Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Spaanschen Brabander door G.A. Bredero

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 3017 woorden
  • 10 juni 2002
  • 480 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
480 keer beoordeeld

Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
Spaanschen Brabander door G.A. Bredero
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titelbeschrijving Oorspronkelijke versie: G. A. Bredero, Spaansche Brabander, 1617
Vernieuwde versie incl. vertaling: G. A. Bredero, Spaansche Brabander, 1992, Taal & Teken Genre Het verhaal de Spaansche Brabander is een blijspel. Het is een karakterblijspel, want Bredero bespot duidelijk een aantal karaktertrekken. Bijvoorbeeld doordat Robbeknol Jerolimo af en toe belachelijk maakt, wordt het karakter van Jerolimo bespot. Samenvatting Eerste deel: Jerolimo Rodrigo (de Spaanse Brabander) prijst in een lange monoloog de stad Antwerpen, waar hij een plezierig leven met de meisjes had. Omdat zijn vele schuldeisers hem echter niet met rust lieten, vluchtte hij naar Amsterdam, maar daar voelt hij zich helemaal niet thuis. Hij ontmoet Robbeknol, een jonge ex-bedelaar, die op zoek is naar een baantje. Jerolimo wil hem wel in dienst nemen, maar hij vindt het jammer dat Robbeknol ‘bot Hollands’ spreekt in plaats van de heerlijke Brabantse taal. Robbeknol rammelt van de honger, maar Jerolimo, die van plan was naar de mis te gaan, houdt een pleidooi voor de soberheid. Twee straatjongens, Aart en Krelis, schelden de ‘hondslager’ en grafmaker Floris Harmensz. Uit voor ‘lampoot’. Floris kan de jongens niet te pakken krijgen en gaat een praatje maken met drie oude mannetjes, Jan Knol, Andries Pels en Thomas Treck; ze hebben het over de pest en over bankroetiers. Daarna ontmoet Floris twee jongens, Joosje en Contant, die ruziën bij een knikkerspelletje; samen keren ze zich tegen Floris.
Tweede deel: Robbeknol is er al snel achter gekomen dat hij bij zijn meester honger en dorst zal lijden. Jerolimo is druk bezig zich op te doffen, waarbij de knecht moet helpen. Uitgedost als een prins gaat Jerlimo de stad in, terwijl hij geen cent te verteren heeft. Tijdens zijn wandeling wordt hij aangesproken door twee snollen, Trijn Jans en Bleecke An, die snel in de gaten hebben dat hij ondanks zijn hoogdravende taal een arme sloeber is. Robbeknol is er intussen op uitgegaan om te bedelen. Als hij met een voorraad eten thuis komt is zijn meester er al. Jerlimo beweert dat hij al gegeten heeft maar kijkt vol afgunst toe. Even later zitten ze samen te smullen van het bijeen gebedelde eten. Derde deel Na het eten heeft Robbeknol lekker geslapen. Als hij zijn meester toilet aan het maken is, vindt hij in Jerolimo’s kleding niets dan een lege beurs. Jan Knol, Andries Pels en Floris Harmensz praten over elkaar, de slechte tijden en de laatste nieuwtjes. Dan luidt de klok; de schout en zijn secretaris kondigen een verordening tegen de bedelarij af. Robbeknol schrikt; voortaan zal de Bijbel hem van dienst moeten zijn. Al lezende uit de bijbel zeggen drie spinsters, Trijn Snaps, Els Kals en Jut Jans tegen hem, dat hij in ruil voor een ‘kapiteltje’ eten mag komen halen. Jerolimo komt opgewekt thuis. Hij heeft wat geld weten te bemachtigen en stuurt zijn knecht naar de markt. Onderweg ziet Robbeknol een lijkstoet naderen. Hij schreeuwt het uit van angst, want hij heeft een vrouw horen zeggen dat de overledene naar het huis gebracht wordt waar men eten nog drinken weet en dat moet hun huis zijn. Jerolimo lacht hem uit om zijn domheid. Vierde deel: Byateris, de úitdraagster’, vertelt dat ze als koppelaarster aardig de kost kan verdienen. Robbeknol komt thuis met een vracht eten en ze beginnen gelijk te eten. Robbeknol verbaast zich over Jerolimo, die ondanks zijn armoede, zich evengoed nog