Titel: ‘Kaas’, Wolters-Noordhoff, Groningen, 2003- druk staat er niet bij, 90 blz. (eerste druk 1933, Nederland) Keuze: Eerst was ik van plan ‘De hemel van Hollywood’ te lezen, maar die bleek heel lastig te zijn. Toen kwam ‘Kaas’ naar voren omdat ik het toevallig in de bibliotheek tegen kwam. Ik had gehoord dat Willem Elsschot een goede en grappige schrijver was. Een ander aantrekkelijk punt is dat het boek best dun is. Titelverklaring:Frans Laarmans wil in kaas handelen. Hij denkt er rijk mee te worden en er respect mee te krijgen. Vandaar dat het boek ‘Kaas’ Eerste reactie: Toen ik het boek uit had was ik erg blij dat ik het gelezen had. Het was eenvoudig geschreven, en ik vond het een leuk boek. Van te voren verwachtte ik een heel erg ouderwets geschreven boek, het is immers geschreven in 1933. Maar dit viel me heel erg mee. Ik vind het werk wel typerend voor de jaren 30. Toen was respect en rijkdom immers belangrijk. De gedachten van Frans passen ook heel goed in die tijd thuis. Namelijk: de kinderen moeten zich nergens mee bemoeien en de vrouw heeft ook niks te zeggen. Die hoort het huishouden te doen en zich niet met zaken te bemoeien. Motto: Aan Jan Greshoff: Ik luister zwijgzaam naar die stem
van ‘t alledaagse in de mensen. Ik volg de hoeken van die mond, een kwalijk toegegroeide wond
die alles uitdrukt, als hij lacht, wat hij zo fel in woorden bracht. Hij heeft een vrouw en kroost en vrinden, hij heeft een hele hoop beminden
waar hij plezier aan heeft als geen. Toch staat Jan Greshoff heel alleen. Hij zoekt en kijkt, hij hoopt en wacht
van d’ ene nacht tot d’ andere nacht. Hij hoort iets en komt overeind: Hij wacht in Brussel op zijn eind. Vooruit Janlief, hanteer de riem, en geef die rotzooi striem op striem! Vaag al dat vee van uwe baan
zo lang uw hart nog mee wil gaan. Mottoverklaring: Het boek is opgedragen aan Jan Greshoff, omdat deze hem aanspoorde om nog een boek te schrijven. Deze opdracht is geschreven in de vorm van een gedicht. Genre: Novelle, omdat het boek handelt om één persoon de vertelde tijd is betrekkelijk kort en uitgebreide karakterbeschrijvingen zijn afwezig. Ook is de omvang niet groot Thema’s: De sentimenten en de gedachtegang van een gevoelsmens in contact met de werkelijkheid, rijkdom, respect Motieven: De relatie tussen Laarmans en zijn moeder is een belangrijk motief. Ook de onvrede van Laarmans met zijn maatschappelijke positie komt vaak voor. Ook is hij vaak bang voor de bemoeizucht van de buurvrouw. Het gaat ook telkens over het zakenleven en over de ambitie van de hoofdpersoon die zich wil opwerken tot een goede handelaar, maar daar niet toe is staat is.
