijdens het bezoek een werkje uit het museum waar restaurateurs bezig zijn. Tegen haar had Arthur zich laten ontvallen dat hij erg gecharmeerd was van de tekening van
Tintoretto. Hij schrikt zich lam maar het kwaad is al geschied en hij neemt het kunstwerk later toch mee naar Nederland. Tijdens het bezoek aan Venetië is er sprake van een overstroming (het Acqua alta, de vloedgolven die de kades steeds vaker blank leggen) en Felicia laat daar al als een vooruitwijzing naar het einde aan de oplettende lezer weten dat ze zomaar het water in zou lopen als ze het niet meer zag zitten in het leven. (blz. 159) Het schijnt anders wel een mooie dood te zijn, zegt Fay, “verdrinken. Als ik het nou echt niet meer zie zitten, is dat nog de beste oplossing: gewoon de zee in lopen. “
Ze hebben een leuke tijd in de dogestad. Op de muur bij het balkon van Romeo en Juliet waar zij natuurlijk ook naartoe gaan, plakt Arthur een memoblaadje met de tekst “Arthur loves Fay.”


Fay gaat wat eerder naar huis terug en Arthur voegt zich bij het reisgezelschap. Eenmaal thuis begint hij te praten over een video-opname van Fay waarin hij haar allerlei dingen kan laten vertellen. Hij wordt er zeer geil van, want Fay kan meesterlijk acteren in deze video-opname. Amateurvideo’s benaderen veel meer de realiteit dan fabriekspornografie. Voor zijn promotieopdracht ziet hij een relatie waarom schilders als Titiaan en Tintoretto zich aangetrokken voelen tot het schilderen van hoeren. Ook in een volgende amateuropname vertelt ze hem hoe ze een keer zeer geil geworden is van een taxichauffeur die haar tijdens een nachtritje ook letterlijk bereden had.
Hoe verder hij echter gaat, hoe meer afstand er na een tijdje ook komt bij Fay. Hij merkt na een tijdje op dat ze er een andere relatie op na houdt. Op een feestje hoort hij dat ze vreemd gaat en dat d’r “vriend”niets merkt. Ook wil ze ineens een triootje met een vriendin van haar Margot met hem. Het is voor hem niet onplezierig, maar de gevolgen wel. Want ineens circuleren er videofilms van Fay op het internet en ze wordt “the talk of the town.’ De filmpjes verschijnen op de website van Steengeil.nl . Dat is natuurlijk een simpele woordspeling op Geenstijl.nl.. Intussen zitten we aan het begin van het jaar 2004. Hij raakt in opspraak.

De tweede verhaallijn in dit tweede deel ligt in handen van Daniël Schaaf. De rapportage uit Venetië (deel 1) heeft hem beroemd gemaakt. Daniël moet toch meer het type voorstellen van de nieuwe journalist/mediaman die weinig scrupules kent: vgl. de dood van de gondelier, de zelfmoord van het meisje van de stakingsleider, de rol van Fleur in Venetië.
Samen met een Vlaamse fotograaf heeft hij namelijk een boek over de gondelierstaking gemaakt dat hij “Gondeliersdood”heeft genoemd. Hij schrijft daarin openhartig over zijn ontmoeting met Fleur die hem daar later woedend over opbelt, maar hij bekt haar af..Hij is een radioprogramma begonnen met een medepresentator begonnen en daarin wordt hij steeds grover tegen mensen die in zijn uitzending opbellen. Om nog meer luistercijfers te trekken wordt er het idee geopperd om mensen live in de uitzending te vragen. Dat gaat gebeuren in het programma “Nachtradio.’ Ook in dat programma is Daniël weinig elegant tegenover zijn gasten. Zijn medepresentator weet van het nieuws over Arthur Citroen en Daniël probeert hem in de uitzending te krijgen.

Deel 3: Opspraak
Daniël Schaaf wil Arthur Citroen wel helpen door hem in de uitzending te halen. Hij vindt dat Citroen onschuldig is. Arthur wil aanvankelijk niet geïnterviewd worden, maar later geeft hij toch toe. Het universiteitsbestuur wil van Citroen af, maar durft de ware reden niet rechtstreeks aan hem te vertellen. Ze verzinnen allerlei smoesjes om hem buiten spel te zetten. Wanneer hij terugkeert , heeft hij contact met zijn ex-vriendin Fleur die hem ook al de mantel uitveegt dat hij seksfilms op het internet heeft gezet. Ze is ook woedend op hem omdat hij contact heeft met Schaaf, die haar zo schandelijk in het boekje heeft neergezet.. Dan wordt Daniël gebeld door Citroen die wel met het interview op de radio akkoord gaat.

