Syncopen: tegenaccenten.
Staccato: stotend.
Legato: gebonden.
Wals: dans voor twee personen.
Polyritmiek: gelijktijdig spelen van verschillende ritmes.
Ritmesectie: ritme instrumenten.
Voice-over: gesproken tekst bij beelden.
Documentaire: werkelijke gebeurtenissen en feiten.
Fictief: verzonnen.
Flashbacks: fictieve terugblikken.
Close-up: heel dichtbij.
Mediumshot: verder weg.
Totaalshot: van top tot teen.
Cut: harde overgangen tussen scènes.
Monteren: aan elkaar plakken van de scènes.
Volksdansen: dansen die voortkomen uit de gewoontes van een volk en die vaak nog gedanst worden.
Expressionistisch: nadruk op gevoelens.
Minimal art: stijl gebaseerd op abstracte vormen die niet echt een betekenis hebben.
Abstract: zonder herkenbare voorstelling.
Installaties: kunstwerken bestaande uit verschillende onderdelen.
Webkunst: kunst speciaal gemaakt voor het internet.
Cabaret: toneelvoorstelling met spottende grapjes.
Stand-up comedy: alleen de persoon zelf zonder hulpmiddelen zoals bij cabaret.
Sketches: korte toneelstukjes
Typetje: figuur met een uitvergrote karaktertrek.
Improvisatie: op het moment verzonnen.
Dialoog: tweespraak.
Kleinkunst: lichtvoetige kunst, cabaret.
Thora: 1e vijf boeken van de joodse bijbel.
Sjabbat: laatste dag van de week, rustdag.
Synagoge: joodse kerk.
Keppeltje: klein rond petje.
Orthodox: streng gelovig.
Hoofdstuk 2
3.7
ADVERTENTIE
Zeker slagen in 50 dagen! 🎓
Examenleerlingen opgelet: over 50 dagen is het zo ver! Wil jij ook slim leren, zeker slagen? Ontdek alle tips, tests, trucs en tools van Examenbundel en sleep dat diploma binnen. Wil je zeker weten dat je niks mist? Meld je dan snel aan en ontvang alle tips in je mail!
Ik wil slagen!
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden