Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Rene Descartes

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Biografie door een scholier
  • Klas onbekend | 2869 woorden
  • 20 maart 1999
  • 184 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
184 keer beoordeeld

Voorwoord
Met dit werk te maken heb ik getracht een algemeen overzicht te geven van Descartes’ filosofie en in mindere mate van zijn werk op wiskundig gebied. Zijn onderzoeken die hij op andere terreinen, zoals op medisch vlak, verrichtte heb ik in dit werk achterwege gelaten omdat ze, vind ik, minder belangrijk waren. Ik realiseer me dat dit werk geen volledig beeld geeft van Descartes werk. Had ik dit wel gedaan dan had ik mijn bespreking moeten beginnen bij de filosofie van het oude Griekenland en Rome, vervolgens haar invloed op de middeleeuwse scholastiek4 en de invloed die de scholastiek had op het werk van Descartes. Uiteindelijk en misschien belangrijker had ik haast elke filosoof tot op de dag van vandaag moeten bespreken. Dit zou ons te ver leiden.

Uiteindelijk is dit een werk geworden, dat naar mijn eigen mening, wel geschikt is voor iemand die nota wil krijgen van de eerste beginselen van Descartes’ filosofie en wiskunde. Als je er echter meer over te weten wil komen dan raad ik je aan om één van mijn bronnen of andere boeken te raadplegen.

1 Inleiding

Descartes leefde op het einde van een tijdperk. Een tijd die tot dan volledig gedomineerd werd door godsdienst en Kerk. Toen wetenschap nog een taboe was. Humanisten zoals Descartes doorbraken dat taboe en legden een basis voor de wetenschap die tot op vandaag belangrijk is gebleven.

 

René Descartes: filosoof, wiskundige en natuurwetenschapper

René Descartes werd in 1596 geboren te Touroine als zoon van een Franse adellijke familie. Van 1604 to 1612 kreeg hij een wetenschappelijke opleiding in het Jezuïetencollege van La Flèche, waar hij een betere wiskundige opleiding genoot dan aan de meeste universiteiten van Parijs. In 1612 stortte hij zich in het Parijse gezelschapsleven, lang kon hem dat niet boeien en vervolgens trok hij zich terug om zich volledig op de meetkunde te kunnen concentreren.

Zijn vrienden ontdekten hem evenwel en om toch in rust te kunnen werken nam hij dienst in het leger. Naar eigen zeggen deed hij dit om "het grote boek van de wereld te leren kennen" en niet omdat hij zich verbonden voelde met een van de strijdende partijen. Als katholieke Fransman nam hij eerst dienst in het Nederlandse leger (1617). Daar er in Nederland toen vrede heerste zou hij 2 jaar ongestoord hebben kunnen werken. Wanneer dertig jarige oorlog uitbrak trad hij in dienst van het Beierse leger. Daar beleefde hij de winter 1619-20 die hij later in zijn boek Dicours de la methode beschreef.

In 1621 gaf hij aan het vechten de brui en na een bezoek aan Italië vestigde hij zich in Parijs. Opnieuw kwamen zijn vrienden hem storen en dus sloot hij zich in 1628 aan bij het leger dat La Rochelle, een vesting van de Hugenoten, belegerde. Toen ook deze strijd gestreden was vestigde hij zich in Nederland waar toen een liberaler klimaat heerste tegenover wetenschappersen hij dus mindersnel vervolgd zou worden. Hij leidde daar een teruggetrokken en sober leven: hij was een praktiserend Katholiek1, maar toch aan hanger van de ketterijen van Galilei2. Na zijn veroordeling (1642) beslist hij zijn grootste werk: Le Monde, niet te publiceren. Dat werk was namelijk op twee punten godlasterend, hij beschreef in dit werk: de wenteling van de aarde om haar as en de oneindigheid van het universum. De 20 jaar (1629-49) dat hij in Nederland verbleef maakte hij slechts enkele zakenreizen naar Frankrijk en één naar Engeland. Heel zijn correspondentie verliep over een vriend uit Parijs, père Hersenne. Ook in Nederland bleef hij niet gespaard van politieke aanvallen. Niet uit de hoek van Katholieken maar uit die van de fanatieke protestanten. Gelukkig kon hij telkens op de bescherming van de Prins Van Oranje rekenen.

Langs de Prins kwam hij in contact met Koningin Christina van Zweden, een geleerde vrouw die haar het recht toeeigende om de tijd van geleerden in beslag te nemen. Zij nodigde Descartes bij haar aan het hof uit en na lang aarzelen stemde hij toe. Eens aangekomen bleek het dat zij van hem verwachtte haar elke dag les te geven. Omdat ze geen ander uur kon vrijmaken moest dit om 5 uur ‘s ochtends gebeuren. Dit vroege opstaan en de Scandinavische winterkoude werkten in op het eerder zwakke gestel van Descartes. Hij overleed te Stockholm in Februari 1650.

René Descartes was filosoof, wiskundige en natuurkundige. Op filosofisch en wiskundig gebied heeft hij baanbrekend werk verricht. Hoewel hij op natuurkundig gebied ook onderzoek heeft verricht hoopte hij ooit een grote ontdekking te doen zoals Harvey, die als eerste een theorie over de bloedsomloop publiceerde, waar hij trouwens een groot bewonderaar van was.

Zijn stijl is vlot en gemakkelijk leesbaar. Hij richt zich eerder tot de gewone man dan tot zijn leerlingen. Hij schreef niet als een leermeester maar als een ontdekkingsreiziger die zijn kennis met anderen wilde delen. Zijn niet-officiële schrijfstijl bleef tot Kant3 onder zijn opvolgers bewaard. Het was een groot geluk voor de moderne filosofie dat één van haar grondleggers zo een goed en getalenteerd schrijver was.

 

3 Descartes, grondlegger van de moderne filosofie

Descartes’ filosofie bevindt zich eigenlijk op de overgang van twee verschillende stromingen. Langs de ene kant de middeleeuws scholastiek4 van St.-Auguntinus en Thomas van Aquino5 waar hij zijn onderwerp vond: God en de ziel. Langs de andere kant stond hij ook achter een nieuwe stroming van denken, met een natuurkundige achtergrond zoals Galilei. Descartes uitgangspunt was echter eerder wiskundig dan natuurkundig zoals dat bij Galilei het geval was. Zoals de wiskunde gebouwd was op enkele axioma’s6 en daarop gebaseerde afleidingen, zo wiskundig wou hij ook de filosofie maken, gebaseerd op enkele axioma’s en afgeleiden. Axioma’s noemde Descartes een soort van evidenties, zekerheden die je kon achterhalen dankzij je intuïtie, je moest ze niet echt kunnen bewijzen. Dit deed hij op een rationele basis, dus niet op een dogmatische wijze zoals in de middeleeuwen en ook vertrouwde hij niet op zijn zintuigen die zouden hem immers kunnen bedriegen. Langs de andere kant ging hij er ook niet van gaan dat hij altijd juist dacht en redenerde. Ons denken zou in de war kunnen gestuurd worden door wat Descartes een malin génie noemde: een soort van geest die je verstrooit in alles wat je denkt. Die uitgangspunten moeten dus tegenover elke twijfel in stand blijven.

De biografie gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

3.1 De Cartesiaanse twijfel

Die evidentie moest dus stand houden tegenover die methodische en universele twijfel. Deze twijfel is methodisch en niet cynisch: het is geen twijfel om de twijfel om de twijfel, zij heft zichzelf op wanner de twijfel onterecht blijkt te zijn. Ze is universeel omdat ze alles wat enigszins in twijfel te trekken is in twijfel trekt. Dit bespreekt hij in zijn boeken Discours sur la methode (1627) en meditaties (1642). Alles wat betwijfelbaar is wordt als onzeker beschouwt, van onze zintuiglijke waarnemingen tot de wereld waarin we leven. Zelfs aan de zekerheden in de wiskunde begint hij te twijfelen Dit laatste zou gebeuren door een "kwade genius" die ons probeert te verwarren in alles wat we denken.

Dankzij die twijfel rijst er een zekerheid op: namelijk de zekerheid dat we twijfelen. Je kan aan alles twijfelen behalve aan dat we twijfelen en dus denken. Daar leidt Decartes uit af "Je pense, donc je suis" (ik denk, dus ik ben). Dit is een van de axioma’s van zijn filosofie. Dit is volgens hem een absolute zekerheid die stand houdt tegen de meest radicale twijfel. Deze stelling is zo zeker dat we er andere stellingen aan kunnen toetsen op hun waarheid. Als andere waarheden even evident zijn als "Je pense, donc je suis" kan men ze dus ook als waar beschouwen.