Deel 4: “Nachtradio.”
Dit deel is een letterlijke weergave van het interview op de radio dat Daniël met Arthur heeft
De tekst wordt weergegeven als een dialoog van een toneelstuk. Via de kunst en het promotieonderzoek van Citroen komt Schaaf natuurlijk op de pornofilms over Fay terecht. Het gaat hem immers puur om de luisterdichtheid. Tijdens de uitzending maakt hij duidelijk dat in ieder geval Citroen de filmpjes niet op het internet heeft geplaatst, maar dan denkt Arthur dat Schaaf het zelf heeft gedaan. Hij wordt woest en verlaat boos de studio. Het is zaterdag 17 januari 2004. In een laatste hoofdstukje geeft Schaaf verantwoording van het idee over de uitzending.

Deel 5 Voetnoot
Dit deel speelt zich af in La. F. (datum 13.vi.04) Arthur is in een klein dorpje in Frankrijk neergestreken. Het is een huisje van een collega van de universiteit. Elke dag komt een Frans meisje van ongeveer 20 jaar hem brood brengen (Julie) Hij vertelt haar dat hij de hele zomer zal blijven. Hij wil de voetnoot van zijn leven schrijven.


Drie dagen na de uitzending was er een jongen bij hem langs gekomen. Guido, de ex-vriend van Fay. Hij hoort van hem het nieuws over Fay. Ze is bij Scheveningen/ Kijkduin de zee ingelopen (de vooruitwijzing van blz. 159 komt dus uit) en ze heeft zo zelfmoord gepleegd. De tekening van Tintoretto was in haar zak aangetroffen.
Dan vertelt hij dat hij de schuldige is aan het plaatsen van de filmpje sop het internet. Hij studeerde IT aan de universiteit van Eindhoven en wilde wraak nemen.

In de allerlaatste bladzijde komt Julie afrekenen: het is de laatste vrijdag van de maand. Arthur is bezig met een touw aan de dakbalk. (Gaat hij zelfmoord plegen?) het meisje zegt dat het morgen zal regenen over de heuvels.

Thema, motieven en interpretatie
In een interview (op de site van www.derecensent.nl) dat hieronder nog integraal wordt weergegeven, zegt Weijts na een vraag van de interviewer over zijn roman:

In je eerste boek speelt muziek een grote rol, hier komt de beeldende kunst (van schilderij tot videoporno) aan bod, what’s next? Het schrijven zelf?
“Ik was niet van plan het rijtje van de kunsten eens één voor één na te lopen. Het idee is meer om de hoge en de lage kunst met elkaar in verband te brengen. Wat je nu ziet in de videoporno, met z’n verschillende camerastandpunten, voyeurisme en houdingen van de modellen zat ook al in de Renaissanceschilderkunst en in het dragen van maskers in de Romantiek. In het oude Venetië verstopten mensen zich in kasten om door sleutelgaten te kijken, als je de memoires van Casanova mag geloven. Venetië was daardoor ook een mooie plaats om in mijn boek te gebruiken. Maar wel in een moderne context geplaatst. Dus met de huidige middelen, zoals internet en moderne media. Zo is het bijvoorbeeld interessant om een site als Geen Stijl te volgen. Niet alleen wat zo’n site zelf brengt, maar ook wat het effect van hun berichten is.
Toen ik aan het puzzelen was over hoe de homevideo’s van kunsthistoricus Arthur Citroen en zijn studente Fay online moesten komen, ontstond net die rel rondom tv-presentatrice Manon Thomas en haar naaktfoto’s. Zo krijg je de ideeën en oplossingen voor je roman op een presenteerblaadje aangereikt.”


Behalve de relatie tussen kunst en erotiek als thema voor deze roman (Citroen besteedt aandacht in zijn promotieopdracht aan de relatie tussen de klassieke schilders en de modellen) is er aandacht voor de positie van de media in onze samenleving.

Op twee manieren komt dat tot uiting in deze roman. Citroen maakt amateurporno-opnamen en in mijn ogen sublimeert hij zijn seksuele aandacht voor Fay op deze wijze door er een wetenschappelijk sausje over te gieten. Maar hij wordt behoorlijk geil van de opnamen. Hij is ook gewoon een minnaar van Fay die jaloers is op haar vorige vriendje en die jaloers is op de andere seksuele relatie die ze wellicht tijdens zijn verhouding met hem onderhoudt. Hij breekt in op haar mailbox en is daarmee te vergelijken met Schaaf die de sms-jes van Fler leest..
Hij wordt geil van haar verhalen die hij dan opneemt en voor zichzelf afdraait. De filmpjes worden op internet gezet (later blijkt het een wraakoefening van een ex-vriendje van Fay) en dat is toch wel een verwijzing naar het mediagebruik van bijv. de site van www.Geenstijl.nl waarop veel van dit soort filmpjes voor de hele wereld te zien zijn. Toch een zekere vorm van menselijk modern exhibitionisme.

