Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Suezkade door Jan Siebelink

Beoordeling 7.7
Foto van Cees
Boekcover Suezkade
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 6253 woorden
  • 1 oktober 2008
  • 122 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
122 keer beoordeeld

Boekcover Suezkade
Shadow
Suezkade door Jan Siebelink
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Gebruikte editie voor het boekverslag
Gebruikte druk: 1e
Verschijningsdatum eerste druk: woensdag 24 september 2008
Aantal bladzijden: 382
Uitgegeven bij: De Bezige Bij te Amsterdam

Beschrijving voorkant
Op de cover staat de afbeelding van een poes die op een stoel met een kussen zit.
Hij kijkt naar de lezer. In het noodlokaal van Mark komt ook steeds een poes binnenlopen. Hij noemt de poes “Gevallen Engel 2”

Genre van het boek
“Suezkade” is een psychologische roman over de verwording van het onderwijs, de desillusie van een jonge man en een fatale liefde tussen een docent en een leerlinge.

Dat laatste thema is natuurlijk al eerder onderwerp in een roman geweest. In 2004 nog Robert Anker “Hajar en Daan.” Ook Tessa de Loo ( “Het rookoffer”) en Jos Vandeloo (“de Engelse les”) gebruikten het thema. Het zouden overigens wel mooie combinaties vormen op je literatuurlijst.

De aangeleverde flaptekst
Hoofdpersoon in Suezkade is de drieëntwintigjarige Marc Cordesius, werkzaam aan het Haagse gymnasium Descartes, waar hij al vanaf de eerste dag een hartstochtelijke liefde voor de jonge leerlinge Najoua voelt. Cordesius is een innemende, dandyeske verschijning, die direct het vertrouwen van de rector weet te winnen en naar verloop van tijd verwerft hij een eigen lokaal. Het is een haast paradijselijke enclave waar, tegen de moderne onderwijsontwikkelingen in, nog plaats is voor grammatica en literatuur. Suezkade is een allesomvattend boek over een verlopen docentschap en een fatale liefde.

Titelverklaring
“Suezkade”is de naam van de straat waar Marc Cordesius zijn huis heeft. Het huis staat op loopafstand van zijn school “Descartes.”

Structuur en/of verhaalopbouw
“Suezkade” wordt opgebouwd in drie delen en een epiloog. De delen worden onverdeeld in genummerde hoofdstukken die geen titel hebben. Aan de drie delen gaat een kort voorwoord vooraf. De school waarop alles zich afspeelt, wordt ingeleid.

Deel I : (ho 1 – 31)
Deel II : (ho 32-66)
Deel III : (ho 67-84)
De overwegend korte hoofdstukken worden verteld in chronologische volgorde. Er zijn enkele korte terugblikken naar het verleden (de verdwijning van zijn moeder) het verleden van de school wordt voornamelijk opgehaald in de verhalen die Wim Egberts tegen Marc vertelt.
Het verhaal heeft een gesloten einde: de ondergang van Marc Cordesius, de tragische held die met zoveel illusie aan zijn werk begint, maar in de slangenkuil van het Descartes ten ondergaat als een tragische held

Gebruikt perspectief
Marc Cordesius is de 26-jarige personale(hij-verteller) van deze roman. Van hem komen we zijn diepste gevoelens te weten. Marc vertelt in d e o.v.t.

In de epiloog volgen we Najoua Azahaf die de reis naar Parijs maakt. Er is een alwetende verteller die haar op deze reis begeleidt. ( We moeten ervan uitgaan dat zij er ook zo over denkt )

De tijd van het verhaal
In “Suezkade” is formeel sprake van een actuele roman. Er wordt namelijk gesproken over het betaalmiddel van de euro. Die werd in 2002 ingevoerd.
Maar uit gesprekken in de docentenkamer blijkt toch niet helemaal dat de actuele situatie van de Tweede fase wordt beschreven. Sterker nog, een docent die “achter in de dertig is” en graag tot conrector wil worden gekozen, heeft het over een terugkeer naar het systeem van vóór de Mammoetwet, wat suggereert dat er ten tijde van het verhaal nog sprake is van de Mammoetwet. Die draaide echter in 2002 niet meer. Er is een Tweede fase in de school gekomen en het is niet denkbaar dat een docent (die in ieder geval in 2002 achter in de dertig is, zal praten over een onderwijssysteem dat hij niet kent.) In dat opzicht bekeken schrijft Siebelink helemaal geen actuele roman. De mensen op school doen veel meer denken aan de tijd dat Siebelink begon als leraar Frans. Dat mag natuurlijk wel, immers een schrijver is vrij in het mixen van tijdlagen maar erg realistisch komt Descartes zelfs als gymnasium niet over.

Siebelink is in zijn informatie toch slordig. Hij laat Marc als columnist optreden voor het NGL-blad, maar het NGL (vakbond voor leraren) werd in 1997 al opgenomen in een fusie met het AOB. De hele sfeerbeschrijving op de school ademt daarom niet de eerste jaren van de 21e eeuw uit. Ondenkbaar dat een leraar zijn eigen noodlokaal mag en gaat opknappen en dat bovendien uit eigen zal betaalt.

De lezer volgt het relaas van Marc Cordesius over enkele jaren. Het verhaal begint met de start van een schooljaar en beschrijft dan enkele jaren die Najoua op die school, zit. In deel II zit ze namelijk in gymnasium 3. In deel IV begint het vierde leerjaar voor Marc. In de epiloog heeft ze staatsexamen gymnasium afgelegd. Ze zal dan toch 18 jaar zijn geweest en dus is de vertelde tijd minstens 6 jaar.

