Hoofdstuk 6 koude oorlog

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas vwo | 957 woorden
  • 11 mei 2011
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 7
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Koude oorlog: Spanningen tussen de VS. en de Sovjet-Unie na de 2e wereldoorlog.
Totalitaire staat: een staat met één partij en één ideologie.
Communisme: Sovjet-Unie, iedereen is gelijk. Alles hetzelfde, volk niet zo veel te zeggen.
Kapitalisme: VS., winst voor eigen mensen.
Wereldrevolutie: heel de wereld veranderd.
Dictatuur: Sovjet-Unie, een iemand heeft de macht.
Democratie: VS. het volk mag meebeslissen.
IJzeren Gordijn: scheiding tussen het communistische en het kapitalistische deel van Europa.

Trumandoctrine: de laatste regel van zijn rede, Amerika heeft het recht een land te helpen
als daar communisten aan de macht proberen te komen. 
Harry S. Truman: amerikaanse president.
Jozef Stalin: Russische leider overleed in 1953.
Marschallhulp: de hulp van Amerika aan Europa om de economie weer op te bouwen.
Containmentpolitiek: het tegengaan van het uitbereiden van het communisme. 
Verschillend hoe mensen er over denken.
Tweedeling van Duitsland: Na de 2e wereldoorlog besloten Duitsland te besturen door de
Sovjet-Unie en het westen. Met de koude oorlog mislukte dat helemaal. Amerika en Engeland gingen met elkaar en kregen de D-mark. Stalin vond dat het tegen de regels ging. Hij blokkeerde west-Berlijn. Amerika vond dat als dreiging dat Stalin alles communistisch zou maken en Amerika begon met een luchtbrug, dat Berlijn van voedsel voorzag. De blokkade mislukte door de luchtbrug.
BRD (bondsrepubliek Duitsland): in 1949 alle westelijke zones en west-Berlijn werden een

zelfstandige staat.
DDR (Duitse Democratische Republiek): Maand na de BRD opgericht. Door de Sovjet-Unie in
de oostelijke bezettingszone opgericht.
NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie): opgericht in 1949 moest het overwicht van
de Sovjet-Unie in Europa minder maken. Paste in de Containmentpolitiek.
Warschaupact: in 1955 opgericht, eigen bondgenootschap van de Sovjet-Unie.
Nikita Chroesjtsjov: nieuwe partijleider. Probeerde relaties met het westen te verbeteren.
Maakte een einde van de terreur van Stalin. Hij gaf de Russen meer vrijheid. 1956 opstand in Hongarije liet hij neerslaan.
Vreedzame Coëxistentie: Oost en West moesten ondanks de verschillen met elkaar kunnen
leven. Ideaal van Chroesjtsjov.
Domino-effect: als een staat communistisch werd, zouden andere staten erbij het ook snel
worden. Doordat Russen in Noord-Korea een communistische regering aan de macht hadden geholpen, China was ook al communistisch door Mao Zedong. Ook Noord-Vietnam was al communistisch.
John F. Kennedy: president van Amerika.

Cuba-Crisis: 1959 een groep revolutioneren een staatsgreep onderleiding van Fidel Castro.
Hij maakte van Cuba een socialistische staat. Amerikaanse bedrijven kwamen in handen van de Cubaanse staat. Amerika ging Cuba boycotten. Castro had handelsverdragen met de Sovjet-Unie. Hij liet raketten en atoomkoppen op Cuba plaatsen. 1962 werd dat ontdekt door Amerika. Kennedy besloot een zeeblokkade. Chroesjtsjov riep al z’n schepen en raketten terug. Amerika zou Cuba niets aandoen.
Vietnam-oorlog: 1954 opgedeeld in Noord en Zuid Vietnam, Noord communistisch, zuid
kapitalistisch. In Zuid-Vietnam ontstond de Vietcong, guerrillabeweging dat zich tegen de dictator Ngo Dinh Diem verzette. President Johnson dacht dat Noor-Vietnam hun steunde en gaf toestemming om Noord-Vietnam te bombarderen. 1968 ook 500.000 soldaten naar Zuid-Vietnam om te vechten. Ze konden niet winnen toen erg veel kritiek. Imago erg beschadigd.
Opstand in Tsjechoslowakije: 1968 voerde de leider Dubcek hervormingen die leidden tot
meer vrijheid voor de bevolking. De Russen maakten daar met geweld een einde aan.
Leonied Brezjnev: Russische leider, verving Chroesjstjov in 1964. Maakte de
Brezjnevdoctrine.
Brezjnevdoctrine: door Brezjnev, als een communistische staat en de communisme wordt
aangetast en de communistische eenheid wordt bedreigd mag de Sovjet-Unie dit voorkomen.
Wapenwedloop: 1949 Sovjet-Unie een atoombom gemaakt, daardoor de wapenwedloop.
1963 ondertekenden de supermachten een verdrag dat kernproeven boven de grond en onder water verbood. 1964 had China een eigen atoombom, aandringen van VN 1968 het Non-Proliferatieverdrag. Om verspreiding van kernwapens te voorkomen onder landen die nog niets hadden. 1969 verdere besprekingen voor wapen reductie.
Détente: 1970 periode van ontspanning. Hoogtepunt Nixon maakte in 1973 einde aan de

Vietnamoorlog. Had bezoek gebracht aan China om relaties met communistische landen te verbeteren. 1972 SALT I akkoord, beperking van intercontinentale atoomrakketen geregeld. 1975 sloten SU, VS, Canada en 33 Europese landen sloten een nieuw verdrag. Helsinki-akkoord, afspraken over ontwapening, mensenrechten, economisch samenwerken.
Ostpolitik: 1970 bezocht West-Duitse bondskanselier Brandt de Poolse hoofdstad. Wou
banden met oosten verbeteren. Er kwam een nieuwe politiek. 1972 BRD en de DDR voor het eerst als onafhankelijke staat.
Afghanistan: december 1979 viel Sovjet-Unie Afghanistan binnen, om communistische
regering tegen moslimrebellen te steunen. VS dacht dat de Sovjet-Unie de invloed op de olievelden wou uitbereiden. De besprekingen tussen Amerika en Rusland over Strategische wapens werden afgebroken. Oorlog slecht voor Russische economie. Defensielasten meer dan 15 % van het inkomen.
Polen: 1980 Poolse havenarbeiders begonnen aan massale staking. Richten de vrije vakbond
Solidariteit op. Had geen band met de communistische partij. De druk op de Poolse regering zo groot, was nog nooit achter het ijzeren gordijn gebeurd. Solidariteit tot een miljoenen beweging. Solidariteit werd verboden omdat ze andere vorming van vrije vakbonden in andere landen opriep. Het communisme begon te kraken.
Michail Gorbatsjov: 1985 nieuwe leider van Rusland, besefte dat er veel moest gebeuren om het weer goed te krijgen. Boeren van ver moesten door Ambtenaren betaald worden, dat kon niet.
Perestrojka (hervorming): Bedrijven meer verantwoordelijkheid krijgen en doelmatiger
produceren.
Glasnost (openheid): Burgers de mogelijkheid om kritiek op de regering te geven. Hij wou
het communisme niet ter discussie stellen, maar de economie zou veel geld kosten. De wapenwedloop kon niet volgehouden worden. Gorbatsjov haalde de dure Sovjettroepen weg uit de landen van het Warschaupact.
Ronald Reagan: 1980 nieuwe president van Amerika. Amerika het sterkste land en Sovjet-

Unie ‘evil empire’. Verstedigde defensie en lanceerde nieuw verdedegingsplan: SDI (strategisch Defensie Initiatief). VS met ruimteschilden tegen kernraketten beschermd zijn. 1985 ontmoette hij Gobatsjov en in december 1988 voor het eerst in Moskou met een handtekening onder het INF-akkord. Amerika en Rusland alle kernwapens voor een middellange afstand vernietigen.
Berlijnse Muur: 1989 solidariteit toegestaan. In DDR ook onrustig 70.000 mensen zwijgend
in Leipzig geprotesteerd. Honecker trad af. Zijn opvolger openden op 9 november de doorlaatposten in de Muur. Oost-Duitsers naar de BDR. Andere braken de muur af. Na 28 jaar oorlog voorbij.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.