Ook de houding van Daniël Schaaf heeft te maken met dit thema. Hij blijkt al weinig fatsoensnormen te hebben: hij kijkt in de koffer van Fleur en hij bekijkt haar sms-jes. Daarnaast is hij de journalist die tuk is op de primeur en hij toont weinig scrupules in zijn verslaggeving. Hij brengt de dood van de oude gondelier als wereldnieuws (heeft een scoop) verdient geld aan het geheime bericht over de zelfmoord van het Italiaanse meisje, grijpt de kans aan om zijn avontuur met Fleur Reedijk onbeschaamd in een boek te publiceren, bekt haar grof af als ze hem verantwoording vraagt. Net zo grof is hij met zijn luisteraars in het nachtelijk radioprogramma en hij zet ook Arthur Citroen te kakken tijdens de uitzending waarin hij nieuws heeft. Daniël Schaaf zet alles opzij om veel aandacht te krijgen.

Andere motieven zijn nog:
- de kritiek van de schrijver op het fenomeen toerisme in Venetië: de vaporetto’s contra de gondels
- de kritiek op het niveau van het universitair onderwijs in Leiden
- de waarschuwing voor de komende milieurampen: het hoge water in Venetië veroorzaakt door het stijgen van de zeespiegel
- de onzorgvuldigheid waarmee mensen met elkaar omgaan : vooral Daniël met Fleur

Kanttekening :
Opmerkelijk is trouwens de fout die Schaaf maakt op blz. 69. Het is 13 mei 2003 en hij zegt dat het die dag vijf jaar geleden is dat de vuurwerkramp in Enschede speelde. Is het een fout van Weijts of laat hij Schaaf daadwerkelijk slordig zijn in zijn gegevens? Want de vuurwerkramp in Enschede was toch echt op zaterdag 13 mei 2000. En dan bij nadere bestudering blijkt dat Weijts met de data veel meer fouten heeft gemaakt.

Het verhaal begint namelijk in mei 2003, wanneer Daniël Schaaf naar Venetië trekt om de staking van de gondeliers te beschrijven. Hij blijft een korte periode van bijna een week in de Italiaanse stad.

In deel 2 staan we aan het begin van het studiejaar (september) 2003. Arthur Citroen heeft een verhouding met Felicia/Fay. Hij gaat met haar in november 2003 naar Venetië.
Dit deel loopt tot eind december 2004-begin 2004, wanneer Citroen door het universiteitsbestuur wordt ontslagen. In deel V is er sprake van een zomerperiode in 2004.

Maar zondag 8 mei 2003 bestaat niet.(in dat jaar is het zondag 11 mei 2003)
Maar even slordig en gemakkelijk controleerbaar zijn de data: zaterdag 21 november 2004 (onjuist) en vrijdag 28 november 2004 (juist) [ blz. 209 en 235] Nota bene precies een week na elkaar.
De laatste datumaanduiding in deel 4: zondag 18 januari 2004 klopt wel.
Ik vind het vreemd: zeker voor een personage dat journalist is en dus betrouwbaar op weergave van de feiten moet zijn. Of het is opzet van Weijts om Schaaf onbetrouwbaar en onzorgvuldig te laten zijn of de schrijver is zelf slordig geweest en de redacteur is er niet in geslaagd deze fouten te corrigeren.

Waardering scholieren.com
Evenals in zijn eerste roman Artikel 285b beschrijft Weijts de relatie tussen kunst en erotiek. In zijn debuut gaat het over een pianist met het meisje dat hem later beschuldigt van stalking, in de tweede roman beschrijft hij de relatie tussen een kunsthistoricus en het sexy meisje Felicia, dat hij door middel van een video-opname probeert te temmen. Het wordt zijn ondergang in de wereld om hem heen die bang is voor opspraak (het universiteitsbestuur)of geil is op media-aandacht (journalist/radiopresentator Daniël Schaaf)
De structuur van zijn roman is ingewikkeld: sommige recensenten verwijzen zelfs al naar Mulisch, wat een groot compliment voor een beginnend schrijver is. In zijn vijf hoofdstukken (klassiek motief vgl. het klassieke drama in vijf bedrijven) presenteert de schrijver steeds een ander prozagenre, wat op zich ook al bijzonder is: dagboek, gesprek, roman, voetnoten,

Soms zijn de verwijzingen naar de kunsthistorische ontwikkeling misschien voor al te jonge lezers iets te saai, maar aan de andere kant wordt er ook wel meer dat oppervlakkige kennis in het verhaal gestopt. Dat maakt dat het lezen van Weijts rijker dan bij menig leeftijds -en lotgenoot. Hij blijft ook zeer toegankelijk in zijn taalgebruik en weet ondanks zijn uitweidingen toch een spannend verhaal in zijn roman te krijgen, waar ook een meer dan gemiddeld lezer het spel met de vooruitwijzingen en terugverwijzingen goed kan spelen. Weijts is een verrijking voor de Nederlandse literatuur. Hopelijk blijft hij met mondjesmaat produceren en wordt hij niet direct door hijgerige uitgevers uitgemolken. Wel zal hij in zijn derde roman voor een andere thematiek moeten kiezen, want strikt genomen zitten er best veel overeenkomsten tussen zijn debuut en zijn tweede roman.