De plaats van handeling
“Descartes” is het gymnasium aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag , waar de roman zich afspeelt. In werkelijkheid staat daar het Haganum, een respectabel gymnasium. Vooral in dit gebouw en dan in het bijzonder het door Marc betaalde en ingerichte noodlokaal speelt het verhaal zich af. Niet ver daarvandaan is zijn huis aan de Suezkade. Ook is hij vaak met zijn collega Wim in een café in de omgeving van het gymnasium te vinden. De hele roman ademt daarmee de sfeer van Den Haag, een stad die roemrucht is maar toch achterblijft bij Amsterdam en het dynamischer Rotterdam. De sfeer van de weemoed die bij de stad past, komt ook in de roman tot uiting.


Opdracht
Het boek heeft geen opdracht.

Motto
Het boek heeft geen motto:

Samenvatting van de inhoud
Deel I

Marc Cordesius gaat op de eerste dag van een schooljaar naar zijn nieuwe baan op het gymnasium aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Hij komt er tegelijkertijd met een meisje van de brugklas aan. Haar spontaniteit valt hem op en hij voelt meteen genegenheid voor het Marokkaanse kind, dat Najoua Azahaf blijkt te heten. Marc zal lessen Frans gaan verzorgen. Hij is niet bevoegd.
Op school ontmoet hij een oud vriendje van hem Stef de Labadie, die ook Frans geeft. Dat is een kontlikker die graag conrector wil worden, omdat er een vacature is vanwege het overlijden van een collega Johan Parre.
Marc Cordesius is nog maar 26 jaar, rijk en hij wil slechts 12 uur lesgeven verdeeld over vijf dagen. Hij ziet het onderwijs als een soort roeping. Hij is een beetje een dandy (goedgeklede jongeman, die een appartement in Parijs heeft) In een korte flashback komen een jeugdtrauma te weten: zijn moeder is op klaarlichte dag ontvoerd (weggereden in een auto en nooit meer teruggekeerd) hij is door zijn oma in een huis aan de Suezkade opgevoed.

Verder is hij zeer erudiet en komt hij tijdens de eerste personeelsvergadering (het plenum) al op voor een college die een baseballpet draagt. Hij gaat dan ook niet met het personeel eten, maar zondert zich af met Wim Egbers, een wat excentrieke leraar , die heel anders is dan de rest van het gymnasiumpersoneel. Hij gaat liever wat snacken met deze Wim. De volgende dag komt Najoua Azahaf zijn klas binnen: ze heeft overplaatsing naar zijn klas aangevraagd waarvan hij mentor is. Ze wordt meteen gekozen tot klassenvertegenwoordigster en mag dan ook het collectegeld ophalen. Zijn eerste les gaat hem best goed af.


Als mentor gaat hij op bezoek bij de Marokkaanse familie van Najoua in de vlakbij gelegen Edisonstraat. Hij maakt daarna een verslag van het bezoek en de rector Rafaël Pilger is daarvan erg gecharmeerd. Zijn oude vriend Stef de Labadie keurt het verslag daarentegen weer af. Deze Stef wil conrector worden en probeert Marcs stem te krijgen. Die zegt hij toe, maar hij wordt ook door een andere collega benaderd voor zijn stem. Niettemin wordt Stef gekozen met slechts twee stemmen. Dat gebeurt door het Bestuur van de school, waarbij de stemming van de docenten wordt genegeerd. Een bestuurslid Fineke Regenboog ziet bovendien wel wat in Marc, die op school een frisse indruk maakt. Ze woont een les van hem bij en maakt hem een compliment daarover. Ook een andere mooie vrouw, docente Esther Biljardt, biedt zich op een presenteerblaadje aan, maar die laat hij min of meer een blauwtje lopen. Zo zijn er heel wat relaties onderling die moeizaam verlopen: docenten die een hekel aan elkaar hebben, de conrector die gewantrouwd wordt.

Wim Egbers vertelt hem over de vorige conrector Johan Parre. Hij heeft fraude gepleegd en daarna zelfmoord gepleegd. Hoe een en ander in zijn werk is gegaan, wordt dan weer later verteld. Wim heeft een huisje in Zuid-Frankrijk . Hij zal daar ooit eens een keer naar toe gaan en dan gewoon verdwenen zijn. Als goede collega vertelt hij dat er flink over Marc geroddeld wordt vanwege zijn omgang met Najoua. Een andere ontboezeming hoort hij van de rector Rafaël die hem onthult dat hij vroeger geen weerstand kon bieden aan een gokverslaving van de fruitautomaat. Hij heeft het er nog steeds moeilijk mee. Marc maakt van de gelegenheid gebruikt om aan Rafaël te vragen of hij een oud en vervallen noodlokaal mag opknappen en dat helemaal naar eigen inzichten mag inrichten. Hij zal zelf de kosten betalen.
Op de Nieuwjaarreceptie ontmoet hij Fineke Regenboog, het bestuurslid dat een oogje op hem heeft en zelf een slecht huwelijk heeft. Ze is erg flirterig tegenover Marc. Weer een andere collega Henk Imanse laat hem een foto zien van een meisje van 16 jaar dat op het Haganum heeft met wie hij een verboden relatie onderhoudt. Zo lijkt ook deze school een rariteitenkabinet, een motief dat vaker in de schoolromans van Siebelink voorkomt. Docenten proberen elkaar vliegen af te vangen en roddelen over elkaar. Als bewijs daarvan vertelt Wim Egbers een verhaal over Johan Parre die de vriendin van Stef de Labadie tijdens een schoolfeestje had versierd, waarna ze uit het leven van de Labadie was verdwenen. Die had later wraak genomen door de gebeurtenissen rondom Parre bekend te maken. Marc Cordesius krijgt toestemming om het noodlokaal op te knappen in de schoolvakantie. Najoua helpt hem daarbij.

Deel II

Na de vakantie zit Najoua ineens in 3 gymnasium (wellicht is er dus een jaar overgeslagen)
Marc merkt dat ze ineens een flink stuk magerder geworden is. Ook krijgt hij in de gaten dat ze geld achterhoudt van de schoolcollectes. Ze draagt maar ongeveer de helft af en ook is hij een keer geld kwijt dat hij in zijn lokaal heeft achtergelaten. Het is een heel mooi lokaal geworden met een echt Franse uitstraling. Om de kwaliteit van het onderwijs te typeren beschrijft Marc Cordesius een tentamen literatuur dat hij samen met Stef afneemt. De leerling bakt er niets van, maar Stef geeft de leerling toch een 7.