hun vader mee en proberen hem met zijn kaas te helpen. Opbouw: Het verhaal begint ab ovo, met de dood van Laarmans’ moeder. Dat is dan ook meteen het begin van alle gebeurtenissen, want daardoor leert hij Van Schoonbeke kennen, en daardoor komt hij in de kaashandel terecht. Het eind van het verhaal is gesloten: hij werkt weer als klerk bij de General Marine an Shipbuilding Company en bij Frans thuis wordt er niet meer over kaas gesproken. Het verhaal is verdeeld in vierentwintig korte hoofdstukken. Het boek heeft één verhaallijn, het verhaal van Frans Laarmans. Ruimte: Het verhaal speelt zich af in de jaren 30, dat staat op de achterkant. De verschillende plaatsen zijn in Nederland en België. Enkele voorbeelden: in het huis van Laarmans, op het kantoor van Laarmans’ oude baan, bij de opslagkelders, bij Van Schoonbeke thuis en gewoon in Antwerpen op straat. Tijd: Het verhaal speelt zich af in het begin van de twintigste eeuw,in 1933, wanneer dit verhaal geschreven is. Het duurt ongeveer drie maanden. Het verhaal begint in januari met de dood van Frans’ moeder. Dan neemt Frans ziekteverlof voor drie maanden en dat is nog niet afgelopen als hij weer gaat werken, dus dat is ongeveer in het begin van april. Ik denk niet dat de tijd symbolisch gebruikt is. De gebeurtenissen zijn chronologisch verteld. In het begin van het verhaal is er wel een kleine flashback over het leven van de moeder van Frans Laarmans. Op het einde is er dan een beetje een tijdsprong, want dan vertelt Laarmans over hoe het enkele maanden later is, als evaluerend slot. De vertelde tijd is 90 bladzijdes. Vertelsituatie en perspectief: Het verhaal wordt in de ik situatie verteld. De ik persoon is in dit verhaal Frans Laarmans, want je ziet alles door zijn ogen. De enige gedachten en gevoelens die je tegenkomt, zijn van Frans. De gebeurtenissen zijn chronologisch verteld. Schrijfstijl: Ik vond het boek eenvoudig om te lezen. Er werden weinig tot geen moeilijke woorden gebuikt. Ook niet zo heel veel ouderwetse, wat ik wel opvallend vond, aangezien het boek in 1933 geschreven is. Het boek bestond uit allemaal kleine hoofdstukken. Daardoor werd het verhaal overzichtelijker en prettiger om te lezen.
In aanwezigheid van onder meer de criticus Jan Greshoff en de dichter Jan van Nijlen las Willem Elsschot op 2 maart 1933 in Antwerpen zijn kort daarvoor geschreven nieuwe roman Kaas voor. De volgende dag deed Greshoff aan Menno ter Braak, redacteur van het tijdschrift Forum waarin Kaas in vijf afleveringen zou worden voorgepubliceerd, verslag van deze gebeurtenis: 'Hij zelf was er bij momenten zóó ontroerd van dat hij de lezing moest onderbreken, anders was hij gaan zitten huilen. Een curieuze kerel!' Toch was die reactie zo vreemd niet. Zeventig jaar na de eerste publicatie schreef de The New York Times naar aanleiding van het verschijnen van Cheese: 'Elsschot possesses the rare knack for making a reader laugh, squirm and sob, all at the same time.' Missie geslaagd. Elsschot had immers geschreven, dat het er voor een schrijver 'slechts op aan komt zijn persoonlijk tragisch gevoel (om het even waar het om gaat) zoo in woorden te brengen dat het kan overgaan in de ziel van derden, althans van derden die er bevattelijk voor zijn.' In de inleiding tot Kaas poneert hij: 'Men kan niet schilderen zonder oppervlakte. Maar 't skelet zelf is bijzaak, want de hoogste stijlspanning kan bij 't miniemste gebeuren worden bereikt.' Niettemin is ook de keuze van de bijzaak kardinaal. De kaas van Elsschot is de zeesleper in De nieuwe man van Thomas Rosenboom, het object waarop de hoop van een naar verlossing snakkend mens wordt geprojecteerd, en dat maar niet uit de kelder (of de werf) komt; dat verlangens wekt, maar door zijn roerloosheid diezelfde verlangens weer in de nevelen der vergeefsheid laat oplossen. Dit boek was voor Elsschot 'een brok uit mijn leven, de uitdrukking van mijn walg tegenover publiciteit en handel. Omdat publiciteit een te abstract onderwerp was om over te schrijven heb ik kaas genomen. Het heeft vorm, kleur, het ruikt en het stinkt soms. Ik had ook vis kunnen nemen.' Als vijfde deel van het Volledig werk is thans Kaas verschenen in een kritische leeseditie. Door zorgvuldig tekstonderzoek kan de roman weer in de authentieke vorm worden gepresenteerd. Het boek begint met het hoofdstuk waarin Frans Laarmans, klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company in Antwerpen, over het levenseinde van zijn kinds geworden moeder vertelt. Ter Braak schreef Elsschot in maart 1933, dat hij het enigszins jammer vond van het geheel, dat het begin 'meesterlijk' en de rest 'heel goed' is. Om zijn Hollandse bewonderaar te plezieren voegde Elsschot bij nader inzien het voorlaatste hoofdstuk toe, waarin hij Laarmans het graf van zijn moeder (en vader) laat bezoeken, zodat 'mijn kaas verpakt wordt tusschen twee moeders'. Had hij begin en eind weggelaten, wat hij ook overwoog, 'dan wordt het werkelijk een kaasgeschiedenis en dat was de bedoeling niet', zoals hij Greshoff schreef: 'Het begin moest vooral dienen om direkt inzicht te geven in de gevoelige persoonlijkheid van de hoofdpersoon. Wat volgt profiteert daarvan, al geeft de gewone lezer zich daar zoo geen rekenschap van.' Hoe verstandig, die verpakking tussen twee moeders. Want weliswaar is het wedervaren van Laarmans, die door de rijke bons Van Schoonbeke wordt overgehaald om als koopman namens een Nederlandse kaasfirma twintig ton (tienduizend bollen) volvette Edammers te slijten, wat hem niet lukt, waarna hij weer terugkeert in het klerkenbestaan, een onvergankelijk verhaal over illusie en ontgoocheling - maar het openingshoofdstuk is veel méér dan alleen het tikken met de stemvork, teneinde de juiste gevoelssnaar bij de lezer te raken. Kort voordat zij stierf was Laarmans moeder Adela een demente weduwe die manisch aardappels schilde en wol en kapok zat te pluizen. Ze was druk bezig, maar zonder te weten voor wie of wat. En als Laarmans 's nachts naar haar toe moet omdat zij sterven gaat, breken zijn zusters in wenen uit, terwijl hij geen woorden of tranen heeft. Bij de begrafenis komt hij in contact met Van Schoonbeke, een vriend 'en tevens klant' van Laarmans broer die arts is. Kort daarna stelt Van Schoonbeke hem voor, in zaken te gaan. Kaaszaken. Lucratieve handel, naar het schijnt. Maar het zaakje kan ook geducht gaan stinken. Laarmans moet iemand gaan spelen die hij niet is. Eigenlijk lijkt hij gedurende de hele kaasaffaire op zijn zieltogende moeder: hij is reuze bezig, zonder te weten hoe hij de kaas in klinkende munt kan omzetten. Zijn moeder bracht dagen en nachten door met dommelen en pluizen, 'en daar af en toe een glimlach doorheen, God weet tot wie'. Zó ver van de wereld raakt Frans Laarmans niet, maar in wezen is zijn kaasillusie een vergelijkbaar spartelen in het luchtledige. Er wordt met hem gespeeld, hetgeen Elsschot welsprekend tot uitdrukking brengt door telkens te refereren aan Laarmans' zwijgzaamheid. Zelf zegt de man nauwelijks iets: het is Van Schoonbeke die hem prest, de Hollander Hornstra die hem een contract geeft, zijn vrouw die prompt een onheilsclausule in dat contract aanwijst, zijn zoontje Jan die zowaar een hele kist met zevenentwintig Edammers verkoopt, zijn vreselijke buurvrouw Peeters die Hornstra weerstaat als die bij Laarmans komt checken of de zaken naar behoren marcheren. Laarmans overschreeuwt zich, bedenkt een ronkende naam voor zijn handeltje, maar besluit ten slotte een advertentie te plaatsen om vertegenwoordigers te ronselen voor zijn hopeloze opdracht. En al die tijd liggen de kazen in een opslagkelder muisstil te stinken. Schielijk geeft Laarmans zijn baantje eraan, om weer klerk te worden: even heeft hij geloofd iemand te moeten worden. Maar hij kon niet. Hij was niemand. Voorafgaand aan het kerkhofbezoek laat hij zich ook nog te grote en te veel chrysanten in de maag splitsen (laat de handel maar aan anderen over). Dan komt hij bij het graf. 