Oordeel en leesadvies:
De amusementswaarde voor een geschoolde lezer kan wel oplopen naar 8. Maar het boek is voor ongeoefende lezers te lastig en die kunnen het beter mijden wanneer ze voor hun lijst moeten lezen.
De literaire puntenwaardering voor onze literatuurlijst is 3 punten. Het loont de moeite het boek op je lijst te zetten. Voor een vwo-leerling zeker een waardig nummer.

Belangrijke recensies
“Mulischiaanse roman (…) Flitsende analyse van onze tijd (…) trekt alle registers van eigentijds taalgebruik open (…) maar even virtuoos doorsnijdt hij dit proza met elegante en erudiete kunsthistorische vertogen. (…) Een ingenieus geconstrueerd schouwspel dat zich op vele podia in Italië en Nederland afspeelt en mogelijk ook nog een Leidse sleutelroman bevat.” – aldus Elsbeth Etty in NRC Handelsblad (17.10.08)

Op de site van www.recensieweb.nl schrijft Karlijn de Winter op 17 oktober 2008 : Net als Art 285b. is ook Via Cappello 23 heel vernuftig geconstrueerd. De hoofdthema’s, waarvan oorspronkelijkheid één van de belangrijkste lijkt, duiken in steeds verschillende, concrete gedaantes op en beklijven op die manier sterk. Wat Daniël en Arthur meemaken komt ook nooit onbenullig of toevallig over, maar lijkt telkens iets fundamenteels te zeggen over de verhoudingen van mensen tot elkaar en tot de wereld om hen heen.
Wel is het teleurstellend dat Weijts in zijn tweede roman soms terugvalt op bekende stokpaardjes. Iets onbenulligs als de benaming van de seksbeluste studente Felicia / Fay, die per direct Victoria / Vicky in herinnering roept, werkt algauw storend. En het blijft ook niet onopgemerkt dat het studentenleven, seks, internetporno en de stad Leiden zaken zijn waar de auteur niet over uitgesproken raakt. Aan de andere kant geeft de hoge cultuur, die ook in deze roman weer volop aanwezig is – nu niet in de vorm van essayistische passages over Scarlatti en Liszt, maar over de geschiedenis van de schilderkunst en de rol van het model daarin – de roman wel extra diepgang. Gelukkig bevat Via Cappello 23 eveneens voldoende nieuwe elementen – journalistiek, toerisme, milieuproblemen – om dit tweede boek de nodige frisheid te verlenen.
Met gebruik van die bekende én verrassende elementen zet Weijts zijn schets van onze westerse cultuur voort. Hij analyseert en observeert in een bijpassende stijl die wat sec en intellectueel klinkt, maar de lezer wel scherp en aandachtig houdt. En dat is hem geraden ook, want Via Cappello 23 nodigt ons uit voor een kritische reflectie op de hedendaagse maatschappij van een reikwijdte die je zelden tegenkomt.

Op 18 oktober schrijft Rob Schouten in
Trouw over de tweede roman van Weijts het volgende : In zijn tweede roman ’Via Cappello 23’ schrijft Weijts over een soortgelijk geval. Ditmaal is het een jonge kunsthistoricus die zich erotisch vertilt aan een van zijn studentes, weer zo’n modern meisje voor wie seks allang niet meer iets van hoofsheid maar eerder een banaal handelsartikel vertegenwoordigt. […]
Met dit soort kunsttheorieën is Weijts beter op dreef dan in de weergave van het vulgaire register, bijvoorbeeld in de provocerende en debunking nachtradioprogramma’s van Citroens mannelijke tegenspeler, de journalist Daniël Schaaf die in een soort nevenplot de neergang van de moderne media moet belichamen. Wat dat betreft toont Weijts zich onbedoeld net als zijn hoofdpersoon een intellectuele Feingeist die zich slechts met enige moeite op het gladde ijs van de hedendaagse wancultuur staande houdt. Overigens heeft hij voor het verleidelijke meisje Fee ditmaal een ietwat diepere en onvermoede kant in petto dan voor haar collega Victoria uit ’Art285b’. Nadat er seksfilmpjes van haar en Citroen op internet zijn verschenen, pleegt het meisje zelfmoord.
En zo is de uitkomst van deze roman per saldo dezelfde als die van zijn debuut: intellectueel cultuurminnaar blijft onthand achter met de brokstukken van zijn erotische obsessies.
Ik vind het in zekere zin jammer dat Weijts zich zo dicht houdt bij het in zijn debuut reeds behandelde onderwerp, tot in de titel (met nummer) en de stijl (net als in ’Art 285b’ deels als een dagboek) aan toe. Ik was wel benieuwd geweest naar een roman van zijn hand die iets heel anders te bieden had. Nu gaat de lezer nummer twee onverbiddelijk vergelijken met nummer één en proeft dat de nieuwigheid, het bijzondere van Weijts’ stijl en obsessies, er een beetje af is. Het is vrees ik het lot van het tweede boek na een daverend debuut. Als hij met ’Via Cappello 23’ gedebuteerd was, had niemand iets te klagen gehad.