De vraag die hier op volgt is: welke ideeën zijn even evident als "Je pense, donc je suis". Volgens Descartes zijn dat niet de ideeën die langs onze zintuigen bij ons opkomen, die kunnen ons immers bedriegen en ook niet de ideeën die we ons inbeelden. Maar wel de ideeën die aan geboren zijn.

 

3.2 Descartes’ Godsbewijs

Het bestaan van een waarachtige God is Descartes tweede bewijs. Deze zekerheid is afgeleid uit de eerste. Zijn redenering gaat als volgt: het gaat om een idee van een oneindig, volmaakt wezen. Zelf zijn we maar een eindig en onvolmaakt wezen. Ons denken is onvolmaakt omdat het een eindig denken is. Onvolmaaktheid en eindigheid is pas merkbaar tegenover een volmaakt en eindig iets. Iets onvolmaakt ervaren is dus de mogelijkheid van het volmaakte kennen. De idee van het volmaakte kan niet langs onze zintuigen bij ons zijn opgekomen, men heeft het immers nog nooit gezien. De idee is ook niet ingebeeld want uit onze onvolmaaktheid en eindigheid kunnen wij geen volmaakt iets construeren. Dus moet de idee van het volmaakte aangeboren zijn. Maar hoe kan nu een eindig denker een oneindig idee hebben? Hierop antwoordt Descartes: de oorzaak van dit volmaakte idee in ons moet een uitwendige, volmaakte oorsprong hebben. Dit wijst dus op een alwetende, waarachtige volmaakte God, die alles inclusief het denken geschapen heeft. Doordat die God volmaakt en waarachtig is kan hij geen bedrieger, een malin génie zijn. Want een waarachtige God zou niet willen dat we ons zo vergissen.

 

3.3 Het bestaan van een wereld

Met deze stelling tracht Descartes het bestaan van een reële wereld te bewijzen. Die wereld bestaat uit materie en materie heeft altijd een zekere ruimtelijke omvang. Ze kan nooit tot nul herleid worden. Deze materie is duidelijk meetbaar en telbaar: ze is dus even ordelijk als de wiskunde. Wij ontvangen dankzij onze zintuigen allerlei prikkels zoals kleuren, geluiden, temperatuur, enz… .Die kunnen wij zelf niet onbewust veroorzaken want een persoon is zich per definitie, aldus Descartes, bewust van zijn activiteiten. Daar we toch iets gewaarworden moet wijzen op een wereld buiten onszelf. Daar God volmaakt en waarachtig is kan hij niet willen dat we ons zo vergissen in deze redenering. Deze indrukken zijn ons door God gegeven en zijn in principe betrouwbaar.

Het bestaan van een buitenwereld kan, volgens Descartes, alleen bewezen worden door het bestaan van een God. Hier ontstaat een cirkelredenering. Enerzijds wordt het bestaan van God bewezen door het denken, wat de juiste manier van denken verondersteld. Anderzijds wordt de het bestaan van een buitenwereld enkel gestaafd door een bestaan van God terwijl die God er juist voor moet zorgen dat we juist denken.

 

3.4 Descartes invloed op de moderne Filosofie

Descartes’ filosofie was op twee punten belangrijk voor het verdere verloop van de moderne westerse filosofie:

1. Descartes nam, buiten God, 2 totaal verschillende en van elkaar losstaande substanties waar: de ziel en het lichaam. En deze kwamen bij de mens in contact met elkaar ter hoogte van de pijnappelklier. In het boek Meditaties wordt uitvoerig besproken hoe het komt dat bevoordeeld de ziel verdriet heeft als het lichaam dorst heeft. Deze theorie werd door zijn opvolgers, met name Geulinx, afgevoerd en verandert door totaal nieuw idee van een geest die het lichaam niet in beweging brengt. Geulinx stelt een soort van twee gelijklopende klokken voor. Één voor het lichaam en één voor de geest. Als bevoordeeld de klok van het lichaam dorst aanduidt, duidt de klok van de ziel pijn aan. Dit zijn dus, aldus Geulinx, twee van elkaar losstaande maar gelijklopende factoren.