groot voor wil doen met tafelmanieren. De vrekkige huisbaas, Gierige Geeraart, houdt een monoloog en voert daarna een gesprek met Byatreris over wederzijdse kennissen. Geeraart is op weg naar een van zijn huurders, een Brabander, die niet betaald heeft. Byateris heeft ook geld van hem tegoed en samen komen ze bij Jerolimo. Robbeknol wil hen niet binnen laten en uiteindelijk scheept Jerolimo hen af met een mooi praatje. Zodra ze weg zijn, pakt Jerolimo zijn biezen. Vijfde deel: Els en Trijn horen van Robbeknol dat zijn meester naar Culemborg en Vianen vertrokken is. Jut, Geeraart en Byateris voegen zich bij hen. Als Notaris Joannes Pillorium en zijn klerk langskomen, roept Geeraart de notaris om de inboedel van Jerolimo’s huis te inventariseren. Ook de schout en twee helpers worden erbij gehaald. Er komen nog meer schuldeisers: Balich (de tinnegieter, Otje Dickmuyl (de schilder), Joost die zilveren vaatwerk op krediet heeft geleverd en Jasper, die hem van tapijten en leer voorzien heeft. Ze ontdekken allemaal dat de vogel gevlogen is. De schout opent het huis maar er is niets meer te vinden. De notaris en de schout eisen nu van de anderen betaling maar dit wordt geweigerd. De schout neemt het bed dan maar mee, dat aan Byateris toebehoorde. Robbeknol richt zich tot het publiek voor applaus. Personen De hoofdpersoon is de jonker Jerolimo Rodrigo. Hij is de Spaansche Brabander. Hij is gevlucht uit Antwerpen omdat zijn schuldeiser hem achterna kwamen. Nu is hij in Amsterdam, waar hij over probeert te komen als een rijke vent, maar in werkelijkheid is hij arm en kwetsbaar. Hij is niet erg slim, Robbeknol, zijn knecht, weet hem vaak slimmer af te zijn. Hoe verder het verhaal vordert, hoe grimmiger de sfeer rondom hem wordt. Steeds meer mensen ergeren zich aan hem, omdat hij zich niet aan zijn afspraken houdt. Hij betaald zijn rekeningen niet, en dat leidt tot ergernis van de stadsbewoners. De tweede hoofdpersoon is Robbeknol. Hij was bedelaar en is in dienst genomen door Jerolimo. Hij zag dat wel zitten, want hij had behoefte aan geld. Maar komt weinig van terecht, Jerolimo blijkt helemaal niet zo rijk te zijn als dat hij eruit ziet en veel te eten krijgt Robbeknol daar niet. Af en toe laat hij zijn afschuw aan Jerolimo wel aan hem en het publiek blijken. Er zijn nog andere personen die een kleine rol in het verhaal hebben, maar die hebben duidelijk geen hoofdrol in het verhaal. Ze komen vaak maar in zeer korte stukjes van het verhaal voor. Bijvoorbeeld de notaris: die komt alleen in het vijfde bedrijf voor.
Perspectief Het verhaal is geschreven vanuit een alwetende-verteller. De schrijver weet van afstand het verhaal weer te geven, alleen bij de monologen geeft de schrijver ook duidelijk de mening van die persoon weer. De schrijver heeft voor dit perspectief gekozen, omdat de lezer (of kijker) hiermee de meeste informatie krijgt om het verhaal te kunnen begrijpen. Dat is goed gelukt. Structuur Het boek bestaat uit 127 bladzijden, waarvan telkens de linkerhelft in oud-Nederlands geschreven is, en de rechterhelft is de vertaling daarvan. Het verhaal is een blijspel en bestaat dus uit bedrijven en scènes. Om precies te zijn: 5 bedrijven, die ieder uit ongeveer 7 scènes bestaan. De opbouw van het verhaal is niet ingewikkeld, maar wel rommelig. Door de hoofdverhaallijn lopen diverse andere verhaallijnen die niet zoveel te maken hebben met het verhaal van Jerolimo: - de ruzies tussen twee straatjongens en Floris - de gesprekken van de oude mannetjes - de gesprekken van de hoeren - de monologen en dialogen van de spinsters - de monologen en dialogen van Byateris en Gierige Geraart Tijd De verteltijd van dit boek is ongeveer 4 uur. De vertelde tijd is enkele weken. Het verhaal is geschreven in chronologische volgorde, het begint bij het begin. Er zijn enkele