In Humo van 25 oktober 2008 verschijnt een eigentijdse recensie: Weijts' stijl blijft akelig eigentijds: pijpen is gewoon pijpen, geil is gewoon geil. En de vagina van een lekker snolletje, dat is natuurlijk een mooiemeisjeskut. Maar dit is veel meer dan makkelijke afrukliteratuur voor stomende pubers: er gloort eruditie door het boek, Modigliani, Picasso, de ouwe Shakespeare, en brutaal legt hij de Hogere Verzuchting naast de Basale Drift te slapen. Zo ontpopt Weijts zich opnieuw als de meedogenloze chroniqueur van een tijd, zijn tijd. Zijn personages zijn kleuters in het postmoderne inferno: gevangen tussen muren van lillend vlees, spartelend tussen het valse genot van krampachtig consumeren en de ongewisse zoektocht naar het sublieme. Vooral Citroen vertolkt de schizofrenie van woelige tijden: als hij zijn pik leegmaakt, moet het kunst zijn. 'Je bent een romanticus,' zegt Schaaf hem. En je ziet die Citroen voor je, het verknipte mannetje dat geilogend het internet afspeurt en ondertussen manisch blijft doorlullen over Venussen en Maria's Magdalena, en je beseft: damn right, hij ís een romanticus.

In HP/De Tijd van 24 oktober 2008 schrijft Max Pam een lovende maar ook kritische recensie: Gezegd moet worden dat Weijts het journalistieke milieu van Schaaf en het academische milieu op een grappige, welhaast satirische wijze beschrijft. De journalistiek wordt beoefend met de beruchte mengeling van vakmanschap, cynisme en populisme, terwijl de Leidse academie voornamelijk wordt bevolkt door kleine geesten, die met hun wezenloze probleempjes plegen weg te vluchten in een eeuwig vergaderen. Wetenschap en journalistiek, twee werelden waarin de geest geacht wordt te waaien, vormen in de roman van Weijts een universum van benepenheid.
Helaas blijft Via Capello 23 hier en daar steken in karikaturale lolligheid, vooral wanneer het pad van Daniël Schaaf en Arthur Citroen elkaar eindelijk kruisen. Inmiddels heeft de lezer al lang begrepen dat het met Citroen en zijn goddelijk pijpende studente Fay niet goed kan aflopen. Citroen gaat al een stap te ver door Fay mee te nemen op een cultureel tripje in Venetië, waar zij tot zijn ontzetting een kunstwerk uit een museum ontvreemdt. Terugbrengen doet Citroen het miniatuurtje niet, want daarvoor is hij al te afhankelijk van Fay’s aanwezigheid geworden. Het triootje dat hij onderneemt met Fay en met een van haar vriendinnen draagt natuurlijk ook niet bij aan een stabiele verhouding. [……]
Het chaotische slot is niet het beste gedeelte van de roman. Een kloppend en elegant plot schrijven is een kunde die Weijts nog niet gegeven is. Aan het eind mag journalist Daniël Schaaf min of meer de genadeklap uitdelen, al is het me niet helemaal duidelijk waarom Citroen met open ogen loop in de val wil lopen. Schaaf doet zich voor als de redder, maar in deze harde mediawereld is er natuurlijk geen redding mogelijk als je eenmaal onder ligt.[….] Wat de personages uit de roman bindt, schrijft Weijts zelf, “is dat ze, zoals duizenden toeristen, hun naam onder het balkon schreven”. Bij vlagen is de roman van Christiaan Weijts wel degelijk onderhoudend, het is alleen jammer dat de auteur er niet helemaal in geslaagd is zijn personages zo tegenover elkaar te plaatsen dat de lezer in niets anders kan geloven dan in hun onafwendbare lotsverbondenheid. Met of zonder garantie voor de toekomst: ik blijf aandelen-Weijts kopen.

In
De Volkskrant van vrijdag 31 oktober 2008 geeft Daniëlle Serdijn aan dat Weijts sterk (en misschien wel teveel) onder invloed staat van de Nederlandse romancier Geerten Meijsing. Dat blijkt o.a. uit zijn hernieuwde keuze van het motief voor de `femme fatale` en “van de relatie met de kunst.”.
Ze vindt verder de domheid van femme fatale Fee wat ongeloofwaardig overkomen. Immers de studente die zelf met het maken van filmpjes bezig is, moet beseffen dat gemaakte seksfilmpjes nu eenmaal een keer op internet verschijnen.
Als conclusie stelt ze : Zo werkt Weijts de eindjes af met wat maatschappijkritiek en is er een keurig doorwerkt geheel ontstaan in een neutrale stijl. Beetje schools, maar niet onaardig. Niemand zal hier aanstoot aan nemen. Een meesterstuk echter vergt slachtoffers. Weijts, die laat zien dat de schrijverij hem ernst is, zou het moeten aandurven Meijsing te vermalen. Ze beoordeelt de roman tenslotte met 3 sterren van de mogelijke 5.