2. Over de hele lijn van Descartes’ theorie over het stoffelijke was alles deterministisch7: levende en dode wezens waren onder invloed van natuurwetten. Alle dieren waren automaten. Hierop maakte Descartes één uitzondering en tegelijkertijd inconsequentie. Hij dacht dat de menselijke ziel gedeeltelijk wel de handeling van zijn lichaam kon beïnvloeden. De ziel zou enkel de richting maar niet de grootte van de handeling kunnen veranderen. Dit was geheel in strijd met de wetten van de mechanica en ook dit deel van Descartes’ filosofie werd niet door zijn opvolgers overgenomen. Later was het voor de materialisten8 maar een klein moeite om deze inconsequentie weg te werken en te zeggen dat ook de mensen automaten waren.

 

3.5 Besluit

Ondanks Descartes’ vernieuwde uitgangspunt van axioma’s en zijn belangrijke plaats in de geschiedenis van de filosofie moeten we ons toch enkele vragen stellen. Soms lijkt het erop dat Descartes een toneelstuk van twijfel opvoert met als personages: ik en God. Dat hij enkel twijfelt aan het bestaan van een buitenwereld en aan het bestaan van een God om het bestaan ervan te kunnen bewijzen.

Ondanks Descartes’ vernieuwde uitgangspunt van axioma’s en zijn belangrijke plaats in de geschiedenis van de filosofie moeten we ons toch enkele vragen stellen. Soms lijkt het erop dat Descartes een toneelstuk van twijfel opvoert met als personages: ik en God. Dat hij enkel twijfelt aan het bestaan van een buitenwereld en aan het bestaan van een God om het bestaan ervan te kunnen bewijzen.

Het gevaar om heel je filosofie op enkele uitgangspunten te bouwen is dat als er in het begin van de redenering een fout zit dan zit die ook in de rest van je theorie. Hij neemt aan dat het een waarachtige God is zodat het geen malin génie kan zijn en dat hij ons ook niet bedriegt. Als die God wel een malin génie zou zijn is er ook geen bewijs niet meer voor het bestaan van de buitenwereld want dan kan die God ons wel bedriegen. Misschien was hij te hard onder de indruk van de wiskunde en andere wetenschappen dat hij ze begon toe te passen op terreinen waar je ze niet op toepassen kan en mag.

Dat zijn filosofie gebaseerd was op de nieuwe wetenschappen en op de scholastiek, die hij in La Fliche had meegekregen, maakt dat deze inconsequenties bevatten maar maakte zijn filosofie tegelijkertijd ook boeiender en rijker aan ideeën. Descartes’ ideeën zullen nog de uitgangspunten voor filosofen blijven tot de romantiek9.

 

4 Cartesiaanse wiskunde

Op wiskundig gebied heeft Descartes ook een zeer grote rol gespeeld. Zijn grote bijdrage tot de wiskunde was het gebruik van coördinaten10 voor het definiëren van een punt. Zelf zag hij niet al de mogelijkheden van zijn theorieën in. In het bijzonder hielt Descartes zich bezig met het differentiaalrekenen. Differentiaalrekenen is een onderdeel van de wiskunde dat werkt met oneindig kleine verschillen. Waardoor het bijzonder geschikt is om problemen op te lossen bij dingen die bewegen.

De differentiaalrekening werkt met functies. De bedoeling van differentiaalrekenen is uit de functie van een kromme de functie van een raaklijn op die kromme te berekenen.

  4.1 Helling van een kromme De helling of richtingscoëfficiënt van het lijnstuk AT wordt gedefinieerd als de richtingscoëfficiënt van een raaklijn: de lijn die net op dat punt (A) de kromme raakt. In de grafiek hiernaast is de helling van de kromme op punt A dezelfde als van de lijn AT, die in punt A net de kromme raakt. Deze helling kan worden benaderd door die van de rechte lijn AB, die A verbindt met B, een ander punt op de kromme. De helling van AB is k/h. Naarmate B dichter bij A komt, komt h dichter bij 0. De verhouding tussen deze twee benadert op een gegeven moment een vaste waarde die gelijk is aan de helling van AT. Differentiaalrekening houdt zich bezig met het berekenen van de helling van een willekeurig punt met behulp van de vergelijking van de kromme, y = f(x)