flashbacks in het verhaal. Vooral van Jerolimo, hij denkt dan terug aan de tijd dat hij nog in Antwerpen woonde en hoe goed het daar wel niet was. Er kwamen geen grote tijdsprongen in voor. Ruimte Het verhaal speelt zich af in de stad Amsterdam. Je maakt de algemene bezigheden van de burgers in Amsterdam mee. Het verhaal speelt zich expres af in de grote stad, anders zouden sommige personages niet voor kunnen komen, bijvoorbeeld de twee snollen. Thema In het voorwoord van het boek staat: "Al siet men de luy men kenne se niet." Dit betekent dat het uiterlijk van iemand niet zegt van het innerlijk van die persoon. In dit boek betekenen de mooie kleren van Jerolimo nog niet dat hij een mooi karakter heeft. Schone schijn bedriegt dus. Realiteit Dit verhaal kan zeker echt gebeurd zijn. Bredero heeft dit verhaal ook gebaseerd op eigen ervaringen, maar omdat hij geen mensen wilde kwetsen, heeft hij het verhaal laten afspelen 40 jaar voordat hij leefde. Nu gebeurd het nog steeds, alleen dan in een ander decor. Het jaar 2002 kan je natuurlijk niet vergelijken met het jaar 1575.
Titelverklaring De titel van dit boek heeft twee betekenissen. Ten eerste omdat Jerolimo er van overtuigd is dat hij het resultaat is van een avontuurtje tussen zijn Brabantse moeder en een hoge Spaanse officier. Ten tweede heeft Bredero dit verhaal gebaseerd op de Spaanse Schelmenroman 'Lazarillo de Tormes'. Taalgebruik Het boek bestaat uit twee delen: het oorspronkelijke verhaal en de vertaling daarvan. Wij hoefden alleen de vertaling ervan te lezen, en dat was al ingewikkeld genoeg. Het is namelijk helemaal in rijm geschreven en dat leest niet lekker door en de zinnen worden daardoor af en toe een beetje raar. Gelukkig hoefden wij niet de oorspronkelijke tekst te lezen, want de zeventiende eeuwse taal is moeilijk vanwege de onbekende woorden en het gebruik van dialect. Informatie over de schrijver Over het leven van Gerbrand Adriaenszn Bredero is weinig bekend. Hij werd in 1585 geboren in Amsterdam, heeft waarschijnlijk vrijwel zijn hele leven in die stad doorgebracht tot hij in 1618 stierf omdat hij tijdens het schaatsen in een wak reed. Erg oud is hij dus niet geworden. Desondanks heeft hij een redelijk groot oeuvre bij elkaar gedicht, waarvan vooral de komedie De Spaansche Brabander en het Groot Liedt-Boeck nog steeds met plezier gelezen kunnen worden. Bredero lijkt zich minder van allerlei conventies te hebben aangetrokken dan deftiger tijdgenoten als Vondel en Hooft. In veel opzichten maakt hem dat voor ons, mensen uit de twintigste eeuw leesbaarder: hij schreef niet in hoogdravende taal en met een latijnse syntaxis over mythische en Bijbelse thema's maar in het plat Amsterdams over het leven op straat.Anderzijds hebben zijn toneelstukken daardoor hetzelfde probleem als veel reality TV: ze zijn nogal ongestructureerde series scenes uit het dagelijks leven, zonder een duidelijke verhaallijn. Al met al blijft Bredero de meest moderne onder de zeventiende-eeuwse dichters. Gerbrand Adriaenszn Bredero (1585-1618), zoon van een schoenmaker, zelf schilder en schrijver, was lid van In Liefd' Bloeyende; in zijn Spaansche Brabander prees hij de oudere en bekende rederijkers Casteleyn, de Roovere en Houwaert als "Bay loy goeye meesters", maar door het gebruik van de volkstaal in zijn werken is te zien, hoe hij in andere richting zocht en vond. Met name zijn lyriek verschilt hemelsbreed van de traditionele rederijkerspoëzie. Extra informatie over het boek Politieke achtergronden Bredero plaatst het verhaal in het Amsterdam van omstreeks 1575, maar hij ontleent diverse voorvallen en gebeurtenissen aan zijn eigen tijd (ca. 1615). Het was dus na de beeldenstorm (1566) en tijdens de Tachtigjarige oorlog (1568-1648). Spanje verovert steeds meer en doordat Antwerpen in Spaanse handen gevallen was, vluchtten veel kapitaalkrachtige kooplieden en calvinisten naar het noorden, vooral naar Amsterdam. Amsterdam nam de rol van toonaangevend handelscentrum van Antwerpen over. In het stuk vind je daar diverse uitspraken over van de personages: ‘Andries: Wie brachten hier bedrijvigheid en handel? Dat waren wij!’ (r. 1032) Andries is ook zo’n vreemdeling die in Amsterdam is komen wonen en wat hij zegt klopt, door al die nieuwe bewoners groeide de handel in Amsterdam en de stad breidde uit. ‘Andries: ’t Gaat zo’n beetje, maar ’t is niet goed. Het land is overal in alarm. De één wil ons hier aanvallen, en de ander daar. ’t Is duivelswerk. En dan nog de binnenlandse twisten en onenigheid in de kerk: als de kikvors en de muis onderling hakkentakken, kan de kiekendief ze bij verrassing beide pakken.’ (r. 1007 t/m 1011) Spanje wilde ook Amsterdam aanvallen en de binnenlandse twisten en onenigheid in de kerk duiden op de hervorming. Later kiest Amsterdam voor het protestantisme. Sociaal-economische achtergronden Door de vreemdelingen in de stad verloederen de oude Amsterdamse normen en waarden. Je kunt dit goed afleiden uit de uitspraken van de Amsterdammer Jan Knol: ‘Jan Knol: Lang zo slecht niet, kun je beter zeggen. Want met die lui van buiten kregen we hier in de buurt veel doortrapte schavuiten. Want wat de vreemdelingen hier naartoe hebben gebracht of gehaald, dat moet, verdorie, veel te duur door ons worden betaald. De ouderwetse degelijkheid waar wij zo vaak van spreken is onder al dat nieuwe bedrog vrijwel bezweken. Waar is nu nog de eerlijkheid en de Hollandse trouw? Je zou ver moeten zoeken als je die vinden wou. Toen was een woord een woord, nu moet je alles precies beschrijven als je voor gemene oplichters bespaard wilt blijven.’ (r. 1022 t/m 1031) De Spaansche Brabander hoort ook bij de literatuur die bijdroeg tot het creëren van een eigen stedelijke gedragscode. Geliefd was hierbij het middel van het schetsen van ongewenst gedrag. De personages Jan, Andries en Harmen zijn personen uit de lagere klassen en voorbeelden van slecht gedrag (overmatig drankgebruik, oplichting, hoerenloperij, het slaan van vrouwen en duistere zaken). En natuurlijk is Jerolimo, de grote oplichter, een voorbeeld van slecht gedrag. Jerolimo voelt zich dan wel alsof hij tot de hoogste stand behoort, de stand van de adel, maar hij behoort ook gewoon tot de laagste klasse.
Culturele achtergronden Bredero was lid van de Amsterdamse rederijkerskamer d’Eglentier. De rederijkers werden bij vele stedelijke activiteiten ingeschakeld. Dat was dan ook de reden dat Bredero zoveel wist te vertellen in het stuk over de stad, hij was van alles op de hoogte. Ze discussieerden veel over de nieuwe opvattingen over het geloof (de hervorming) en de ideeën over de Renaissance en het humanisme. In de Spaansche Brabander vind je iets over de hervorming terug in de uitspraken van Jan Knol, via hem laat Bredero zien dat het Amsterdamse volk vrij negatief tegenover de hervorming stond. Ik weet niet of je de eerdergenoemde beeldspraak van Jerolimo (tegen een van de hoeren) in verband kunt brengen met de Renaissance, het zijn wel verwijzingen naar de Griekse klassieke oudheid. Literaire stromingen en genres De tekst behoort tot de humanistisch-renaissancistische literatuur, Bredero schonk hernieuwde aandacht voor het klassieke genre de komedie. De Spaansche Brabander is een blijspel met een tragische ondertoon. Als in een blijspel treden er mensen op uit lagere klassen, de taal is meer spreektaal en het eindigt met een happy end. Er gebeuren ernstige en grappige dingen en de misstanden in de maatschappij (bedrog) worden belachelijk gemaakt. De tragische ondertoon heeft te maken met armoede, ziekte (pest), dood, honger, schulden, prostitutie, racisme (vooral tegen Duitsers, die in de tekst