Over de schrijver
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976) is een Nederlands schrijver.
Weijts studeerde van 1994 tot 1999 Nederlands en literatuurwetenschap aan de Universiteit Leiden. Hij is columnist van nrc.next en was jarenlang redacteur en columnist van het Leids Universiteitsweekblad Mare. Sinds kort heeft Weijts een column in de Groene Amsterdammer.
In 2003 verscheen een bundel met Mare-columns van Weijts onder de titel Sluitingstijd.
Weijts' debuutroman Art. 285b, waarvan de titel verwijst naar het stalking-artikel in het Nederlandse Wetboek van strafrecht, verscheen in 2006. Art. 285b. werd vrijwel unaniem lovend ontvangen, en leverde hem nominaties op voor zowel de AKO Literatuurprijs als de Gouden Uil. Vertaalrechten zijn inmiddels verkocht voor het Duits en het Sloveens. In oktober 2008 verscheen zijn tweede roman, “Via Cappello 23.”


Bibliografie
Artikel 285b (2006)
Via Cappelo 23 (2008)

Bijlage 1: Gedeelte van een interessant interview met de schrijver over zijn tweede boek op www.derecensent.nl
Interviewer: Ricco van Nierop
De werkelijkheid in dienst van het verhaal
[……] Sinds 16 oktober ligt zijn tweede boek Via Cappello 23 in de boekwinkels en stromen de recensies weer binnen. Pieter Steinz noemde hem op radio 1 de logische opvolger van Harry Mulisch.

In hoeverre speelt het idee van ‘de moeilijke tweede’?
“Het boek is net uit en ik vind het toch wel spannend. Ondanks dat mijn eerste roman overwegend goed ontvangen is, voel ik de druk, nu de reacties eraan komen. Ik kan zelf moeilijk een oordeel geven over dit boek, omdat het net is afgerond. Voor mijn gevoel zit ik er nog middenin. Iedere zin heb ik duizend keer binnenstebuiten gekeerd. Wel kan ik ondertussen mijn vorige boek goed van een afstandje beschouwen. Mocht je daar nog vragen over hebben…?”
Via Cappello kent twee mannelijke hoofdpersonen. Daniël Schaaf is een journalist die in Venetië verslag doet van een gondelierstaking en daar een reisleidster ontmoet. Eenmaal terug in Nederland wordt zijn reisdagboek gepubliceerd en gaat hij bij de radio werken. Arthur Citroen werkt als kunsthistoricus aan de Leidse Universiteit aan een proefschrift. Hij komt in contact met een studente waar hij niet alleen seks mee heeft, maar dat ook op video vastlegt.

Weijts beschikt over een vlotte stijl en heeft een ingenieuze constructie opgebouwd. Daarnaast verplaatst hij zich moeiteloos in allerlei milieus, zoals die van journalisten, gondeliers, universitaire medewerkers, 20-jarige kunstzinnige studenten en 20-jarige corpsballen.
“De universitaire wereld heb ik als journalist van Mare acht jaar lang bestudeerd. Het is een grappige gemeenschap, met allerlei soorten medewerkers, aio’s, oio’s, oude hoogleraren en jonge docenten. En dan elk jaar weer een berg aan nieuwe studenten. Dit allemaal weer onderverdeeld in alpha’s en beta’s, faculteiten, verenigingen. Hierboven hangen weer allerlei bestuurslagen met de bijbehorende rompslomp. Het is een soort samenleving in het klein. Daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt. In Leiden zal het boek met andere ogen gelezen worden. Sommige universitaire medewerkers zullen zich wel herkennen in deze fictie.”

Via Cappello bestaat uit vijf delen. Hoe ben je aan deze constructie gekomen?
“Ik maak geen schema’s van tevoren. Het verhaal zit ook niet bij voorbaat in mijn hoofd. Wel wilde ik graag een roman in vijf delen maken. Zoals een klassiek toneelstuk uit vijf bedrijven bestaat. Die vijf delen zijn telkens een ander prozagenre: een dagboek, een roman, een gesprek, een dialoog en voetnoten. De titel van het boek slaat op het adres waar Juliet van Romeo & Juliet geleefd zou hebben. Een huis in Verona dat een toeristische trekpleister is, terwijl Juliet natuurlijk nooit heeft bestaan. Voor de lezer is het niet noodzakelijk dat die zijn klassiekers kent en de verwijzingen doorheeft. Het is voor mij een soort spielerei, maar ik heb het wel gedoseerd toegepast. Het rondstrooien van Shakespeare-citaten kan ook pedant overkomen.”
In vergelijking met je debuut is je stijl veranderd. Het columnistische van in elke alinea willen scoren is minder aanwezig. Hoe zie jij dat?
“Volgens mij zit dat columnistentoontje nog wel in de stukken die gaan over de journalist Daniël Schaaf. Ik heb zelfs letterlijk stukken uit mijn nrc.next-columns gebruikt als Schaaf het over de actualiteit, zoals de oorlog in Irak, heeft. De hoofdstukken over de wetenschapper, Arthur Citroen, zijn soberder van toon. Ik heb daar de neiging om bij elke zin een grap te plaatsen, weten te onderdrukken. Zo’n stijlverandering is niet iets wat ik me voorneem. Dat gebeurt al schrijvende: bepaalde passages en personages vragen om een andere sfeer en een andere stijl. Het verhaal bepaalt de toon, net als met muziek componeren, soms moet iets in mineur staan vanwege de inhoud of het gevoel dat je over wilt brengen. En soms in majeur.”

Even over de kritiek bij de eerste roman van Max Pam
Ik heb bij dit boek wel strenger naar mezelf gekeken. Ik weet niet of ik daar alleen Max Pam voor moet danken. Je krijgt door het schrijven ook gewoon meer ervaring. Uit de eerste versie heb ik nog aardig wat herhalingen geschrapt.
Het is wel lastig. De wetenschapper Arthur Citroen ontwikkelt een theorie over hoe schilders en modellen met elkaar omgingen en vooral over hoe in de loop der tijd de vrouwen erotisch confronterender op de schilderijen afgebeeld staan. Dit brengt hij in verband met de hedendaagse overgang van gekunstelde internetporno naar amateur-porno. Ik wilde graag dat de lezer goed begrijpt hoe zo’n theorie ontstaat. Zo’n proefschrift kent allerlei versies, waarbij de theorie steeds meer gespecialiseerd wordt. Door af en toe citaten uit dat proefschrift af te wisselen met overdenkingen heb ik herhalingen proberen te voorkomen, maar wel het denkproces kunnen weergegeven.”

Is een studie Nederlandse letteren de perfect vooropleiding voor een schrijver?
“Het cliché luidt dat het een nadeel zou zijn, omdat het te geconstrueerde romans zou opleveren vanwege de analyse-vakken. Dat idee heb ik niet, zo theoretisch was het niet. Het goede eraan is juist dat je héél veel boeken leest. Misschien is dat wel de enige opleiding voor een schrijver: veel lezen, uit allerlei talen en tijdperken. De combinatie van Nederlands met Algemene Literatuurwetenschappen was daarom extra mooi. Het concrete schrijven leer je daar niet, dat heb ik na mijn studie als journalist ontwikkeld. Hoe bouw je een stuk op met een spanningsboog? Ik heb enorm veel vlieguren gemaakt als redacteur. Duizenden pagina’s lang kunnen oefenen met stijl en opbouw. Ik heb artikelen over verkeersremmende maatregelen of over kleindiertentoonstellingen geschreven. De stomste dingen, maar achteraf zijn al die stukjes oefeningen geweest voor het schrijven zoals ik dat nu doe.”


In je eerste boek speelt muziek een grote rol, hier komt de beeldende kunst (van schilderij tot videoporno) aan bod, what’s next? Het schrijven zelf?
“Ik was niet van plan het rijtje van de kunsten eens één voor één na te lopen. Het idee is meer om de hoge en de lage kunst met elkaar in verband te brengen. Wat je nu ziet in de videoporno, met z’n verschillende camerastandpunten, voyeurisme en houdingen van de modellen zat ook al in de Renaissanceschilderkunst en in het dragen van maskers in de Romantiek. In het oude Venetië verstopten mensen zich in kasten om door sleutelgaten te kijken, als je de memoires van Casanova mag geloven. Venetië was daardoor ook een mooie plaats om in mijn boek te gebruiken. Maar wel in een moderne context geplaatst. Dus met de huidige middelen, zoals internet en moderne media. Zo is het bijvoorbeeld interessant om een site als Geen Stijl te volgen. Niet alleen wat zo’n site zelf brengt, maar ook wat het effect van hun berichten is.
Toen ik aan het puzzelen was over hoe de homevideo’s van kunsthistoricus Arthur Citroen en zijn studente Fay online moesten komen, ontstond net die rel rondom tv-presentatrice Manon Thomas en haar naaktfoto’s. Zo krijg je de ideeën en oplossingen voor je roman op een presenteerblaadje aangereikt.”

Lees je nog veel proza?
“Ja, zeker. Er ligt altijd een stapel boeken op mijn nachtkastje.”