 

5 Bibliografie

Discours de la methode (1649)

Méditationes de prima philosophia (1641)

Principa (1644)

Traite des passions de l’ âme (1649)

6 Besluit

Tijdens het maken van dit werkstuk heb ik me verwonderd over hoeveel wiskunde en filosofie van elkaar afhingen. Niet alleen hoe wiskundig Descartes zij filosofie opbouwde maar ook hoe de wiskunde en andere wetenschappen afhingen van de godsdienstige overtuiging van de wetenschapper. Descartes’ streven om van filosofie een soort wiskunde te maken (als je bijvoorbeeld met iemand een meningsverschil op filosofisch terrein heb kan je bij wijze van spreken, pen en papier er bij nemen, om zo op een wiskundige manier te zien wie er gelijk heeft) was typisch voor zijn tijd toen wetenschappen en wiskunde in het bijzonder een sterke opmars maakten.

Ook ben ik verrast van de invloed die de verschillende Kerken toen nog hadden op het denken van geleerden zoals Descartes. Soms betwijfel ik of dat Descartes zijn godsbewijs zelf wel geloofde, omdat de redenering erachter zo twijfelachting is. Wat hij, naar ik vermoed, zelf ook heeft ingezien. Of erkende hij enkel het bestaan van een God om niet in aanraking te komen met de overheid?

Door dit werk te maken ben ik meer de gewoontes en het leven van de humanist gaan inzien en begrijpen. Dit werk maken was zeker meer dan een aangename bezigheid.

7 Bronvermelding

HANS JOACHIM STÖRING, Geschiedenis van de westerse filosofie, Spectrum, Utrecht 1996

Standaard Encyclopedie, Spectrum, Utrecht 1967

Microsoft Encarta 97

Microsoft Encarta 98

BERTRAND RUSSEL, geschiedenis van de westerse filosofie, Servire Katwijk aan Zee, 1981

JOSTEIN GAARDER, De wereld van Sofie, houtekiet/fontein, Antwerpen, 1994

PROF. VERRIJCKEN, Fundamentele Wijsbegeerte, Universitas, Antwerpen, 1997

Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, Unieboek, Bussem, 1980

8 Voetnoot

Praktiserend Katholiek1:Iemand die zijn geloof ook in de praktijk toepast.

Ketterijen van Galilei2: Galilei , een Italiaans astronoom had onder meer ontdekt de aarde rond de zon draaide en niet de zon rond de aarde zoals het in de bijbel stond.

Kant3: (1724-1604) Duitse filosoof die sterk bij de romantiek aanleunde.

Scholastiek4:Middeleeuws denkstroming die probeerde de Romeinse en Griekse gedachten te verzoenen met het middeleeuws denken.

St.-Auguntinus en Thomas van Aquino5: twee belangrijke personen in de scholastiek Axioma6: een uitgangspunt dat niet bewezen kan worden dat je moet aannemen. Het is een begin waar al de rest opgebouwd is.

Deterministisch7: voorbestemd

Materialisten8: denkstroming die het geestesleven ging minimaliseren.

Romantiek9: nieuwe filosofische stroming (circa 1750) die minder verstandelijk ging denken maar meer het hart liet spreken.

Coördinaten10: Plaatsaanduiding van een punt in een assenstelsel.

REACTIES

H.

H.

3.2 Descartes
lees verder en ondek, dat eindig moet vervangen worden (zie onderaan het citaat.).door oneindig....naar ik meen. Dus onvolmaakt gaat samen met eindig zoals volmaakt met oneindig.....dus waarschijnlijk een drukfoutje...tenzij...

Zelf zijn we maar een eindig en onvolmaakt wezen. Ons denken is onvolmaakt omdat het een eindig denken is. Onvolmaaktheid en eindigheid is pas merkbaar tegenover een volmaakt en eindig iets. Hier knelt voor mij het schoentje..

18 jaar geleden

I.

I.

Hallo,
Bij je bronvermelding staat dat je encarta 97 en 98 hebt gebruikt als bron, maar is dat een computerprogramma? En geeft het goede info?
Ik hoor het wel,
groetjes Ikram

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.