De school heeft binnenkort een eeuwfeest en Rafaël vraagt aan de belezen Marc of hij een novelle wil schrijven. Marc doet dat en schrijft in eerste instantie een verhaal waarvoor de frauderende overleden Parre model lijkt te staan. Dat accepteert Pilger niet.
Intussen geeft Najoua toe dat ze aan anorexia lijdt. Ze heeft ook steeds meer conflicten met docenten, maar het lijkt erop alsof die het conflict zoeken vanwege haar relatie met Marc. Overigens is er in die relatie geen sprake van seksueel contact. Wim Egbers vertelt intussen verder over Parre, die het geld van zijn fraude nodig had voor zijn zwakke plek: hij bezocht heel frequent (zelfs overdag tijdens een lesdag ) de Haagse hoeren. Maar hij vertelt tevens dat hij de meisjes die vaak slecht Nederlands spraken bijles gaf. De tweede novelle die Marc Cordesius schrijft , vindt de rector in eerste instantie wel erg goed: daarin is de liefde van een leraar voor een leerling beschreven. Maar de onvrede onder het docentenpersoneel over Marc Cordesius neemt toe: zijn liefde voor de Marokkaanse speelt daarin een rol, maar ook de bijzondere positie die hij inneemt bij de rector en de toestemming voor zijn eigen noodlokaal .

Marc gaat op een avond toch op bezoek bij Fineke Regenboog. Ze had hem opnieuw uitgenodigd. Zijn bedoeling is echt om seks met haar te hebben: het zou dan de eerste keer voor hem zijn, maar als hij er bijna toekomt, komt hij tot bezinning en laat hij haar in vertwijfeling achter. Dat laat haar niet onberoerd en ze neemt in zekere zin wraak. Rafaël heeft het verhaal namelijk aan anderen laten lezen (o.a. aan Fineke) en die vinden het verhaal niet geschikt om als cadeau dienst te doen. Het wordt dan ook niet gedrukt. Dit element komt al eerder in een roman/verhaal van Siebelink voor. De rector heeft hem overigens wel gevraagd om een column te schrijven in het NGL-blad. Hij mag zelf weten waarover hij wil schrijven: er zijn immers genoeg voorvallen in het onderwijs waarover te schrijven valt.


Najoua wordt steeds magerder en Stef de Labadie wil dat ze niet meer naar school komt vanwege het imago van de school en de uitstraling naar andere leerlingen. Marc Cordesius is daar natuurlijk tegen. Hij gaat op een dag net als Parre naar een van de Zuid-Amerikaanse hoertjes: hij betaalt 200 euro om seks te hebben, maar ook nu komt het er niet van.

Uiteindelijk weet Marc Cordesius gedaan te krijgen dat Najoua in een kliniek in Eibergen wordt opgenomen om van haar eetstoornis af te komen. Hij zoekt haar regelmatig op, brengt haar huiswerk en zo. Al die tijd heeft Marc Cordesius contact gehad met de zonderlinge Wim Egbers, die hij ook geld heeft geleend. Wim heeft een steeds zieker wordende hond (Gevallen Engel) die tenslotte moet worden afgemaakt. Dat laat Marc Cordesius doen. Daarna is Wim met de noorderzon vertrokken. Waarschijnlijk is hij dus naar zijn landgoedje in Zuid-Frankrijk.

Het eeuwfeest (in een kasteeltje) wordt ook nog eens opgeluisterd doordat Rafaël de hele tijd met Esther Biljardt danst en zijn vrouw daarmee min of meer voor gek zet. Tijdens het feest maakt docent Gijs Morrenhof een vervelende opmerking tegen MC. Die neemt het niet en slaat hem het ziekenhuis in. het lijkt het einde van zijn carrière op het Descartes, maar hij mag van de rector toch blijven. Niettemin begint zijn positie te wankelen bij het personeel. Alleen Kees Herkenrath, de leraar Duits, steunt hem nog wel.

Deel III
In het noodlokaal komt een poes aangelopen. Marc Cordesius weet niet waar die vandaan komt, maar hij houdt de poes in zijn lokaal. Dat is zeer tegen de zin van Stef de Labadie, voor wie alles volgens de regels moet verlopen. Het volgende incident ligt dan ook op de loer, wanneer Kees Herkenrath en Marc Cordesius tijdens een rapportvergadering een opmerking niet langer van Stef pikken en demonstratief de vergadering verlaten. Stef wordt woedend en Kees krijgt later die dag hartproblemen. De relatie tussen Marc Cordesius en de rector wordt ook steeds minder, zeker wanneer Marc merkt dat de rector ook overdag iets met Esther uitspookt. Hij maakt daar een opmerking over en dat wordt hem niet in dank afgenomen. De wraak blijft niet uit. Op de volgende Nieuwjaarsreceptie brandt Rafaël Marc in het openbaar af vanwege een column die hij voor het NGL-blad wilde schrijven. De rector noemt hem tijdens het plenum een verrader. Toch is het ontslag er nog niet, maar zijn positie wordt op school zo langzamerhand onhoudbaar.

Met Najoua gaat het intussen steeds beter en ze mag uit de kliniek. Ze zou overigens best met de vijfde meekunnen, want ze had haar schoolwerk goed bijgehouden.
Hij bezoekt haar thuis, want ze zou een feestje geven wanneer ze uit de kliniek mocht. Hij is de enige gast en het gaat er toch eindelijk van komen. Ze kleden zich uit, maar Marc kan niet tot de daad komen. Hij kan geen seksueel contact met Najoua hebben. Daarna gaan ze eten maar hij hoort haar spoedig daarop weer kotsen. Ze is dus niet helemaal genezen en hij voelt zich eigenlijk schuldig aan haar ziekte. Hij vlucht dan ook uit haar huis weg, rijdt in een woeste bui naar Duitsland en keert dan meteen weer terug naar school. Daar blijkt zijn noodlokaal verwoest te zijn. Alles is kapot gemaakt: zijn paradijs is een hel geworden en ook de poes die hij Gevallen Engel 2 heeft genoemd wordt uit dat paradijs verdreven. Hij is gedood. Marc Cordesius weet niet wie de schade heeft veroorzaakt.
In het noodlokaal heeft Johan Parre overigens zelfmoord gepleegd en Stef de Labadie had hem daar aangetroffen. Vertwijfeld vraagt Marc zich af wat hij fout gedaan heeft in het leven dat hij zo gestraft moet worden.

Epiloog
Najoua rijdt in de Thalys naar Parijs. Ze heeft het appartement van Marc Cordesius geërfd. Ze heeft het staatsexamen gymnasium behaald nadat ze zich had laten uitschrijven op Descartes. Ze denkt na over de woorden die Marc op het bord in het noodlokaal heeft achtergelaten.

Mamma- Najoua
Dieu
De profundis
Uit de diepte roep ik u aan, O Heer.


Najoua heeft ook het huis aan de Suezkade bezocht. Ze heeft in zijn paperassen gesnuffeld, aantekeningen doorgelezen. Ze was haar naam vaak tegengekomen. Nu reist ze naar Parijs. Wat zal ze er aantreffen. Hoe zal het met haar leven verder gaan? Wel weet ze dat er tussen haar en Marc meer is dan de kilte van de dood.


Thema, motieven en interpretatie
In de nieuwe roman van Siebelink spelen twee thema’s een belangrijke rol. Een van de rode draden in Siebelinks werk is de situatie in het Nederlands onderwijs. Hij schreef daarover al eerder in “Ereprijs, Een lust voor het Oog, Laatste schooldag” Met teleurstelling ziet Siebelink dat o.a. het literatuuronderwijs van geen enkele waarde meer is. Dat laat hij in de roman zien aan de hand van het tentamen Frans dat een leerling bij hem en Stef moet afleggen. Eigenlijk is het een 3 waard, maar Stef die zelf slechts Frans spreekt, geeft een 7.
Ook de manier waarop de querulant op school weerstand ondervindt van zijn collega’s is schrijnend. Sommigen kunnen geen les geven, andere melden zich ziek, de algemene docentenvergadering is een lachertje, evenals de rapportvergaderingen. Het is dan ook jammer dat een soort zij-instromer als Marc het niet kan bolwerken. Waar hij eerst nog werd gewaardeerd om zijn originaliteit en zijn eruditie, krijgt het menselijke aspect een steeds grotere rol in de roman. “de school “accepteert de vriendschap/liefde tussen hem en de leerling niet. Hij krijgt te horen van de ellende van voorgangers. Er zijn baantjesjagers
en wanneer hij op relationele basis ook steekjes laat vallen (het afwijzen van Esther Biljardt en Fineke Regenboog) ontmoet hij ook in hen tegenstanders. Bovendien zet het kwaad bloed dat hij goed omgaat met de rector en dat hij een eigen lokaal (weliswaar op eigen kosten)
mag inrichten. Dan moet zijn kop wel rollen en wanneer je een hond wil slaan, is er altijd wel een stok te vinden. Die heeft de rector in de vorm van een overigens niet gepubliceerde column. Dan is zijn aantal vrienden in school gereduceerd tot 1. (Kees Herkenrath)
Wanneer ook zijn lokaal aan het eind verwoest blijkt te zijn, vraagt Marc zich vertwijfeld af waaraan hij dat verdiend heeft. Uit de woorden die hij als een laatste levensles op het bord heeft geschreven, blijkt dat hij de hand aan zichzelf moet slaan. Het levens is tenslotte toch een desillusie geworden, wat een vaak voorkomend motief in het werk van Siebelink is.

Het tweede thema in dit boek is de fatale liefde tussen een leraar en een leerling. Zoiets komt op scholen meer voor, maar is een ongewenst fenomeen. Hoewel er geen sprake is van seksueel contact pikt de scholengemeenschap het niet dat de docent Marc met het Marokkaanse meisje Najoua optrekt. Die blijkt na enkele jaren omgang een eetstoornis te ontwikkelen ( de oorzaak reden daarvan wordt niet of nauwelijks beschreven). Hij blijft contact met haar onderhouden terwijl ze in de kliniek verkeert. Zij mag die weer verlaten maar bij thuiskomst blijkt dat ze toch niet helemaal genezen is. Na een mislukte vrijpartij (hij kan geen erectie krijgen, begint Najoua opnieuw te kotsen en voelt Marc zich schuldig daaraan. Samen met zijn verwoeste lokaal zal hij dat als de desillusie van zijn bestaan ervaren. Dan is er ook geen uitweg meer. Gezien zijn dandyachtige achtergrond (het verschijnsel “spleen” is Marc niet vreemd) en zijn voorliefde voor bepaalde schrijvers en filosofen in de Frans literatuur komt het einde dan ook niet als een echte verrassing.