Je bent niet zo’n schrijver die geen boeken leest, zoals Mulisch?
“Omdat het je misschien kan beïnvloeden? Nee, het lezen houdt wel even op als je in het heetst van de strijd bent. Dan heb je simpelweg geen tijd om te lezen. Daarnaast mijd ik wel boeken die qua thematiek in de buurt komen. Als je goede literatuur leest, houdt dat je scherp. Philip Roth bijvoorbeeld, of Sandro Veronesi, die heeft een prachtboek geschreven dat nu ook verfilmd is, Kalme Chaos.”

Vallen er wel eens schrijvers af, die je niet meer leest, niet meer goed vindt?
“Ja, dat gebeurt. Slauerhoff bijvoorbeeld. Ik vind zijn proza nog steeds goed, maar ik associeer het met mijn tiener- en studententijd. Het lezen krijgt een soort nostalgisch effect.”

De soms harde en cynische sfeer in combinatie met seks die in Via Cappello naar voren komt, associeer ik eerder met tv-series als Californication en Nip/Tuck als met literatuur. Heb je iets met die series?
“Nee, maar het zijn onderwerpen die nu spelen. De absurde aandacht voor seksualiteit, de amateur videokunst en het internet zijn alom aanwezig. Die tv-series ken ik niet. Ik ga wel geregeld naar het toneel. Dat is zeer inspirerend. Daar moeten ze het echt van de dialogen hebben. Vorige week ben ik naar een hele rauwe versie van Het Temmen van de Feeks geweest. Ik probeer daar ook bepaalde trucjes te ontdekken die ik in mijn schrijven kan overnemen.”


Je bent sinds een jaar vanuit Leiden naar Den Haag verhuisd. Je personage Daniël verhuist ook naar Den Haag. Is Arthur de oude en is Daniël de nieuwe Christiaan?
“Nee dat niet, er zitten in beide personen twee kanten van mij. Aan de ene kant ben ik wel een wetenschapper die zich het liefst tussen een paar muren verschuilt met goede muziek en kunst om zich heen. Om daar vervolgens ideeën uit te verder uit te diepen en… porno wetenschappelijk te verklaren, haha.
Aan de andere kant zit er ook een journalist in me, die van heel veel dingen vluchtig kennis neemt en de juiste bruikbare zaken selecteert voor zijn werk. Ik heb sinds een jaar geen negen tot vijf baan als journalist meer. Ik ben nu voornamelijk schrijver. Maar op woensdag transformeer ik weer in de nieuwsgierige journalist op zoek naar een onderwerp voor mijn nrc.next-column.”

Zou je over geheel andere personages kunnen of willen schrijven?
“Je moet ook wel iets van jezelf in zo’n personage stoppen. Zelfs de vrouwen in dit boek – hoewel die niet enorm uitgediept worden - kun je nog wel een afsplitsing van mezelf noemen. Ik ben niet goed in het verzinnen van een geheel andere wereld. Ik heb ook een bloedhekel aan alles wat fantasy is, met elfjes en buitenaardse wezens. Ik lees vooral schrijvers die over alter ego’s schrijven. Je krijgt dan de illusie dat het authentiek is.
Ik kwam er tijdens het schrijven achter dat ik behoorlijk wat herinneringen aan mijn gymnasiumtijd heb genoteerd. Daar komt in de toekomst vast nog eens een roman over. Misschien over een boek of vier, vijf. Maar ik zal er altijd een soort fictieve draai aan geven.”

Daniël en Arthur hebben beiden een band met Italië en kunnen beiden goed de link leggen tussen de klassieken en het moderne leven leggen. Hadden ze onder andere omstandigheden, vrienden kunnen worden?
“Mja, dat had ook mooi geweest, dan krijg je iets van het dubbelgangermotief. Het was onvermijdelijk dat ze elkaar zouden ontmoeten, maar het was nog best moeilijk om dat verhaaltechnisch voor elkaar te krijgen. In eerste instantie lopen ze langs elkaar heen in het Haagse Gemeentemuseum. Al schrijvende bleek dat nog niet het juiste moment voor de confrontatie. Later tijdens het radio-interview kijken ze elkaar als het ware in de spiegel. Ze botsen met elkaar, maar niet eens vanwege dat wat hen bindt.”
Uiteindelijk achten zij beiden ‘het verhaal’ van hoger belang dan de werkelijkheid. Daniël loopt een ontmoeting met Fleur mis, omdat hij een stuk af moet hebben voor de krant en hij geeft later een boekje uit over de gondelierstaking waarin het verhaal met Fleur zit verwerkt. Arthur vindt eigenlijk de video-opnames die hij van Fay maakt mooier dan Fay zelf. Als zij off-camera iets heftigs uit haar jeugd vertelt, zit hij ongeduldig te wachten tot hij zijn camera weer aan kan zetten. Ze gaan dus voor het mooie verhaal, het mooie plaatje, terwijl zowel een wetenschapper als een journalist pretenderen voor de werkelijkheid te gaan. Gelukkig trekt de werkelijkheid zich daar niets van aan.”

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees