Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De klucht van de koe door G.A. Bredero

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
Boekcover De klucht van de koe
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 1885 woorden
  • 1 maart 2001
  • 451 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
451 keer beoordeeld

Boekcover De klucht van de koe
Shadow

Hoofdpersoon in deze klucht uit 1612 is een gauwdief, die zijn medespelers op listige wijze een koe en andere zaken afhandig maakt. De karakters van de personen worden tamelijk grof en karikaturaal geschetst, zoals in een klucht gebruikelijk. De kracht ligt in de beschrijving van de volksfiguren en de dialogen. Een inleiding geeft informatie over auteur en inhoud en o…

Hoofdpersoon in deze klucht uit 1612 is een gauwdief, die zijn medespelers op listige wijze een koe en andere zaken afhandig maakt. De karakters van de personen worden tamelijk gro…

Hoofdpersoon in deze klucht uit 1612 is een gauwdief, die zijn medespelers op listige wijze een koe en andere zaken afhandig maakt. De karakters van de personen worden tamelijk grof en karikaturaal geschetst, zoals in een klucht gebruikelijk. De kracht ligt in de beschrijving van de volksfiguren en de dialogen. Een inleiding geeft informatie over auteur en inhoud en over de bedoeling van deze uitgave. Bredero schreef lyriek en toneelstukken, met name kluchten en blijspelen. Hij werd minder beïnvloed door de renaissance dan zijn tijdgenoten.

De klucht van de koe door G.A. Bredero
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.1 Primaire gegevens
Auteur: Gerbrand Adriaenszoon Bredero
Titel: De klucht van de koe (in het boek Kluchten)
Uitgeverij: Tjeenk Willink-Noorduijn N.V.
Plaatsnaam: Culemborg
Jaar van uitgave: 1971 (oorspronkelijk 1619)
Druk: onbekend
Aantal pagina’s: 43

1.2 Gerbrand Adriaenszoon Bredero
Geboren: 1585 († 1618)
Debuut: Rodd’rick ende Alphonsus, Griane en Lucelle (in 1616 voor het eerst in druk, proza)
Genres: Proza, lyriek en dramatiek

Bijzonderheid: In tegenstelling tot veel andere schrijvers van zijn tijd die zich niet verlaagden tot conversaties met het gewone volk, ging Bredero wel degelijk om met mensen uit de laagste milieus.
Citaat: ‘Het kan verkeren’ over hoe alles in het leven in één klap kan veranderen.

1.5.2 Biografie

Leven
Een van de boeiendste schrijvers uit de zeventiende eeuw was de dichter Gerbrand Adriaenszoon Bredero, die in 1958 in een huis aan de Nes, in het hartje van Amsterdam geboren werd en in 1618 - op drieëndertigjarige leeftijd - stierf. Een ziekte die hij had opgelopen, toen hij met een slee door het ijs zakte, was hem fataal geworden.
Zijn korte leven heeft Bredero vrijwel uitsluitend in Amsterdam doorgebracht, een stad waarvan het inwonertal zich in zijn tijd uitbreidde van 30.000 tot 100.000. Zwervend door de stegen van deze stad, waar plotselinge rijkdom en schrijnende armoede hand in had gingen, heeft Bredero het leven met al zijn plezier en verdriet kunnen gadeslaan. Typerend is dan ook dat hij in zijn werk bewust koos voor de Amsterdamse volkstaal van zijn tijd in tegenstelling tot de literaire taal die door zoveel andere schrijvers gebruikt werd.

Opleiding
Bredero behoorde tot de gegoede kleine burgerij en heeft een degelijke, maar eenvoudige schoolopleiding gehad. Naar eigen getuigenis was hij ‘een slecht (oftewel eenvoudig) Amsteldammer, die maar een weinig kindsschoolfrans in het hoofd rammelde’. Die kennis was weliswaar nog wel toereikend om een Frans sonnet te schrijven, maar inderdaad stond hij in ontwikkeling bij Cats, Hooft, Huygens en Vondel ten achter.

De renaissance

Omstreeks 1585 begint de renaissance in de Nederlandse letteren. In Amsterdam kwam ze aan het woord in de rederijkerskamer De Eglentier, waarvan later Hooft en Bredero beiden lid zijn geweest. De renaissance streefde naar een strengere taaltucht: bondige uitdrukking van gedachten, het gebruik van het juiste woord op de juiste plaats en zuiver Nederlands. Er ontstond een meer beheerste kunst. Een kenmerk van de nieuwe dichtkunst was een strenger versritme. De ontwikkeling van het rederijkersvers tot het renaissancistische voltrok zich geleidelijk. In Bredero’s lyriek treft men reeds heel veel regels aan met een duidelijk te onderkennen metrum. Vaak zijn het jamben: de z.g. Franse versmaat. De klucht van de koe is evenwel nog geheel geschreven in de traditionele rederijkersversregels. Omdat in dit realistische toneelstuk personen van geringe stand praten, d.w.z. niet al te correcte taal gebruiken, is ook van taaltucht weinig of niets te bemerken. Bredero kende de lagere standen door de dagelijkse omgang. Hij wist de taal ervan goed te imiteren.

Gedichten
In zijn vele gedichten beschreef Bredero vooral de onweerstaanbare charmes van de meisjes, het genot van de alcohol en de kater van de volgende ochtend als zowel de meisjes en de drank de ongelukkige dichter in de steek hebben gelaten. Steeds terugkerend motief is hoe alles in het leven kan veranderen: Het kan verkeren. Vaak treft daarbij een ontroerend vertrouwen in God. Bredero's gedichten werden in 1622, dus na zijn dood, in het Boertigh, amoreus en aendachtigh groot liedboeck samengebracht.

Toneelspelen
Als toneelschrijver werd Bredero wel geïnspireerd door allerlei buitenlandse voorbeelden - vooral Spaanse ridderromans boeiden hem -, maar hij verwerkte ze meestal toch tot door en door Amsterdamse stukken, waarin prachtige beschrijvingen gegeven worden van het leven in de roerige, rosse binnenstad. Zijn belangrijkste stukken zijn: Griane (1612), De klucht van de koe (1612), De klucht van de molenaer (1613), Moortje (1615) en vooral De Spaanschen Brabander (1617).

Bronnen:
G.A. Bredero: De klucht van de koe, B.V. W. J. Thieme & Cie – Zutphen, 1978

2 Samenvatting
Gijsje is een dief, al vindt hij dat hij niet slechter is dan veel anderen die hun medemens een poot uitdraaien zonder dat het diefstal wordt genoemd. Op een dag komt hij een boer tegen met een mooie koe. Die avond steelt hij de koe en ’s morgens vraagt hij de boer het beest voor hem te verkopen. De boer, die erg goedgelovend is, ziet dat het dier wel verdacht veel op zíjn koe lijkt, maar gelooft de dief op zijn woord en hij verkoopt het. Eerlijk als hij is brengt hij het geld dat de koe heeft opgeleverd die avond naar Gijsje, waarop deze hem uitnodigt voor een rondje in de herberg ’Het swarte paert’. Daar zitten ook de waardin Giertje en de optrekker Joosje (die haar al een hele tijd probeert te versieren), die eveneens worden opgelicht door de dief , want als hij om vlees en vis vraagt om zijn goede vangst te vieren, blijkt dat Giertje dit niet kan verkopen. Daarom krijgt hij van haar twee schotels om het te gaan halen bij een boer in de buurt. Van de optrekker krijgt hij een mantel om de lekkernijen te verbergen. Vervolgens neemt hij de benen, waarna de drie slachtoffers erachter komen dat ze bij de neus genomen zijn.

3.1 Perspectief

Omdat het een toneelstuk is, heb je te maken met een aantal ik-vertellers, al naar gelang het aantal personages dat meespeelt. Er wordt met de gebeurtenissen ‘mee’ verteld, want ze vinden op hetzelfde moment plaats als dat erover gepraat wordt.

3.2 Personen
Gijsje (de gauwdief)
Gijsje is een dief, maar ziet zichzelf niet zo, want wat anderen doen voor de kost is net zo min iets om trots op te zijn, maar het wordt niet tot de diefstal gerekend (bijvoorbeeld vals spelen bij het kaarten of smokkelen). Hij komt erg betrouwbaar over: hij heeft een schrandere uitstraling en hij weet zijn listen zó te verpakken dat ze heel aannemelijk zijn. Hij besteelt zowel de boer als de optrekker en de waardin met zijn mooie praatjes.

Dirk Thijssen (de boer)
Dirk is een naïeve boer die veel te graag uitgaat van het goede in de mens. Hij gelooft de dief namelijk meteen op zijn woord, ook al twijfelde hij eerst geweldig. Hij is erg met zichzelf ingenomen en dat komt hem wel eens duur te staan, bijvoorbeeld als hij een hele redevoering geeft in het Frans, waar niemand daadwerkelijk naar luistert, maar waar de dief dankbaar gebruik van maakt door ongezien de benen te nemen. Dirk heeft wel gevoel voor humor, want als hij merkt hoe hij bestolen is, kan hij wel om zijn eigen domheid lachen.

Giertje (de waardin)
Giertje is de waardin van de herberg ‘Het swarte paert’. Ze is behoorlijk bijdehand en ze weet de mannen, die stuk voor stuk een oogje op haar hebben, handig af te weren. Daarbij schroomt ze grofheid in zijn totaal niet. Ze is een leuke meid zolang er betaald wordt, maar anders kun je je maar beter uit de voeten maken. Hoewel ze gek is op geld – haar naam doet niet anders vermoeden – heeft ze een heilig ontzag voor het huwelijk. Want hoeveel mannen ook bieden om met haar te slapen, toestemmen zal ze nooit. Ze is namelijk getrouwd. En ook al is haar man op het moment afwezig, bedriegen zal ze hem nooit.

Joosje (de optrekker)

Joosje heeft ruzie met zijn vrouw als hij naar de herberg van Giertje gaat om zich te bedrinken en eigenlijk ook om de waardin voor zich te winnen, waarin hij hopeloos mislukt. Hij is zwak en heeft de drank nodig om het leven (en zijn vrouw) aan te kunnen. Zijn motto is om nooit te trouwen, want dat brengt alleen maar ellende, en hij kan het weten (zegt hij).

Keesje (het zoontje van de boer)
Keesje is het zoontje van de boer. Hij is vrij klein van stuk en hij heeft een hoog stemmetje. Dit is mogelijk de reden waarom de andere jongens hem pesten. Hij is een echt papa’s kindje, want hij zoekt meteen troost bij zijn vader en vertelt hem in één ademtocht door dat de koe weg is. Niet zo heel subtiel dus.

Geen van de personages zijn karakters, omdat het verhaal simpelweg te kort is om hun hele wezen in weer te geven. Alles draait om de boodschap; niet om de figuren.

3.3 Tijd
Het verhaal speelt in Bredero’s eigen tijd (namelijk in de zeventiende eeuw) of eigenlijk iets later. Want de klucht werd in 1612 geschreven en in dat jaar was de toren van de Zuiderkerk, die als voltooid bouwwerk beschreven wordt, nog helemaal niet klaar. Dat was pas in 1614 het geval.
De vertelde tijd bedraagt ongeveer twee dagen, waarin op de eerste dag zowel de dief en de boer, als de waardin en de optrekker elkaar ontmoeten, en waarin op de tweede dag allen door de dief bedrogen worden.
Het verhaal wordt chronologisch zonder verdere flashbacks verteld. De tijd heeft ook geen symbolische functie.

3.4 Ruimte
Het verhaal begint bij de boer thuis (in Ouderkerk), waar de dief om overnachting vraagt. Hier ontdekt hij ook de koe van de boer. Tegelijkertijd brengt de optrekker de nacht door in ‘Het swarte paert’, de herberg waar de dief en de boer zich later bij hem voegen. De volgende dag trekken Gijsje en Dirk naar Amsterdam, waar de boer door een list zijn koe verkoopt en de opbrengst aan de dief geeft, die hem vervolgens uitnodigt voor een feestje in de herberg. De ruimten worden niet echt beschreven, omdat ze niet van belang zijn voor het verhaal. De boodschap moest namelijk helder blijven en die helderheid zou vertroebeld kunnen zijn door al teveel details.

3.5 Motieven

Enkele motieven zijn:
- Goedgelovigheid: De boer is veel te goedgelovig ten opzichte van de dief: hij laat hem zomaar bij zich overnachten en hij vertrouwt hem als hij zegt dat de koe, die wel verdacht veel op zijn eigen koe lijkt, toch echt zíjn koe is.
- Drank: Stuk voor stuk houden de mannen wel van een potje bier. De optrekker doet niet anders dan drinken en ook het feestje van de dief ontaardt in een drinkpartij. Dit is een mogelijk symbool voor de zwakheid van de mens, want juist alleen Giertje, die erg sterk overkomt, drinkt niets.

3.6 Thema
Een klucht zonder boodschap is als een vogel zonder vleugels. Dat kan niet! Ook in dit verhaal is de levensles er weer dik bovenop gelegd: “Wees niet al te goedgelovig!”

3.7 Spanning
Het verhaal komt heel langzaam op gang, omdat de dief eerst een excuus geeft voor zijn daden en daar wel erg diep op in gaat. Maar naarmate het einde van de klucht voor de lezer voorspelbaarder wordt, komt er steeds meer tempo in en hierdoor neemt de spanning toe.

3.8 Titelverklaring
Het hele verhaal draait om de koe die gestolen wordt en daarom is het ook niet zo gek dat het De klucht van de koe heet. Een andere verklaring is het feit dat de koe nogal eens als een uiterst dom wezen gezien wordt, wat terug kan slaan op de goedgelovige slachtoffers van de dief. Je moet wel net zo dom als die koe zijn om je je spullen zo gemakkelijk te laten afpakken.

3.9 Structuur
Het verhaal begint bij het begin; er is dus sprake van ab ovo. Het eindigt gesloten; het verhaal is echt ‘af’ bij het einde. Verder zijn er geen opmerkelijke structuurpunten als vooruitverwijzingen aan te treffen.


3.10 Genre
Dit verhaal valt onder de dramatiek met als subgenre de klucht.

REACTIES

E.

E.

Hij gelooft de dief namelijk meteen op zijn woord, ook al twijfelde hij eerst geweldig.

Dit spreekt elkaar tegen, verder heel erg bedankt het is erg bruikbaar! :)

12 jaar geleden

P.

P.

er staat een fout in als het zou kloppen dan is die man geboren in 1958 en 340 jaar geleden overleden. wtf

11 jaar geleden

E.

E.

wauw dat zal dan wel een dikke fout zijn of die man is gewoon apart

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De klucht van de koe door G.A. Bredero"