'Het is hier ongelooflijk rustig. Af en toe valt een druppel uit een kalen boom.' Dat zijn de tranen die hij zelf maar niet vergieten kan. Wij zullen het voor hem doen. Tegelijk met Kaas is een nieuwe editie verschenen van Tsjip (1934) en De Leeuwentemmer (1940). Die kon ik niet direct tot me nemen. Eerst ontkazen. Recensie 2 M. Revis schreef in De Stem: “Er is meermalen gezegd, dat onze Nederlandse literatuur dringend behoefte heeft aan verruiming van de horizon: zwerflust, avontuur, en andere lucht om onder te leven dan onze Hollandse grijze en natte hemeldom, die slechts zelden vol is met zijn beroemde, blinkende wolkentoppen, een andere aarde om op te werken en te genieten dan ons platte, vaderlandse, met vele poldersloten en geestelijke doorsneden vlak. De Vlaming Elsschot bewijst met zijn verhaal, dat zulk een verruiming echter niet een noodzakelijke voorwaarde is voor verdieping. Hij bewijst, hoe boeiend het alledaagse kan zijn... Hij is de geschiedenis zo begonnen, dat de lezer zich gaat afvragen: 'Hoe moet het aflopen?” Recensie 3 G.v.E. schreef in De Gulden Winkel: “Elsschots kijk op het menselijk bestaan is, sinds hij 'Lijmen' schreef, milder geworden en het is of hij in 'Kaas' overal zeggen wil: laten wij, beste vrienden, niets al te zwaar meer opvatten, (het leven is groot en machtig, wij zijn klein en hulpeloos) dat is de wijsbegeerte die ons past. Maar in deze stemming heeft hij het gevaar niet kunnen vermijden ons zijn hoofdpersoon, wiens linksheid in het leven hij ons als tragisch wil doen aanvaarden, wat al te véél als een stumper te doen zien; hij heeft de figuur wat 'oversukkeld', en daardoor kreeg ik voor mij onder 't lezen steeds meer het penibel gevoel dat de schrijver een loopje neemt met zijn 'held', ja licht raillerend tegenover hem staat.” Conclusie: Het was heel moeilijk een fatsoenlijke recensie te vinden, dus daarom heb ik er twee wat mindere bij gedaan. Daar staan gelukkig wel meningen in, dus kan ik er wel iets mee. Mijn conclusie uit de recensies: Twee van de drie recensies staan positief tegenover het boek. Eentje niet. Ik vind dat er in de laatste twee recensies geen goede argumenten bevatten. Ze zijn daarvoor niet uitgebreid genoeg. De eerste twee recensies zijn het met elkaar en met mij eens. De laatste vind het allemaal een beetje overdreven. Dat was het natuurlijk ook, maar dat was juist een van de dingen die mij aansprak in het boek. De eerste recensent zegt dat hij eerst moet ontkazen. Dat ben ik wel met hem eens. ‘Kaas’ is zo verschillend met andere boeken. Je moet eerst even aan het boek wennen, en erna het tegenovergestelde, ontkazen dus. Hij zegt ook: een onvergankelijk verhaal over illusie en ontgoocheling. Dat klopt ook. Frans haalt zich namelijk allerlei dingen in het hoofd. Hij denkt dat hij zomaar even een paar ton kaas kan verkopen. De derde recensent: hij heeft de figuur wat 'oversukkeld' Dat is ook waar. Alleen vond ik dat geen nadelig aspect van het boek. Dat was juist grappig. Frans is ook een beetje een sukkel. Maar dat maakt hem grappig. Bronvermelding: Voor hulp bij de samenvatting en informatie over de schrijver, heb ik gebruik gemaakt van: (Bron:
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
P.
P.
veel spelfouten!
10 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Goed boekverslag qua inhoud. Wel veel spelfouten, ook bij de literatuurgeschiedenis is de bronvermelding verkeerd. Dit kan worden opgevat als plagiaat dus voor de mensen die dit boekverslag gebruiken, verander de bron.
5 jaar geleden
Antwoorden