Voor je leesdossier zet ik een aantal motieven nog op een rijtje:
- het schoolleven
- de jaloezie tussen collega’s op een school
- de afwijzing van vrouwen
- de wraak
- de vriendschap met de zonderlinge docent
- de liefde voor de leerling (relatie docent-leerling)
- het schuldgevoel
- de eetstoornis
- verlatingsangst bij Marc vanwege zijn verdwenen moeder
- de zelfmoord

Waardering scholieren.com
In een gesprek dat ik twee jaar geleden voerde met Jan Siebelink (voorafgaande aan een lezing) merkte ik al op dat het voor hem heel moeilijk zou zijn om opnieuw een meesterwerk te schrijven na het succesvolle en indrukwekkende epos “Knielen op een bed violen.” Hij lachte destijds veelzeggend. Hij was toen blijkbaar al bezig aan een roman die de tweede rode draad in zijn werk naast de religie betrof: het onderwijs. Hoewel ooit een begenadigd docent is Siebelink teleurgesteld in de teloorgang van het onderwijs. Ook dat heeft hij enkele keren eerder beschrijven. Maar dat is dus niets nieuws. De kritiek op het “Nieuwe leren”komt in de roman ook nauwelijks ter sprake: veeleer richt Siebelink zijn pijlen op de dandy Marc Cordesius.
Het na zijn bestseller verschenen “Suezkade” kan dan ook niet anders dan tegenvallen. In het verslag hierboven schreef ik al dat Siebelink niet op zijn best is in de geloofwaardigheid van de beschrijving van het gymnasium in de 21e eeuw. (Ook nog: een meisje uit de brugklas heeft nog geen natuurkunde; het NGL bestond niet meer sinds 1997) Hij geeft een sfeer weer die meer doet denken aan de jaren zeventig van de vorige eeuw, waarin docenten nostalgisch terugdenken aan de HBS. Hoewel je als lezer accepteert dat Marc excentriek is, hij wordt niet erg geloofwaardig neergezet als een 21e eeuwse twintiger. Hij lijkt meer uit de fin de siècle periode van de 19e eeuw te stammen.


Jammer, want daardoor wordt het m.i. geen pageturner voor scholieren. Hoewel in meer dan 80 korte hoofdstukken verdeeld leest het boek niet zo snel als je zou verwachten. ( het schoot niet lekker op met lezen en bovendien heb ik talrijke keren het niet meer zo vaak gebruikte “noch” moeten aanstrepen.)
Niettemin bewijst Siebelink natuurlijk wel dat hij een roman kan schrijven, maar ik vind het geheel toch wat te caleidoscopisch van aard: lossen brokstukken die toch nauwelijks een roman vormen. Datzelfde is bijvoorbeeld het geval in “Laatste schooldag” waarin de hoofdstukken zelfstandige verhalen vormen en dat boek dus ook nooit een roman is geworden. Met de conclusie van de recensent van het NRC (zie hieronder) ben ik wel eens : het is een verzameling brokstukken over het onderwijs.

De amusementswaarde voor scholieren wordt daardoor niet zo hoog door mij ingeschat. Een kleine zes (6-) waarmee je net bevorderd kan worden naar het volgende leerjaar.
Wie de moeite neemt om het boek op zijn lijst te zetten, verdient m.i. wel 3 punten. Je moet namelijk wel doorzettingsvermogen hebben. Voor vwo-leerlingen is het boek meer geschikt dan voor havo-kandidaten. Voor vmbo-TL-leerlingen is het boek (goede lezers daargelaten) te moeilijk.

Eventueel belangrijke recensies
In het NRC van vrijdag 26 september 2008 verscheen al een uitgebreide recensie van Arjen Fortuin. In Suezkade is een schrijver aan het werk is die zich niet meer hoeft te bewijzen, die bij wijze van spreken schrijft met één hand in zijn broekzak. Ontspannen stuurt Siebelink in het eerste deel van de roman zijn pionnen door het fictieve schoolgebouw, een ontspannenheid die al snel overslaat op de lezer.
Op de achtergrond heeft Siebelink dan echter ook al wat duistere accenten aangebracht: Marc Cordesius heeft last van angstaanvallen, zijn moeder is spoorloos verdwenen toen hij klein was, en zijn zeer vertrouwelijke band met het brugklasmeisje Najoua is niet risicoloos, zowel in sociaal als in moreel opzicht. Zijn lokaal bevindt zich in een jaren niet gebruikte, vervallen zijvleugel van het gebouw. Dat is bovendien de plaats waar een voorganger van Marc, die het een en ander van hem wegheeft, zich enkele jaren eerder van het leven heeft beroofd. Ook blijkt de smetteloze pakkenman Cordesius graag 200 kilometer per uur te rijden op de Laan van Meerdervoort en gefascineerd te zijn door het smoezeliger deel van het nachtleven. Je herkent er de liefde voor decadentie in die Siebelink vanaf het begin van zijn loopbaan tentoongespreid heeft.
De lichtheid kan dan ook niet voortduren. Bijna alsof de auteur duidelijk wil maken dat ook de heerlijkheid van de successchrijver eindig is, laat hij in de loop van de roman de relatie tussen Cordesius zijn collega’s verslechteren en uiteindelijk escaleren. Afgewezen vrouwen, afgunstige mannen, de zwakheid van zijn beschermelinge Najoua en Cordesius’ eigen demonen – alles duwt de held naar de ondergang.
Zo wordt Suezkade een steeds ernstiger boek, maar helaas ook een roman waarvan de feilen per pagina nadrukkelijker aan de oppervlakte verschijnen. Dan gaat het om losse eindjes in de plot, een wel heel oppervlakkige benadering van de ziekte anorexia en een steeds minder geloofwaardige hoofdpersoon. Het ene moment is Cordesius scherp en sterk, het andere moment volstrekt wereldvreemd en een ongeleid projectiel. Waardoor je maar moeilijk kunt geloven dat deze jongeman het werk van Flaubert en Stendhal – wier onmisbaarheid hij hartstochtelijk onderwijst – werkelijk heeft kunnen begrijpen en waarderen.
De losse wijze waarop Siebelink de roman heeft gecomponeerd, wreekt zich het allermeest in het slotdeel. Daarin gaat Cordesius ten onder, maar Siebelink doet dat met een cocktail aan romantechnische paardemiddelen (vechtpartijen, vandalisme, een binnenschoolse variant op execution by media en een erectiestoornis), die je een beetje beduusd en vooral teleurgesteld achterlaten.
Want eigenlijk schuilen er twee mogelijke geslaagde romans in Suezkade: een losgezongen, satirische en half-absurdistische onderwijsroman die nu halverwege wordt afgebroken. Misschien nog wel begerenswaardiger was een boek geweest dat zich had vastgebeten in het dandyeske, even onweerstaanbare als geremde personage Marc Cordesius. Dat had een ambitieuze roman kunnen zijn over de verhouding tussen lust en haat, zelfvernietiging en lynchcultuur, over Bildung en afbraak. In Suezkade blijft de oogst helaas beperkt tot een verzameling woest beschilderde losse brokstukken.

In De Volkskrant van vrijdag 27 september 2008 is Daniëlle Serdijn niet zo positief over de roman. ( 2 sterren van de mogelijke 5 ) Ook zij vindt de anachronismen in de roman opvallend (feiten die niet in de tijd passen) Daardoor is ze van mening dat de ongeloofwaardigheid in de roman domineert. Vooralsnog etaleert Suezkade slechts quasi intellectuele francofilie. Had Siebelink niet meer aan kunnen vangen met zijn bewondering ervoor?

Over de schrijver

Jan Siebelink (1938) werd geboren te Velp, waar zijn vader een kleine bloemisterij dreef. Hij werd onderwijzer en studeerde in zijn vrije tijd Franse taal- en letterkunde. Tijdens zijn studie kwam hij in aanraking met het werk van de Franstalige schrijver J.-K. Huysmans. Diens roman A rebours maakte door zijn verblindende stijl, religieuze preoccupatie en verheerlijking van het kwaad een verpletterende indruk op Siebelink, die het vertaalde onder de titel Tegen de keer. Op de dag dat hij de vertaling inleverde, schreef hij in de huiskamer van zijn moeder, op de plaats waar zijn vader was overleden, zijn eerste verhaal: ‘Witte chrysanten’. Met vier andere verhalen vormde dit zijn debuut Nachtschade (1975). Het boek viel op omdat het door zijn zwartromantische motieven afstand nam van het realisme dat toen in de letteren heerste. Siebelink wilde een verbinding tot stand brengen tussen het Hollandse realisme en de Franse literatuur uit het 19e-eeuwse fin-de-siècle.


In zijn romans en verhalen gaat het altijd om gewone mensen, maar door intens licht op hen te laten vallen, komen ze los van de werkelijkheid en worden tot raadselachtige personages. Literatuur, volgens Siebelink , hoort mensen bijzonder te maken. In het oerverhaal ‘Witte chrysanten’ zitten alle motieven die hij later in zijn romans De herfst zal schitterend zijn (1980), En joeg de vossen door het staande koren (1982), De overkant van de rivier (1990) zou uitwerken. Geleidelijk aan werd duidelijk wat die steeds motieven waren: de kwekerij die steeds meer het beeld zou worden van het verloren paradijs, het duistere geloof van de vader dat, hoe exact en liefdevol beschreven, nooit begrepen zal worden, het middelbaar onderwijs, de sociale rangorde in een ogenschijnlijk genivelleerde samenleving en bovenal de jeugdjaren in het land van herkomst: Velp en omstreken.

In de loop der jaren behield hij van de decadente thematiek alleen de verfijnde waarneming en zijn gevoel voor een broeierige atmosfeer over. Het leven op school staat centraal in zijn eerste roman Een lust voor het oog (1977). De ontwikkeling van het schoolthema loopt parralel aan de ontwikkeling van de schrijver van gekwelde dandy tot een scherp waarnemer (in Laatste schooldag, 1994). Hoezeer hij zijn persoonlijk stempel kan drukken op zijn onderwerp, is te zien in Pijn is genot (1992), waarin wielrenners als Erik Breukink en Johan van der Velde als devote avonturiers worden neergezet.

In 2002 maakte hij de overstap naar De Bezige Bij, waar zijn historische roman over Margaretha van Parma verscheen, Margaretha, gevolgd door Eerlijke mannen op de fiets (2002) en de grote roman geïnspireerd op zijn jeugdjaren in Velp: Knielen op een bed violen (2005). Met dat laatste boek bereikte Siebelink een ongekend groot publiek van een half miljoen lezers, en geheel terecht kreeg hij de AKO Literatuurprijs en nominaties voor de Libris Literatuurprijs en de NS Publieksprijs.

Heruitgaven van zijn oudere werk verschenen, waaronder de twee romans die nauw samenhangen met Knielen op een bed violen: De overkant van de rivier en Engelen van het duister. Tezamen vormen deze boeken een trilogie waarin Siebelink een caleidoscopisch beeld geeft van de decennia die hem hebben gevormd, en de personages die hem na aan het hart liggen, in het bijzonder de vader van de schrijver, voor wie Siebelink zo’n grote liefde had dat hij zich volledig met hem identificeerde. In het najaar van 2008 verschijnt de nieuwe roman van Siebelink, Suezkade.

Bijlage: Interview met de schrijver over zijn nieuwe boek
In Trouw op donderdag 25 september verscheen een interview met Siebelink.
Na het verpletterende succes van ’Knielen op een bed violen’ (2005) schreef Jan Siebelink (70) in stilte een nieuwe roman. Niet over zijn vader en de kwekerij, maar over de keiharde ’jungle’ van de school. Het is misschien zijn laatste boek.
Straks durf ik niet meer, dacht Jan Siebelink, schrijver van ’Knielen op een bed violen’. Straks verlamt de roem me en zet ik nooit meer een pen op papier.
Om die angst te bezweren deed hij in 2006 wat niemand wist en ook niemand verwachtte: hij schreef in tien maanden tijd ’Suezkade’, de kloeke roman die vanaf vandaag in de winkels ligt.
Niemand vroeg hem naar nieuw werk, vertelt de schrijver met een glimlach in de lounge van Groot Warnsborn, een Gelders landgoed waar hij graag de pers ontvangt. „Mensen dachten waarschijnlijk: hij heeft het veel te druk.”
Het wás ook het drukste jaar van zijn leven: Siebelink gaf honderden lezingen van Meppel tot Maastricht, ontmoette duizenden lezers die zo diep waren getroffen door ’Knielen’ dat ze de schrijver het liefst wilden aanraken. De zegetocht van zijn roman, waarvan inmiddels 540.000 exemplaren zijn verkocht, duurde vaak tot diep in de nacht.
Toch kroop Siebelink elke ochtend om zes uur achter zijn typemachine (een ouderwetse nog). Zijn slapeloosheid –’ik slaap al jaren nauwelijks’– én zijn arbeidsethos hielden hem op de been. „Ik kan natuurlijk lekker wandelen en nog meer mooie kleren kopen”, zegt de schrijver, die bekend staat om zijn voorliefde voor dandyeske pakken en die deze dag prachtige, soepele, roodleren schoenen draagt. „Maar dat alleen is niet genoeg. Ik moest nog iets doen.”
Dat ’iets’ werd een roman en toen die af was maakte Siebelink er vijf kopieën van, die hij bewaarde in zijn auto, garage en huis. Maar hij liet het manuscript aan niemand lezen, hield het bestaan van het boek stil. Het was nog te vroeg, dacht de schrijver, die zijn lezers bijna drie jaar lang met een innemende vriendelijkheid heeft omarmd: „De mensen waren nog zo met ’Knielen’ bezig.”
Maar nu is daar ’Suezkade’, een verfijnde en meeslepende roman over een ander belangrijk deel van Siebelinks leven: de middelbare school. Meer dan dertig jaar was hij leraar Frans, korte tijd op een mavo in Dieren, daarna op het Marnix College in Ede. Zijn ervaringen daar verwerkte hij al eerder, onder meer in zijn eerste roman ’Een lust voor het oog’ (1977) en in de verhalenbundel ’Laatste schooldag’ (1994).
In zijn oeuvre, dat uit ruim dertig titels bestaat, zijn twee ’stromen’ te ontdekken, legt Siebelink uit. De eerste leidt altijd weer terug naar de kwekerij en het zware geloof van zijn vader, die de lezers zo goed kennen uit het niet te overtreffen ’Knielen’. De tweede reeks motieven is verbonden aan de school en vooral aan het docentencorps.
Siebelink-kenners weten het: zijn school is geen veilige of fijne plek, maar een ’jungle’, een slangenkuil waarin leraren strijden om de macht. Om de leerling bekommeren zij zich nauwelijks, om ware kennis of de schoonheid van literatuur evenmin.
De docenten –ook de geleerde en gedoctoreerde– jagen hun eigen, vulgaire behoeftes na. Ze vergrijpen zich aan gokkasten, jonge meisjes of de vrouw van een collega, ze brengen het collectegeld voor Afrika naar de hoeren, en gaan over lijken voor een baan als conrector. Collega’s die geen orde kunnen houden, worden openlijk geminacht en tijdens rapportvergaderingen ’levend gevild en vervolgens opengesneden’.
Met z’n allen houden zij intussen wel de illusie van collegialiteit in stand: zieke collega’s krijgen direct een mooi boeket, leraren bezoeken elkaars verjaardagsfeestjes. Die illusie betovert in eerste instantie ook de jonge, rijke en dandyesk geklede docent Frans Marc Cordesius, de hoofdpersoon van ’Suezkade’.
Marc krijgt op het Descartes Gymnasium twaalf lesuren, op zijn uitdrukkelijke verzoek verspreid over vijf werkdagen. Hij wil zich helemaal geven aan de school en de Franse literatuur, hij wil zich laven aan de docentengemeenschap, waarvan hij hoge verwachtingen heeft. Zijn collega’s omhelzen Marc in het begin gretig, de vrouwelijke docenten willen met hem naar bed, de mannen zoeken zijn vriendschap.
Maar dan zet, als in een klassiek drama, Marcs ondergang in. Katalysator daarin is Najoua, een Marokkaans meisje voor wie Marc op de allereerste schooldag een diepe, onvoorwaardelijke en vooraleerst aseksuele liefde opvat. Die liefde en hun intensieve omgang zijn ongehoord, vinden zijn collega’s.
Ze gaan zich al gauw ook aan andere dingen storen: Marc sluit vriendschap met de verkeerde want impopulaire collega’s, hij draagt te mooie kleren, hij schrijft ook te mooi, hij houdt zich niet aan protocollen, onttrekt zich aan sectievergaderingen en handelingsplannen, leest liever het werk van de grote Franse schrijvers. Het loopt in de roman niet goed met hem af.
Anders dan ’Knielen op een bed violen’ is ’Suezkade’ geen semi-autobiografie maar fictie, benadrukt de schrijver; een roman met een knipoog naar de decadente fin-de-siècleschrijver Joris-Karl Huysmans (1848-1907), van wie Siebelink vroeger werk vertaalde. Maar voor Marcs tragedie op het Descartes Gymnasium heeft hij wel royaal uit eigen leven geput.
Siebelink was zelf ook een buitenstaander op het Marnix College: populair bij de leerlingen, genegeerd door een deel van zijn collega’s. De spanningen begonnen toen zijn eerste boek ’Nachtschade’ (1975) verscheen, zegt de schrijver: „Als ik door de gangen liep, dook een derde van mijn collega’s weg in een nis om me maar niet te hoeven groeten. Eenderde vond het wel leuk dat ik schreef en vroeg me soms om een boek te signeren. En de rest was onverschillig.”
Die drie kampen bleven intact, zijn hele schoolcarrière lang. „Er waren geen overlopers.” Hij vond soms nare briefjes in zijn postvak, voelde dat collega’s over hem roddelden. „Dan kwam ik de lerarenkamer binnen en stokten alle gesprekken.” Als schrijver had Siebelink zich buiten de orde van de school geplaatst en al gauw trok hij zich, net als zijn hoofdpersoon Marc, ook fysiek terug, in een verloederd noodlokaal. „Het ritselde er van de muizen.”
Hij heeft zich eenzaam gevoeld op school, zegt Siebelink, die zichzelf beschrijft als van nature heel sociaal. „Ik raakte langzamerhand vervreemd. Dan dacht ik tijdens een borrel: met wie moet ik nou praten?” Er waren meer dieptepunten: de novelle ’Ereprijs’ (later opgenomen in ’Laatste schooldag’) die hij op verzoek van de rector voor het schooljubileum schreef, werd in tweede instantie toch geweigerd. En één keer sloeg Siebelink, in blinde woede en net als hoofdpersoon Marc Cordesius, een treiterige collega in elkaar.
Toch voelde hij zich op het Marnix College ook wel lekker, zegt Siebelink. Onder meer dankzij de leerlingen, die hem eens een steunpetitie hebben aangeboden, ondertekend door de hele klas. Lesgeven heeft hij altijd leuk gevonden. En na schooltijd lonkte zijn schrijftafel. „Ik had de troost van de literatuur.”
Aan die literatuur heeft hij nu dus ’Suezkade’ toegevoegd. Een boek dat in thematiek wel van ’Knielen op een bed violen’ verschilt, maar toch een echte ’Siebelink’ is, al was het maar vanwege de elegante, gevoelige stijl waarin hij het inferno van de school en de romantische neergang van zijn held beschrijft. De roman moet overigens niet als ’afrekening’ worden beschouwd, wil Siebelink nog zeggen: „Ik voel geen wrok. Ik vertel alleen maar.”
Heeft de schrijver hiermee de school gesloten? Of werkt hij alweer in stilte aan een volgende roman? Ach nee, zegt Siebelink, die voor de komende maanden een moordend druk programma van lezingen en interviews heeft. „Misschien is dit wel mijn laatste boek. Ik ben innerlijk te moe, het kost me moeite om het overzicht te bewaren, een roman lang de juiste toon te handhaven.”
Niet dat hij hier nu zijn definitieve pensioen wil aankondigen: wie weet schrijft hij nog wel eens een novelle. Al is dit, zegt Siebelink, met een klopje op de gebonden uitgave van ’Suezkade’, die slechts een fractie dunner is dan ’Knielen’, misschien wel een mooi einde.


REACTIES

S.

S.

een foutje in uw weergave dat hij(marc) geen erectie kon krijgen: blz 360 zijn penis werd zo hard als een steen.....

15 jaar geleden

O.

O.

Hartelijk dank voor dit boekverslag!

Alles staat erin.. een dezer dagen zal ik mijn verslag bijvoegen.

nogmaals bedankt en complimenten voor de korte tijd die het geduurd heeft om hier op te staan.


met vriendelijke groet,
Olivier

15 jaar geleden

A.

A.

Hallo, ik heb een paar opmerkingen over uw boekverslag van Jan Siebelinks 'Suezkade', die overigens wel heel handig is geweest.
Ten eerste trof ik in mijn boek wel degelijk een motto aan, namelijk 'Le destin n'a pas de morale' van Roger Vailland. Ten tweede is de familie van Najoua die Marc bezoekt niet Marokkaans, zoals u wel zegt. Haar biologische familie is wel Marokkaans, maar ze is geadopteerd.
Het boekverslag was wel heel nuttig, dus bedankt ;)
Groeten

15 jaar geleden

D.

D.

Hallo meneer.
Ik heb een aantal opmerkingen, als u het niet erg vind ;-)
Ten eerste moet ik zeggen, dat ik, als 5havo scholiere, Suezkade een ontzettend goed boek vond. Ik heb het vrij snel uitgelezen, dit komt denk ik mede doordat een vriendin van mij ook anorexia heeft. Daardoor sprak het mij ook erg aan. Anorexia is toch iets wat eigenlijk steeds meer voorkomt door alle modellen en dergelijke.
Maar mijn probleem is nu, ik heb hier binnenkort mijn mondeling over. In mijn boek staat namelijk wel een motto, en ik kan me dus echt niet bedenken waar dat op slaat.
Er staat:

n'e destin n'a pas de morale.
Roger Vailland.

Nou, nu is mijn frans toch nog ergens goed voor. Vertaald staat er dus, naar mijn idee, de bestemming heeft geen moraal.
Maar ik kom er dus echt niet uit wat hiermee bedoeld wordt.
Ik hoop dat u mij misschien hiermee kan helpen.
Alvast bedankt.

Met vriendelijke groeten,
Ditta

15 jaar geleden

N.

N.

Als mentor gaat hij op bezoek bij de Marokkaanse familie van Najoua in de vlakbij gelegen Edisonstraat. Hij maakt daarna een verslag van het bezoek en de rector Rafaël Pilger is daarvan erg gecharmeerd.

Dit klopt niet Najoua is opgenomen in een nederlands gezin als pleegkind. Dit pleeggezin bezoekt Marc. Najoua is toen ze klein was weggehaald bij haar ouders omdat die ouders haar en haar broetjes en zusjes mishadelde ofzoeiets.

13 jaar geleden

S.

S.

het boek heeft wel een opdracht en motief

13 jaar geleden

R.

R.

Ik ben het ook niet eens met de opmerking dat het geen geschikt boek zou zijn voor scholieren. Bovendien hoeft een boek geen pageturner te zijn om toch gewaardeerd te kunnen worden door de lezer. Overigens heb ik het boek in een dag of 3 gelezen, en als 6gym studente was dat geen enkel probleem. Een aanrader voor iedereen!

13 jaar geleden

D.

D.

Ook ik ben het niet eens met dat het boek niet geschikt zou zijn voor middelbare scholieren. Ik heb het boek verslonden, en ben als 15-jarige toch nog redelijk jong. Binnen 3 dagen had ik het uit. Het heeft ook echt indruk op me gemaakt.

12 jaar geleden

D.

D.

Herp'Derp Ik moet de mening van mijn collega scholieren delen, ook ik heb namelijk genoten van dit boek en vind dit boek van een dermate abominabel niveau voor een leraar. Excuus

12 jaar geleden

H.

H.

Het taal gebruik in de samenvatting vind ik, zeker in het begin, opvallend plat voor een leraar

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Suezkade door Jan Siebelink"

Ook geschreven door Cees