aangeduid worden door de benaming Moffen), bedelen en diefstal. Functie voor het publiek De functie van de Spaansche Brabander is het waarschuwen van de mensen tegen oplichterij en het laten zien van ongewenst gedrag. De Spaansche Brabander ging bij de Nederduytse Academie in première. Het stuk was er voor het Amsterdamse volk. Bredero liet de Amsterdammers een gekleurd beeld van de corrupte, met vreemdelingen overspoelde stad zien. Hij liet de morele waarden binnen een snel multicultureel wordende maatschappij zien. Bredero zelf zocht de oorzaak van het verval van de oude Hollandse eenvoud en eerlijkheid namelijk in die enorme toevloed van vreemden en hij gebruikte Jan Knol om dit over te brengen op het publiek. Informatie over toneel in die tijd in de Amsterdamse Schouwburg Op het toneel van de Amsterdamse Schouwburg speelden zich in de zeventiende eeuw wonderlijke taferelen af. Terwijl elders in de stad calvinistische predikanten hamerden op de predestinatieleer en het streng toeziend oog van God, werden in het theater avond aan avond heidense goden aanbeden. Vaak gebeurde dat met uitvoerige rituele offerhandelingen. Dergelijke offerscenes, compleet met altaar en echt vuur, waren enorm populair in het Amsterdams toneel. Het verschijnsel groeide in de jaren ‘30 en ‘40 zelfs uit tot een heuse theatrale mode. Kenmerkend voor die mode waren niet alleen altaar en vuur, maar vooral ook: het gebruik van muziek. Bij alle offerplechtigheden in het zeventiende-eeuws toneel werd gezongen en op instrumenten gespeeld. Soms werd er ook nog bij gedanst. Het is dus niet verwonderlijk dat de offermode in de jaren ‘30 juist in gang werd gezet door een toneeldichter met grote muzikale belangstelling. Die dichter was Jan Harmensz. Krul, tevens de oprichter van de ‘Amsterdamse Muzyck-kamer’ in 1634. Zijn leven lang was Krul een groot voorstander van het samengaan van tekst en muziek op het toneel. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod (deze gaan vergezeld van klinkende voorbeelden): Kruls muzikale offer in 1634, de voorgeschiedenis en het ontstaan van de offerscene op het Amsterdams toneel, de bloeitijd ervan in de jaren ‘30 en ‘40, de offermuziek zelf en het rituele karakter van de liedteksten. En tot besluit: de Amsterdamse offerscenes in het perspectief van het toenmalige Europese muziektheater. Persoonlijke mening: Waarom/ hoe hebben we dit boek gekozen? We hadden niet de vrije keus voor een renaissance verslag, maar we konden kiezen uit een aantal deelonderwerpen: toneel, liefdespoëzie, geuzenliederen of reizen. Toneel sprak ons het meest aan, en uit toneel hebben we toen gekozen voor de Spaansche Brabander omdat die titel ons het meest aansprak. Wat vinden wij van het boek dat we hebben gelezen? Het leek ons leek om eens een boek te lezen over toneel in de renaissance tijd. Maar dit viel ons nog behoorlijk tegen. Dat kwam doordat alles in rijm was geschreven, en dat las niet al te makkelijk. Verder las het boek best snel, dat kwam ook doordat je de linkerhelft niet hoefde te lezen, die was namelijk in het Oudnederlands geschreven. Ook het verhaal zelf vonden we niet erg leuk, het was niet spannend genoeg en er liepen verschillende verhaallijnen door elkaar heen, waardoor het niet echt één pakkend verhaal was of één situatie waar het hele verhaal om heen hing. Veel monologen waren wat langdradig, waardoor de interesse wat wegebde. De leukste stukjes waren de stukjes waar Bredero spotte met de karaktertrekken, vaak een discussie tussen Robbeknol en Jerolimo. Het was leuk dat de schrijver vanuit een alwetende verteller zijn verhaal vertelde. Zo wist je wat meer over de alledaagse bezigheden in die tijd in Amsterdam. Verder viel het ons op dat het conflict in het verhaal uit 1575 ook in deze tijd nog zou kunnen voorkomen. Dat zie je niet vaak meer.

