Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Module 1

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 6e klas vwo | 817 woorden
  • 20 mei 2011
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
MODULE 1
Economie: wetenschap die bestudeert hoe mensen omgaan met alternatief aanwendbare middelen waarmee ze hun behoeften bevredigen – behoeftebevrediging in een bepaald gebied, bijv. Nederland
Behoeften: wensen van mensen
Basisbehoeften: minimaal-noodzakelijke levensbehoeften: kleding, voeding, beschutting
Preference drift: opwaartse bijstelling van het gewenste niveau van behoeftebevrediging
Reference drift: verdwijning van een deel van de behoeftebevrediging door vergelijking met anderen die het beter hebben
Goederen en diensten: zaken waarmee behoeften kunnen worden bevredigd

Vrije goederen: niet-schaarse goederen die in behoeften kunnen voorzien
Produceren: maken van goederen en diensten mbv productiefactoren
Consumptiegoederen: goederen en diensten die door consumenten worden gebruikt om in hun behoeften te voorzien
Productiegoederen of kapitaalgoederen: goederen die worden gebruikt bij de productie van goederen en diensten
Productiefactoren: factoren kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap
Natuur: natuurlijke hulpbronnen, ligging, bodemgesteldheid, rivieren, etc.
Arbeid: geestelijke en lichamelijke inspanning van mensen ten dienste van productie
Ondernemerschap: het vermogen de productiefactoren KAN te combineren tot producten waarmee winst kan worden behaald
Vaste kapitaalgoederen: kapitaalgoederen die langer dan 1 productieproces meegaan: machines, fabrieken etc.
Vlottende kapitaalgoederen: kapitaalgoederen die tijdens het productieproces helemaal verbruikt worden: grondstoffen, hulpstoffen, energie
Kapitaal: vaste en vlottende kapitaalgoederen
Grondstoffen: stoffen die in het eindproduct zijn terug te vinden

Hulpstoffen: stoffen die niet in het eindproduct zijn terug te vinden, bijvoorbeeld energie die verbruikt is om machine te laten werken
Vermogen: som geld, geldkapitaal
Schaarste: spanning tussen onbegrensde behoeften en beperkte middelen
Alternatief aanwendbare middelen: middelen die kunnen worden gebruikt ter bevrediging van uiteenlopende behoeften
Prioriteiten stellen: gewenste zaken rangschikken in volgorde van belangrijkheid
Alternatieve kosten: kosten uitgedrukt in het opgeofferde alternatief
Welvaart: mate waarin de schaarste is opgeheven, of de mate waarin in de behoeften is voorzien door het gebruik van schaarse, alternatief aanwendbare middelen
Welstand: geproduceerde goederen en diensten
Welzijn: mate waarin behoeften worden bevredigd zonder opoffering van schaarse alternatief aanwendbare middelen
Model: gestileerde weergave van een deel van de werkelijkheid
Gedragsvergelijking van een model: vergelijking die gedrag beschrijft van mensen die in het model een rol spelen
Evenwichtsvoorwaarde van een model: voorwaarde die beschrijft wanneer de wensen van mensen in het model vervuld zijn
Endogene grootheden van een model: grootheden die door model moeten worden verklaard

Exogene grootheden van een model: van buitenaf gegeven grootheden waarmee endogene grootheden worden verklaard
Falsificatie van een theorie: weerlegging van een theorie
Positieve wetenschap: wetenschap die laat zien hoe iets is
Normatieve wetenschap: wetenschap die zegt hoe iets behoort te zijn

Consumeren: gebruiken of verbruiken van goederen en diensten om de behoeften te bevredigen
Duurzame consumptiegoederen: goederen en diensten die meer dan één keer gebruikt kunnen worden
Niet-duurzame consumptiegoederen: goederen en diensten die bij het consumeren in één keer verbruikt worden
Begroting: overzicht van verwachte ontvangsten en uitgaven in een bepaalde periode
Vaste lasten: betalingen die steeds weer gedaan moeten worden omdat je een bepaalde verplichting op je hebt genomen
NIBUD: instelling die voorlichting geeft aan consumenten over geldzaken
Budgetonderzoek: onderzoek hoe gezinnen hun geld besteden
Consumptiegoederen: wijze waarop een gezin gewoon is zijn bestedingen te doen
Koopkracht: hoeveelheid goederen en diensten die voor een gegeven geldbedrag kan worden gekocht

Reclame: overbrengen van een boodschap door een adverteerder om zijn afzet gunstig te beïnvloeden
Promotie: reclame en niet-commerciele communicatie samen
Demonstratie-effect: aankoop van goederen die status en prestige uitstralen
Keeping up with the Joneses: het koopgedrag laten bepalen door de aankopen van bijv. de buren of de chef op kantoor
Consumentisme: beweging die ijvert voor meer recht en macht van de consument, en ook de consumptie maatschappelijk aanvaardbaar wil laten zijn
Consumentenbeleid: beleid dat gericht is op bescherming van de consument
Consumptiebeleid: beleid waarmee de overheid het consumeren wil beïnvloeden
Duurzame ontwikkeling: zodanige inrichting van productie en consumptie dat behoeftebevrediging van latere generaties niet in gevaar wordt gebracht

Ceteris paribus: onder gelijkblijvende overige omstandigheden
Vraaglijn: grafische voorstelling van wat een consument van plan is te kopen
Individuele vraaglijn: vraaglijn die laat zien welke hoeveelheden van een hoed de individuele consument wil kopen bij uiteenlopende prijzen van dat goed
Collectieve vraaglijn: vraaglijn die laat zien welke hoeveelheden van een goed de gezamenlijke consumenten willen kopen bij uiteenlopende prijzen van dat goed

Substitutiegoederen: goederen die elkaar kunnen vervangen
Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen
Inferieure goederen: goederen die minder gevraagd worden bij een stijging van het inkomen
Prijselasticiteit van de vraag: verhoudingsgetal dat laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als de prijs met één procent verandert
Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag: verhoudingsgetal dat laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als de prijs van het substitutiegoed met één procent verandert
Budgetelasticiteit van de vraag: verhoudingsgetal dat laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert als het budget met één procent verandert
Wet van Engel: verschijnsel dat gezinnen met een laag inkomen relatief groot deel hiervan aan voeding uitgeven
Engel-curve: curve die het verband aangeeft tussen gevraagde hoeveelheid van een hoed en hoogte van budget of inkomen
Drempelgoed: een goed dat pas voorbij een zekere hoogte van het budget wordt gekocht
Inelastische vraag: vraag naar goed waarbij procentuele hoeveelheidverandering kleiner is dan de procentuele prijsverandering; elasticiteit ligt tussen -1 en 0
Elastische vraag: vraag naar goed waarbij de procentuele hoeveelheidverandering groter is dan de procentuele prijsverandering; elasticiteit is kleiner dan -1
Volkomen inelastische vraag: gelijkblijvende gevraagde hoeveelheid van een goed bij prijsverandering

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.