Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas vwo | 337 woorden
  • 11 juli 2007
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie Begrippen Hoofdstuk 1. Productieve inspanning: Werkzaamheden die leiden tot een resultaat, dienst of product
Primair inkomen: Beloning voor de activiteit in vorm van een inkomen
Secundair inkomen: Inkomen / beloning zonder iets te doen. Uitkeringen bij ziekte/ arbeidsongeschiktheid
Onbetaald werk: Activiteiten doen zonder inkomen. Huishoudelijk werk, vrijwilligerswerk bij clubs
Wit inkomen: Het loon dat je verdiend is bekend bij de belastingdienst
Zwart inkomen: Het loon dat je verdiend is niet bekend bij de belastingdienst

Grijs inkomen: Het loon dat je verdiend is gedeeltelijk bekend bij de belastingdienst
Concrete markten: Vraag naar arbeid door werkgevers en het aanbod van arbeidskrachten op een concrete plaats en tijdstip bij elkaar gebracht. Vb arbeid- / uitzendbureaus. Abstracte markt: De hele Nederlandse arbeidsmarkt. Totale aanbod + totale vraag
Heterogeen product: Iedere werkende is anders, niet spreken van één markt. Arbeid is een heterogeen product
Arbeidsaanbod (beroepsbevolking) Mensen die een baan zoeken, en mensen die werken
Potentiële beroepsbevolking 15-64 jaar. Werkenden, werkzoekende, arbeidsongeschikten, studenten
Officiële beroepsbevolking 15-64 jaar. Werkt / officieel ken te willen werken bij Arbeidsbureau
Geregistreerde werkloze: Bij Arbeidsbureau laten weten te willen werken
Afhankelijke beroepsbev./werknemers: Mensen die een dienstbetrekking hebben bij een particulier bedrijf, of bij de overheid. Zelfstandige beroepsbevolking: Geen werkgever, ongeveer 12 % in Nederland. Vb slagers, notarissen, belastingconsulenten
Absoluut: Qua getallen. 12 miljoen in Duitsland is 2keer zoveel. Arbeidsparticipatie / arbeidsdeelname: De werkende beroepsbevolking in verhouding tot bijvoorbeeld de totale bevolking of de potentiële beroepsbevolking
Vergrijzing: Meer ouderen en minder jongeren

Ontgroent: Minder kinderen. Nederland wordt ouder
Minimumloon: Laagste wettelijk vastgestelde loon
Institutionele factoren: Regels, wetten en instellingen
Ontmoedigingseffect: Veel werklozen of slechte economische vooruitzichten, daardoor blijven mensen langer op school en laten zich niet meer inschrijven als werkzoekende
Aanzuigeffect: Als het goed gaat met de economie, mensen laten zich dan eerder inschrijven als werkzoekende. Het omgekeerde van het ontmoedigingseffect. Arbeidsvraag: Alle werkenden en alle openstaande arbeidsplaatsen
Vacatures: Openstaande arbeidsplaatsen
Bestedingen / effectieve vraag: Totale vraag van goederen en diensten
Arbeidstijdverkorting (ATV): Korter werken. Bijvoorbeeld 38 urige werkweek. Arbeidsduurverkorting (ADV): Werkweek verkorten. Bijvoorbeeld 4 dagen in de week. Substitutie: Vervanging van arbeid voor kapitaal

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.