REACTIES

A.

A.

evaatje hoe langdradig kan je zijn?
leer SAMENVATTEN!!!

MVG

13 jaar geleden

L.

L.

super goeie samenvatting, ik heb er veel aan gehad!

12 jaar geleden

H.

H.

jemig, wat is er mis met jou! Als ik op samenvattingen zoek krijg dit dingetje, tis meer een boekje. Kan je niet gewoon echt voor een samenvatting zorgen, stop hem dan niet bij de SAMENVATTINGEN aub. het verwart mensen die voor een echte samenvatting komen.

12 jaar geleden

J.

J.

Aan de mensen die een samenvatting willen: lees dan een andere tekst op scholieren.com!
Ik vind het juist goed om een uitgebreidere samenvatting te hebben, omdat ik heb boek niet heb gelezen. Dank je wel Evaatje :D

12 jaar geleden

T.

T.

Een samenvatting mag max. 10% van het organel zijn. Deze samenvatting is dus prima

12 jaar geleden

K.

K.

verteltijd is eerder 2 uur, het was een toneelstuk, en ik denk niet dat mensen 4 uur lang naar een toneel zouden blijven kijken

11 jaar geleden

K.

K.

Zeker geen slechte samenvatting! Wel twee opmerkingen: de oorspronkelijke taal is MIDDELnederlands en niet Oudnederlands. En dat maakt wel degelijk uit! Oudnederlands is van rond 1150 en kan je totaal niet lezen. Middelnederlands is vanaf 1150 en dat valt qua leesbaarheid nog wel mee (niet altijd). En héél jammer van die spel- en dt-fouten. Ik wil niet de 'grammar-nazi' uithangen, maar het stoort wel degelijk.

11 jaar geleden

B.

B.

Wat een commentaar mensen.. Ga zelf samenvatten, het is niet verplicht deze samenvatting over te nemen!

10 jaar geleden

M.

M.

heel fijn dat het zo uitgebreid is, heb er zeker veel aan gehad! :)

10 jaar geleden

M.

M.

Matige samenvatting met onwijs veel spelfouten. Het is bijna niet te geloven dat dit door iemand uit 4VWO geschreven is. Voor de rest is het inhoudelijk wel oké.

8 jaar geleden

O.

O.

Er zitten redelijk wat spelfouten in. Maar inhoudelijk is het wel goed.

3 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Spaanschen Brabander door G.A. Bredero"